"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

V=Vorm, Nederlandse vormgeving 1940-1945

Zaterdag, 27 augustus, 2016

Geschreven door: Yvonne Brentjens
Artikel door: Chris Reinewald

Oorlogsvormgeving in vele tinten grijs

In veel standaardoverzichten over Nederlandse vormgeving ontbreekt de oorlogsperiode 1940-1945 omdat juist dan alle politieke en zo culturele verhoudingen zoek lijken. Yvonne Brentjens dook voor het eerst in die duistere periode en komt in V=Vormgeving met meer verrassende bevindingen dan twee andere boeken over WO2 en vormgeving.

Natuurlijk hoor je de artistiek hoog geachte, ondergronds experimenterende en gefusilleerde Groningse drukker/kunstenaar Hendrik Werkman niet te vergelijken met zijn “foute”, conservatieve generatiegenoot Lou Manche. Als gelikt reclametekenaar ontwierp hij voor de NSB, die met de Duitse Bezetter collaboreerde, affiches met weerbarstige soldaten en door de “geallieerde vijand” gebombardeerde Nederlandse binnensteden. Nu is het politieke doel van propaganda duidelijker dan eerste kwaliteit stof voor een Duits militair uniform, kampkledij of Jodensterren.

Het Nederlands goed-fout-denken belast ook de vormgeving op binnenkamerniveau. Zo zat in het Utrechtse NSB hoofdkwartier de personeelschef niet op blankhouten meubels met “nationaalsocialistische bolpoten” maar op moderne Gispen-buisstoelen in Bauhaus-stijl die in Nazi-Duitsland ongewenst was verklaard. Daarentegen hing hier wel een burgerlijke plafondlamp uit de “volksch” ingerichte werkkamer van NSB leider Mussert die bij gevolg zelf onder een detonerende, hypermoderne pendellamp arbeidde.

Deze veelzeggende beeldvondst deed Yvonne Brentjens voor haar uitputtende publicatie V=Vormgeving. Ze toont daarin ook aan hoe Nederlandse bedrijven bleven doorproduceren en zelfs productontwikkeling plaatsvond. De verduistering tegen bombardementen maakte de zwarte gloeilamp en de handdynamozaklantaarn – knijpkat – beide Philips producten, noodzakelijk. Materiaalschaarste stimuleerde juist vindingrijkheid zoals de beruchte fiets met houten banden of auto’s met houtvergasser-aandrijving. Met aluminium van een gecrasht oorlogsvliegtuig construeerde Gerrit Rietveld Nederlands eerste metalen fauteuil. In de onderduik verdreef Benno Premsela, joods homoseksueel, zijn verveling door ceintuurs en mocassins te knutselen als prelude op zijn naoorlogse ontwerppraktijk en rol als vaderlands ontwerpgeweten.

Ons Amsterdam

Onvermijdelijk laat de studie ook vragen onbeantwoord. Waarom lieten de Bezetters de Leerdamse Glasschool en de eerste modeafdeling in het kunstnijverheidsonderwijs ongemoeid, terwijl die zo jongeren legaal uit de arbeidsdienst wisten te houden? En is de voorkeur voor het moderne per definitie politiek altijd goed en nooit fout?

Eerder gepubliceerd in Museumtijdschrift