"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vuurduin

Zondag, 21 maart, 2021

Geschreven door: Eva Meijer
Artikel door: Piet Halma

Essay Maand van de Filosofie over een wereld die verdwijnt

[Recensie] Als filosoof en schrijver Eva Meijer (1980) de eervolle vraag krijgt een essay te schrijven voor de Maand van de Filosofie trekt ze met haar hondje Doris een week naar Vlieland. Het moet gaan over verdwijnende natuur.  

Eva heeft haar sporen verdiend als schrijfster van tien boeken, inmiddels vertaald in achttien talen.  Stilte, sociale rechtvaardigheid en de (politieke) stem van dieren zijn terugkerende thema’s in haar werk. Ze promoveerde (2017) op de betekenis van de stem van dieren: Political Animal Voices

Haar thema’s zijn ook terug te vinden in het 88 pagina’s tellende essay Vuurduin dat als ondertitel meekreeg Aantekeningen bij een wereld die verdwijnt. Op de boot naar Vlieland leest ze over de ecologische stand van zaken in het Waddengebied, een van de vele ecosystemen die veranderen en verdwijnen.

“De hele natuur staat onder druk. Diersoorten sterven uit, permafrost en poolkappen smelten, onze winters worden herfst.”

Hereditas Nexus

Eenmaal op het eiland overheersen herinneringen uit haar jeugd, toen ze met haar ouders hier regelmatig op vakantie was.  Ze wil op zoek naar wat er aan het verdwijnen is. ”Niet om in kaart te brengen wat we verliezen, maar om uit te vinden wat we ertegenover kunnen stellen.”  Ze doet dat op Vlieland omdat naast een verwerking van haar eigen geschiedenis ook hier klimaatveranderingen op de loer liggen. “Bovendien is een eiland een wereld in het klein.”

Zaken die hier concreet het milieu aangaan raakt ze verder niet meer aan. Het zijn haar ingevingen die haar een essayistisch verhaal op doen schrijven, niet zelden met haar trouwe viervoeter en bekende en minder bekende filosofen als leidende principes.

Met natuur op zich heeft Meijer niet zoveel. Des te meer is ze geïnteresseerd in de wisselwerking met cultuur. “Cultuur bepaalt deels de natuur en natuur vormt cultuur.”

De relatie met het dier heeft een prominente plaats in Meijers werken. Mensen kunnen individueel veranderen door te leven met bijvoorbeeld een hond, maar ook onze cultuur is beïnvloed door de aanwezigheid van honden; mensen zijn er volgens haar ook genetisch door veranderd. Wanneer een hond en mens die van elkaar houden elkaar aankijken maken ze het knuffelhormoon oxytocine aan, net als wanneer mensen die van elkaar houden elkaar aankijken.

Als academisch filosoof schrijft Meijer graag over wat zij noemt ‘niet-menselijke’ dieren. Ze ziet dagelijks het leed dat andere dieren wordt aangedaan en het verdwijnen van hun leefwereld. Ze komt daarbij uit op denkers als Adorno en Horkheimer die verwijzen naar een uniformering waardoor mensen vervreemd raken van de dingen om hen heen, zoals de natuur, maar ze worden ook zelf verzakelijkt.

“De rede beloofde ons te redden uit de klauwen van de onvoorspelbare en overweldigende natuur, maar daar kwam een economische en politieke overheersing voor in de plaats.”

Het verdwijnen van seizoenen of landschappen maakt Meijer boos. “Ik ben kwaad als ik door de supermarkt loop en in een koelschap de lichaamsdelen van kippen, varkens en anderen zie, afgehakt en in plastic verpakt.” Dit omdat, zo voegt ze eraan toe, ze weet hoe ze leefden en omdat ze weet dat het niet nodig is.

Haar kwaadheid, zo bekent ze op het eind van het essay, heeft haar geleid naar de Partij voor de Dieren. Ze plaatst deze partij in de rij van sociale bewegingen, zoals de antiracisme- of de dierenrechtenbeweging. Deze kunnen volgens haar een belangrijke rol spelen om te laten zien hoe het anders kan en waarom het anders moet.  Haar hoop is dat de gevestigde politiek daar ook wat mee gaat doen.

Voor het eerst gepubliceerd op De leesclub van Alles