"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Voorbij het zelfbehoud

Zondag, 21 februari, 2021

Geschreven door: Laurens ten Kate, Jean-Luc Nancy, Wim Kuijt
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Verspilling geeft het leven zin

[Recensie] Wat men ook van Georges Bataille (1897-1962) moge vinden, men kan niet ontkennen dat hij razend populair is in ons land. [Deze recensie is uit 1991/red.] Sinds halverwege de jaren tachtig een aantal academici zich op deze Franse schrijver heeft gestort, is er een reeks van publicaties van en over Bataille in ons land verschenen.

Boeken als De innerlijke ervaring, De tranen van eros en Batailles eersteling, het gewelddadige en pornografische De geschiedenis van het oog uit 1928, verschenen in vertaling. Bataille is vooral populair bij kunstenaars, toneelspelers en, sinds Bert Verbong zijn recente film De onfatsoenlijke vrouw met een citaat van de meester begon, ook bij cineasten. De aantrekkingskracht van Batailles grensverleggende romans, maar vooral diens leven als hoerenloper en druggebruiker blijken een grote bron van inspiratie te zijn in ons o zo nuchtere en calvinistische land. Ook Batailles absurde jeugd – hij was de zoon van een blinde, aan syfilis lijdende vader en een suïcidale moeder, wordt in artikelen en documentaires steevast uitgebreid belicht.

Door de wellicht overtrokken aandacht voor het leven en de romans van Bataille wordt echter nog al eens vergeten dat Bataille ook een filosoof van betekenis was. Een boek dat in alle opzichten recht doet aan de wijsgeer Bataille, is de zojuist verschenen bundel Voorbij het zelfbehoud, gemeenschap en offer bij Georges Bataille. De bundel is de neerslag van het symposium Bataille als denker van de gemeenschap, dat in juni 1989 in Utrecht werd gehouden. Het bevat teksten van een aantal Nederlandse Bataillespecialisten en van de Franse filosoof Jean-Luc Nancy, wiens werk voor een belangrijk gedeelte op Bataille is geïnspireerd.

Centraal in de bundel staat de vaststelling dat er voor de notie van de gemeenschap in onze moderne Westerse samenlevingen geen plaats meer is. In de inleiding van Voorbij het zelfbehoud wordt zelfs gesproken van “het einde van de gemeenschap”. Aan de hand van een bespreking van Batailles idee van de gemeenschap probeert men deze stelling te beargumenteren. Daarvoor worden eerst vrij gedetailleerd de grondslagen van Batailles filosofie besproken, onder andere door de Utrechtse hoogleraar in de filosofie aan de Universiteit voor Humanistiek, Henk Manschot.

Foodlog

Potlach

Deze laat zien dat Bataille probeerde te achterhalen wat het bindende element is dat aan de basis van elke gemeenschap ligt. Begin jaren dertig ontwikkelde Bataille een theorie die, in tegenstelling tot het marxisme, niet arbeid, maar juist verspilling als bindende factor tussen mensen beschouwt. Verspilling is volgens Bataille datgene in een samenleving wat de opbrengst van arbeid en productie te niet doen en consumeert. Bataille bedoelt hiermee niet de noodzakelijke voedselconsumptie, maar feesten, luxe, offers, sport en spel, kunst, oorlogen en niet op voortplanting gerichte seksuele activiteiten. Deze aspecten van het menselijke leven maken, aldus Bataille, dat mensen bij elkaar leven en een gemeenschap vormen. Arbeid is niets anders dan een noodzakelijk kwaad om in leven te blijven. De ‘verspillende’ elementen echter geven het leven zin.

Bataille baseert zich onder andere op de Franse socioloog Marcel Mauss, die in zijn boeken enkele Noordamerikaanse Indianenstammen beschreef waar de zogeheten ‘potlach’, het weggeven van kostbare geschenken aan een andere stam, een terugkerende ritueel was. Vaak werden er meer goederen weggeven dan de stam zich kon permitteren. Op basis van de hoeveelheid weggegeven goederen verkreeg een stam aanzien en verwierf hij respect. Ook in veel oude religies speelde, aldus Bataille, in de vorm van offerpraktijken de verspilling een vooraanstaande rol. Hij noemt herhaaldelijk de offerrituelen van de Azteken, waarbij op hoogtijdagen honderden mensen aan de goden werden geofferd.

Volgens Bataille heeft het element van de verspilling in onze moderne geïndustrialiseerde samenleving niet meer de rol die het voorheen speelde. De religie heeft aan invloed ingeboet. Bovendien is een vergaande individualisering in de plaats gekomen voor gemeenschapsbanden die binnen religie, familie of volksbuurten gewoon waren.

In Voorbij het zelfbehoud staat beschreven hoe Bataille in de jaren dertig enkele geforceerde pogingen deed om een nieuwe gemeenschap, die gebaseerd was op zijn filosofie van de verspilling, in het leven te roepen. Zo richtte hij in 1937 het geheime genootschap Acephale op, een kleine club van mensen die experimenteerden met erotiek en offers. Binnen twee jaar viel de club echter uiteen. Het bestaan van een gemeenschap blijkt zich niet op een kunstmatige manier te laten afdwingen. Bataille besefte, zo stellen de Utrechtse theoloog Laurens ten Kate en publicist Wim Kuijt in hun bijdrage aan Voorbij het zelfbehoud vast, dat voor een gemeenschap in onze moderne tijd geen plaats meer is. Na het uiteenvallen van Acephale zou Bataille de verspilling voornamelijk in de privésfeer (vriendschap en erotiek) en de kunst, literatuur en poëzie gaan zoeken. De kunst en de literatuur, aldus Ten Kate en Kuijt, hebben de plaats van de verspilling overgenomen. In kunst en literatuur kan men tot uitersten gaan die maatschappelijk gezien niet meer mogelijk zijn. Dit verklaart wellicht waarom Batailles romans zo sadistisch en gewelddadig zijn. In de bijdrage van Jean-Luc Nancy aan Voorbij het zelfbehoud worden Batailles opvattingen van de teloorgang van de verspilling in onze cultuur toegespitst op het ultieme verspillingsritueel: het offer. Nancy schetst in het kort de geschiedenis van het offer in onze cultuur, en poneert de stelling dat in het westen de offerpraktijk zoals men die in oude religies kende, langzaam verdwenen is. Het offer is steeds meer vergeestelijkt, aldus Nancy. Het enige offer waarop bijvoorbeeld het christendom gebaseerd is, is de vrijwillige dood van Jezus; een zelfoffer dat nooit herhaald, maar wel voortdurend herdacht wordt. Volgens Nancy past de stap die Bataille maakte van het zoeken naar een nieuwe gemeenschap en offerpraktijk naar de vaststelling dat ons niets anders dan kunst en literatuur rest, in “het Westers proces van de vergeestelijking van het offer”. Een proces dat volgens Nancy onontkoombaar is.

Voorbij het zelfbehoud kan men beschouwen als een goede inleiding op de filosofie van Georges Bataille. In de over het algemeen helder geschreven teksten maakt de lezer kennis met hoofdthema’s in Batailles werk. Maar de auteurs hebben echter meer dan alleen een inleiding op Bataille willen schrijven. Zoals gezegd hebben ze ook willen onderzoeken in hoeverre er voor de notie van de gemeenschap nog plaats is onze Westerse samenlevingen. Allen gaan ze echter niet verder dan de analyses van Bataille. Met Bataille komen ze auteurs tot de conclusie dat het einde van de gemeenschap inderdaad is aangebroken.

De vraag of na het leven van Bataille gebeurtenissen en ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die Batailles theorieen onderuit halen, lijkt bij de auteurs echter niet op te komen. Kritiekloos hebben ze Batailles conclusies naar onze tijd gekopieerd. De hernieuwde religiositeit die op het moment wereldwijd waarneembaar is, of het nu om fundamentalisme gaat of een groeiende belangstelling voor esoterie, zouden Batailles ideeen echter wel eens op de helling kunnen zetten. In Voorbij het zelfbehoud wordt hier niet op ingegaan. Ook zou men in de jeugdculturen die de Westerse samenlevingen vanaf de jaren vijftig kent, sporen van een gemeenschapszin en verspilling kunnen ontdekken – denk aan de experimenten met seks, drugs, muziek en religie van onder andere hippies en punks – die lijken op wat Bataille onder gemeenschap verstond. Een kreet als het einde van de gemeenschap lijkt me vooralsnog te voorbarig.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad