"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vogels die vlees eten

Dinsdag, 18 mei, 2010

Geschreven door: Thijs de Boer
Artikel door: Karlijn de Winter

Waanzinnig claustrofobisch

Bestaat er een wredere plek om te wonen dan een gebouw waar de gangen geen begin en geen einde hebben, waar je enkel rondjes kunt lopen? Vroeger werden demente bejaarden er weggestopt; tegenwoordig is het aan psychiatrische patiënten om er hele dagen te ijsberen. Net als hun stappen gaan ook de woorden van dit eerste verhaal in Thijs de Boers bundel Vogels die vlees eten op in een harde cadans. Door de witregels en herhalingen klinken ze almaar dwingender. Eenmaal in dit universum van Vogels die vlees eten is er geen ontsnappen meer aan.

Waarom de hoofdpersoon en ik-verteller, een jongeman vermoedelijk, in deze psychiatrische instelling verblijft wordt nooit helemaal duidelijk. Het lijkt te komen door iets buitensporigs dat hij heeft gedaan – maar wat precies? Vanwege zijn labiele toestand is hij geen al te betrouwbare verteller. Sowieso vermijdt hij het angstvallig om in het verleden te graven; hij blijft liever in het hier en nu van dit gebouw rondjes lopen en zijn medepatiënten observeren: ‘En hier ben ik, tussen al deze gekken. En het enige wat we allemaal met elkaar gemeen hebben, is dat we willen vergeten.’

De hoofdpersoon uit dit eerste verhaal, ‘Loopdrang’, is niet de enige uit Thijs de Boers debuutbundel die bij een ‘psych’ onder behandeling is. Allemaal zijn ze om de een of andere reden wel wankel van geest te noemen. Als het niet door een diep weggestopte, traumatische gebeurtenis is, dan wel door de verdovende middelen. Het levert in ieder geval een buitenissig scala van niet alleen onbetrouwbare, maar ook onberekenbare vertellersstemmen op.

Zo toont ‘Requiem’ hoe een vader met een aardappelschilmesje in bad zelfmoord pleegt, terwijl zijn zoon niet thuis is: ‘Dit gebeurt allemaal terwijl ik in de plaatselijke supermarkt de plank met witte bonen in tomatensaus bijvul.’ Naarmate er meer zelfmoordscènes volgen (steeds met een andere methode), wordt duidelijk hoezeer alles zich slechts in het hoofd van de jongen afspeelt. Obsessief fantaseert hij het overlijden van zijn vader bij elkaar, terwijl hij ondertussen vakken vult en na het werk alvast talloze versies van de begrafenisrede op papier zet.

Kookboeken Nieuws

De waarheid, de werkelijke toedracht van alles, is iets dat De Boers personages maar moeilijk onder ogen kunnen of willen zien: ‘En dan denk ik na over de waarheid, dat ze zeggen dat de waarheid je zal bevrijden, maar ik denk: nog vaker zet de waarheid je juist gevangen, omdat ze niet kan bewegen.’

Als lezer zou je echter denken dat als de hoofdpersonen wat helderder van geest waren, dat voor henzelf heel wat verlichting zou scheppen. Want juist hun grote verwarring creëert nu een uitermate beklemmende sfeer. Dat maakt de verhalen zelf dan wel weer bijzonder sterk. Die beklemming zit overigens niet alleen in de geestestoestand van de personages, ook de onderkoelde manier waarop over hen verteld wordt draagt daaraan bij. Door de scherpe wendingen en de schrille contrasten is een ijzige rilling over je rug zo nu en dan niet te onderdrukken:

‘Soms liep ik over de straten met de baby hangend op mijn buik en dan legde ik mijn rechterhand op het hoofdje van het kleine ding en raakte ik de zachte plek aan boven op het kleine hoofd. Met mijn vingers ging ik dan over de plek heen en weer en voelde waar de schedel eindigde en het gat begin. En dan, op van die momenten dat ik gewoon even helemaal geen gedachten had en even helemaal niets voelde, hield ik mijn vingers stil boven op de zachte plek en duwde ik er zachtjes op. En daarna duwde ik er weer op, maar dan net iets harder. En daarna weer, harder weer, totdat ik van mezelf schrok.’

Vooral de kortere en strakker opgezette verhalen weten dat gevoel van gevangenschap op te roepen. Behalve ‘Loopdrang’ en ‘Requiem’ bijvoorbeeld ook ‘Ratten’, dat over een rattenplaag handelt die een Hollands maar tegelijk wereldvreemd aandoend dorpje teistert. Er zijn ook enkele langere verhalen met meer losjes aan elkaar verbonden scènes die je aandacht op den duur doen verslappen. ‘Schoon’, over een zoon die worstelt met zijn jeugd en de vele pleegvaders die daar een rol in speelden, is bijvoorbeeld wat te nonchalant opgebouwd en breed uitgesponnen. Dit langste verhaal uit de bundel krijgt daardoor iets vrijblijvends wat ook de uiteindelijke clou aan kracht doet inboeten.

In de beste verhalen van Vogels die vlees eten heeft De Boer een heel strakke, onomwonden manier van vertellen en weerstaat hij de verleiding om uit te waaieren. Hij laat hier zien het korteafstandsgenre heel goed te beheersen. De verhalen roepen een indrukwekkende spanning op tussen waarheid en waanbeeld, tussen onwetendheid en bedrog. Hoe summierder de aanwijzingen, hoe sterker deze verhalen confronteren met de benarde toestand van de personages. Je zou er zelf rusteloos en dwangmatig rondjes door gaan lopen, terug naar pagina één.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.