"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De minne is al

Zondag, 28 februari, 2021

Geschreven door: Johannes Thiele
Artikel door: Roeland Dobbelaer

“Er zal een dag komen waarop zij ons allen zullen erkennen”

[Recensie] Dat mannen in grote mate de geschiedschrijving hebben bepaald, wordt weer eens duidelijk na het lezen van De minne is al, 19 portretten van vrouwelijke mystieken uit de middeleeuwen. Dit boek gaat over een weinig bekend fenomeen uit de late Middeleeuwen: de religieuze vrouwenbeweging van rond 1300 in Europa. Mede door de Franciskaner-orde geinspireerd, waarbinnen armoede en een dienstbaar leven centraal staan, stijgt in de twaalfde en dertiende eeuw het aantal vrouwen dat kiest voor het klooster, enorm. Er worden veel nieuwe vrouwenkloosters gesticht. De kloosters worden geleid door geschoolde vrouwen, vaak van adellijke komaf en met de nodige financiele middelen. Er ontstaat een soort netwerk van vrouweninstituties waarbinnen men zich voor het eerst gaat bezighouden met theologische vraagstukken. Het ontstaan van de kloosters heeft een sterk emanciperend karakter omdat vrouwen, door toe te treden tot de kloosterorde, zich massaal onttrekken aan de onderdrukking van de man. Bovendien tonen vrouwen, door zich met theoretische problemen bezig te houden, aan dat ze zich op intellectueel gebied kunnen meten aan mannen.

In de portretten van negentien vrouwelijke mystieken, onder wie Hildegard van Bingen, Juliana van Norwich en Theresia van Avila, in De minne is al komen de conflicten tussen vrouwen en mannen in de kerk herhaaldelijk ter sprake. Sommigen krijgen een publicatieverbod en een van hen sterft op de brandstapel omdat ze haar leerstellingen niet wil herroepen. Theresia van Avila (de laatste in de rij van negentien) schrijft in een van haar boeken over het conflict tussen mannen en vrouwen: “Er bestaat geen deugd bij de vrouw die ze niet met wantrouwen bekijken. Maar, mijn koning, er zal een dag komen waarop zij ons allen zullen erkennen.” De vrouwelijke mystieken menen door visioenen en extatische momenten direct in contact te staan met God. Uit de eerste hand krijgen ze te horen wat hun taak is en hoe ze moeten leven. Zware ascese, armoede, boetvaardigheid en zelfkastijding zijn enkele ingredienten in de levens van de negentien. De liefde voor de Christus op het kruis, de lijdende Christus, is bij de meesten zeer sterk aanwezig. Door zelfkastijding en vasten proberen de vrouwen het lijden van Christus te evenaren om zo blijk te geven van hun liefde. Zo lezen we in het hoofdstuk over Elsbeth van Oye (1280-1350) dat “het belangrijkste instrument van haar bloedige ascese een van scherpe spijkers voorzien kruis is, dat zij met een gordel zo stevig tegen haar lichaam bevestigt dat ze nog nauwelijks kan ademhalen en de spijkers diep in haar vlees dringen.”

Voor de term masochisme is in De minne is al niet gekozen. Herhaaldelijk wordt door de auteurs opgemerkt dat het niet passend is met de kritische en a-religieuze normen van onze tijd de levens van de nonnen uit de late Middeleeuwen te beoordelen. De auteurs doen dit dan ook niet. Sterker nog, er is bij hen sprake van een mateloze bewondering voor de vrouwelijke mystieken. Dit gaat niet alleen ten koste van het genuanceerde beeld van ‘de middeleeuwse mystieke vrouwenbeweging’ dat samensteller Johannes Thiele blijkens zijn voorwoord voor ogen stond, maar wekt herhaaldelijk bij de lezer de indruk dat deze te doen heeft met een door de katholieke kerk uitgegeven heiligenboek in plaats van met een wetenschappelijk-historisch werk.

Boekenkrant

Eerder verschenen in NRC Handelsblad.