"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vlucht

Zaterdag, 4 november, 2017

Geschreven door: Christopher Petersen
Artikel door: Johan Klein Haneveld

Enthousiaste YA-fantasy voor dierenliefhebbers

[Recensie] Disclaimer: dit boek is uitgegeven door Macc, waar ook mijn Krakenvorst-boeken zijn uitgegeven. Ik heb twee dagen met de auteur achter de kraam gestaan op Castlefest, waar we heel toffe gesprekken hadden over schrijven, verbeelding en theologie. We hebben onze boeken met elkaar geruild.

Het is altijd een dilemma als je zelf ook schrijver bent en iemand leert kennen als sympathieke auteur, en je gunt die ander een goede verkoop. Maar je bent tegelijk een behoorlijk kritische lezer, die steeds op zoek is naar het beste van het beste en anderen ook die kant op wil leiden (en het leuk vindt zijn mening op papier te zetten). Dat kan zorgen voor ongemakkelijke recensies. Een oplossing is een stap opzij te doen en je te realiseren dat een boek het debuut is van een jonge auteur, en de potentie te zien die op het punt staat zich te ontplooien.
Want potentie heeft Christopher zeker. Hij is een schrijver in hart en nieren, en weet in dit boek goede karakters neer te zetten (Tobias is het humoristische, sarcastische hart van het verhaal) en maakt het ze ook knap moeilijk, voegt langzaam lijnen samen van een spannend plot (van hints naar werkelijkheid, en met interessante conflicten tussen de verschillende provincies en partijen in het boek), en heeft op verschillende momenten een opvallende diepgang. Zoals in discussies over het loslaten, en het belang van zelfreflectie. De proloog is ook scherp neergezet en deed me aan het eind van het boek eraan terugdenkend glimlachen.
Wat ik van de auteur heb begrepen is dat hij dit boek is gaan schrijven na het lezen van de Harry Potter boeken (met name The prisoner of Azkaban) en dat hij het idee van de Animagus zo boeiend vond – tovenaars die in dieren kunnen veranderen. Hij heeft op basis van dit idee een Young Adult-trilogie geschreven, waarvan dit het eerste deel is. Wie fan is van de Harry Potter-verhalen, en dan met name deel 4 (The Goblet of Fire), kan ik dit boek van harte aanraden. De hoofdpersonen hebben ongeveer dezelfde leeftijd als Harry en zijn kameraden, vormen leuke vriendschappen en vertonen hetzelfde ademloze enthousiasme. De karakters komen terecht in een nieuwe wereld, leren hun gaven te gebruiken en worden op de proef gesteld. Veel lezers zullen zich daar prima mee vermaken. Ik ben zelf ook heel benieuwd naar de vervolgen!

Helaas uit het feit dat het een debuutroman is zich in enkele onvolkomenheden, die mij toch een beetje uit het verhaal haalden. Maar het zijn onvolkomenheden die ik terug herken van mijn eigen debuut. Toen stapte ik in enkele van dezelfde kuilen, en goede adviezen van schrijfdocenten en critici zorgden dat ik ze later grotendeels wist te vermijden. Wat me opviel was bijvoorbeeld de niet consequente wereldopbouw. De suggestie is dat het een wereld is met middeleeuwse wapens en vervoermiddelen. Ik zie geen tekenen van industrie of wetenschap, en ook niet van landbouw en dergelijke. Maar mensen ontbijten behoorlijk modern met koffie en roerei. Ze dragen gekleurde lenzen in hun ogen (en mensen herkennen direct lenzen als ze ze zien). Ze hebben het over adrenaline, en spreken over ‘softies’ (wat Engels is). De wereld is op deze manier niet zo samenhangend dat ik er echt in ga geloven.
Voor een boek over dieren hadden de dieren bovendien wat meer op echte dieren mogen lijken. Zo ging ergens een vleermuis staan (terwijl ze meer hangen of op de grond kruipen, maar niet staan), was er een kolibrie die broodkruimels at, en legde een cheeta grote afstanden heel snel af, terwijl deze katachtigen in werkelijkheid maar een paar seconden kunnen sprinten.
Verder was het taalgebruik nog wat onontwikkeld. Er was veel sprake van herhaling van woorden en begrippen, zo las ik een keer twee keer ‘emotieloos’ op een pagina, en in andere gevallen dezelfde woorden in één zin. Ook waren zinnen nodeloos complex door herhaling van begrippen. Er waren veel passieve bewoordingen en ik kwam een heel aantal d/t-fouten tegen. Het zijn allemaal dingen waarvan ik weet dat een schrijver kan leren ze te vermijden, en ik denk ook dat de auteur daarin zal groeien. Zijn enthousiasme schijnt in elk geval van elke pagina af, en dat is toch het belangrijkste!

 —
 Eerder verschenen op Hebban

Boekenkrant