"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Victors zomer

Zaterdag, 25 augustus, 2007

Geschreven door: Zeger van Herwaarden
Artikel door: Pieter Wybenga

Zonder ellebogen kom je nergens

Toscane is het land met de prachtig rollende heuvels, de overweldigende kunstschatten, het heerlijke eten en de alles verstillende rust; kortom, de plek waar het heerlijke leven zich afspeelt. Deze clichévorming zorgt er ondermeer voor dat het land rondom Florence menigmaal misbruikt wordt als het decor van zoetsappige wegwerpromans.

De uitgeverij van Victors zomer, het literaire debuut van schrijver en (sport)journalist Zeger van Herwaarden, hoopt met de op de kaft gedrukte zin ‘terugreis naar een jeugd in Toscane’ waarschijnlijk liefhebbers van het cliché te overtuigen om ook dit werk toe te voegen aan hun collectie boeken over la dolce vita.

Helaas komen ze dan bedrogen uit. Niks geen lofzang, noch een verhaal over hoe te onthaasten. Victors zomer, dat zich in een zomervakantie aan het einde van de jaren tachtig, ergens in een dorp tussen Florence en Sienna afspeelt, vertelt het verhaal van de 16-jarige Victor die zolang hij zich kan herinneren daar elke zomer doorbrengt, in het huisje van zijn ouders. Maar makkelijk heeft hij het deze zomer allerminst; met de trein keert hij eerder terug naar huis.

‘September zou snel komen. School, vrienden, zomer afgelopen.
Tot aan Bologna wist ik mijn twijfels nog de kop in te drukken met het alles overkoepelende idee dat het goed was wat ik deed. Nee, ik zat prima, dat was wel zeker. Met mijn rug naar het noorden verloor het landschap aan verleidelijkheid.’

Sociologie Magazine

Jaren later stapt Victor weer in diezelfde trein, maar dan om weer terug te gaan naar de plek waar hij sindsdien niet meer geweest is. In een plezierige, licht melancholieke stijl met hier en daar mooi poëtisch taalgebruik beschrijft Van Herwaarden Victors herinneringen aan een zomer waarin hij te maken kreeg met problematiek die elke puber te verstouwen krijgt; verliefdheid, vriend- en vijandschap, maar ook zwaardere zaken zoals een ernstig zieke vriend en vader.

Victor probeert met deze last op zijn schouders zijn eigen plek te veroveren. Het feit dat hij dit moet doen in een vreemd land maakt de zaken niet bepaald makkelijker. Symbolisch hierbij zijn de momenten waarop Victor de carrièreontwikkelingen van zijn held Marco van Basten bij AC Milan volgt. Gekluisterd aan de buis in de lokale bar, onder schamperend commentaar van de barman, ziet Victor dat Van Basten maar moeilijk lijkt te aarden bij zijn nieuwe ploeg – de doelpunten blijven uit – en in de Italiaanse competitie, waar niet op elke overtreding een fluitsignaal volgt. Totdat Van Basten dan maar besluit om zich ook met het gebruik van enig geweld te doen laten gelden.

‘“Hij gaat scoren,” zei ik. “Hij moet nog wennen. Hier spelen ze anders. Veel harder dan in Nederland.”

“Volwassener,” zei Mauro alsof hij me verbeterde […].’

Mauro is Victors vriend en voorbeeld. Enige jaren ouder en de beste voetballer uit het dorp. Samen praten ze over poëzie – Mauro schrijft en ook Victor doet een poging – en luisteren ze naar de muziek waar elke intellectuele, dromerige puber mee dweept: The Doors. ‘Zomers, dromerig en vol melancholie waren de klanken.’

Niet dat het ergens zwaar, pretentieus of weeïg overkomt, want Van Herwaarden relativeert op de juiste plekken in zijn verhaal. Vooral de soms komische schetsen van bloedserieuze dorpsvoetbalwedstrijden – waar de postbode de gelukkige winnaar van de wekkerradio is (‘Misschien krijgen we onze post nu een keer voor de siësta’) – zijn zeer vermakelijk en doeltreffend als het gaat om een goede beschrijving van de Italiaanse volksgeest. Ook de zware kost van de ernstig zieken worden op de juiste momenten met aardige passages opgefleurd.

‘Van zijn nachtkastje ging hij naar de kast in de hoek. Even uithijgen, om vandaar voetje voor voetje naar de vensterbank te gaan. Zijn hoofd boog. Een pas op de plaats, momenten van aarzeling […] Terug naar het bed, eindpunt van een wandeling die vele malen meer inhield dan de paar meter die zij besloeg. […]
“De volgende keer mag ik de gang op,” zei hij, maar ik zag hem nog niet zo een, twee, drie over de gang heen en weer banjeren. Mijn vader klonk echter zo trots als een kind dat had leren fietsen en voor het eerst op eigen kracht rondreed, dus wie was ik om kanttekeningen te plaatsen?’

Van Herwaarden gunt het verhaal ook om een andere reden niet de tijd om te verzanden in wellicht weinig interessante puberproblematiek of pathetische passages. Hij houdt het met 160 pagina’s simpelweg kort, waarbij de verschillende scènes elkaar snel opvolgen. Keerzijde daarvan is dat hij zichzelf niet veel ruimte geeft voor nevenplots, verdere uitdieping van bijkarakters en sfeerbeschrijving. Vooral dat laatste zullen de mensen die voor de verkooptruc van De Arbeiderspers zijn gevallen waarschijnlijk missen: waar zijn de beschrijvingen van dat prachtige landschap waar het leven zo rustiek is?

Maar la dolce vita blijft (gelukkig) ver te zoeken. De setting lijkt eerder om een andere reden gekozen. Deze is ideaal om de centrale thematiek een extra lading te geven: het gevecht om acceptatie, in een dorp waar je een vreemdeling bent. En blijft, zo ontdekt Victor. Net als bij Van Basten blijkt dat je je alleen staande houdt met enig geweld: zonder ellebogen kom je nergens.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.