"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom generalisten verder komen

Maandag, 2 maart, 2020

Geschreven door: David Epstein
Artikel door: Marnix Verplancke

Nee, we moeten de wereld niet in handen van specialisten geven, want generalisten hebben er een veel betere kijk op, beweert David Epstein

[Interview] “Je kan die kleine Eldrick niet zien of hij heeft een golfclubje in zijn handen,” zeiden de buren van Earl en Kultida Woods iedere keer ze het uk met zijn kleine putter in de weer zagen. Want inderdaad, Eldrick Woods, of Tiger zoals hij later genoemd zou worden, kreeg zijn eerste golfset toen hij zeven maanden oud was, waarna zijn vader hem met handen, voeten en een hoop tekeningen uitlegde hoe hij kampioen kon worden. En dat lukte. Eldrick sloeg op zijn derde ballen uit een bunker, werd op zijn vierde lid van de lokale golfclub en won op zijn 22e zijn eerste Masters.

Zo moet het, denken we dan, als je ergens wil komen moet je van kleins af aan je doel bepalen en er dan keihard voor gaan. Je moet een specialist worden, want anders blijf je je hele leven maar wat aanmodderen in de marge, of raak je – om nog even bij het golfen te blijven – nooit die bunker uit. “Volstrekt fout,” reageert David Epstein, auteur van Waarom generalisten verder komen op deze veronderstelling. “Tiger Woods is in feite een uitzondering. De meeste topsporters zijn als Roger Federer, die tijdens zijn kindertijd en jeugd van alles en nog wat deed. Het meest hield hij van voetbal, maar hij zwom ook, speelde basket en handbal, leefde zich graag uit op de ski’s en was bijna een professioneel worstelaar geworden. Ok, hij sloeg wel eens een balletje, maar pas toen hij al een late tiener was, stopte hij definitief met voetbal. En toen hem later gevraagd werd of dat allemaal geen tijdverlies was geweest, al die andere  sporten, antwoordde hij: ‘Natuurlijk niet, die waren goed voor de ontwikkeling van mijn conditie en mijn hand-oogcoördinatie.’”

In Waarom generalisten verder komen toont Epstein dat niet alleen in de topsport, maar in alle disciplines de Roger Federers van deze wereld de plak zwaaien. “Kijk bijvoorbeeld naar zowat alle Nobelprijswinnaars,” geeft Epstein het doorslaggevende argument, “die blijken helemaal geen monomane specialisten of vakidioten te zijn, maar heel brede interesses te hebben, artistiek actief te zijn en over een gigantisch sociaal netwerk te beschikken. Zij lijken van het ene idee naar het andere te fladderen, en doen daar hun voordeel mee.”

Maar je zou toch denken dat je pas echt goed in iets kan zijn als je je er helemaal in verdiept?

Boekenkrant

“Dat zou je denken, ja, maar dat blijkt niet zo te zijn. Generalisten hebben gewoon een bredere kijk op de wereld. Hun gereedschapskoffer is groter, zou je kunnen zeggen. Hoe dynamischer die wereld wordt en hoe sneller hij verandert, hoe beter generalisten er zicht op krijgen. Generalisten zijn beter in het bruggen slaan tussen verschillende disciplines en het innemen van nieuwe gezichtspunten. Uit een groot onderzoek uitgevoerd in achttien landen is recent gebleken dat jongeren die pas op een latere leeftijd een specifieke studierichting kiezen en dus eerst een algemene opleiding krijgen, het aanvankelijk moeilijker hebben om een job te vinden en zelfs met minder loon tevreden moeten zijn, maar dat ze daarna veel meer kans maken om carrière te maken. Wanneer je als specialist opgeleid bent, heb je meteen werk, maar heb je ook meer kans op een vlakke carrière.”

Waarom denken we dan altijd het tegenovergestelde?

“Deels omdat we dit intuïtief zo aanvoelen. Mensen denken graag rechtlijnig. Je ziet een probleem en zoekt de juiste oplossing, en die moet van een expert komen. Een tweede reden is dat begin twintigste eeuw arbeidsdeling tot een hogere productiviteit leidde, het principe van de lopende band dus, waarbij arbeid opgesplitst werd in kleine niches. Wanneer je een auto in elkaar steekt is dat ook werkelijk zo. Wanneer je taak altijd dezelfde is en je volgend jaar net hetzelfde zal doen als dit jaar, is daar niets tegenin te brengen. Alleen zie je dat dit soort jobs, precies omdat ze zo repetitief zijn, vandaag voor het grootste deel overgenomen zijn door robots. De meeste mensen leven niet meer in dat soort wereld. Je moet je tijdens je carrière constant aanpassen en de robots voorblijven.”

Hebben we dan geen specialisten nodig?

“Natuurlijk wel, maar we moeten hen geen zaken vragen die ze niet kunnen, zoals generaliseren. Dat ondervond psycholoog en politiek wetenschapper Philip Tetlock toen hij de voorspellingen van een aantal goed geïnformeerde burgers over de toekomst van de wereldpolitiek naast die van evenveel CIA-analisten legde en merkte dat die burgers een betere kijk hadden op de realiteit. Tetlocks studie liep twintig jaar, waarbij hij 82.361 voorspellingen verzamelde en nadien op hun waarde taxeerde. Hoe gespecialiseerder de expert was, hoe minder inzicht hij bleek te hebben en hoe slechter zijn voorspellingen, bleek de verrassende conclusie van zijn onderzoek. En dat is ook begrijpelijk, want mensen hebben de neiging het onbekende te herleiden tot het bekende, en bij specialisten gaat dat bekende heel erg diep, maar niet breed, en is het dus geen basis om voorspellingen op te maken. De beste voorspellers bleken uiteindelijk degenen te zijn die van zichzelf dachten dat ze niet veel wisten en die daarom met specialisten gingen praten en alles wat ze zo te weten kwamen tot een synthese brachten.”

Je hintte er net al op, ook het onderwijs moet hier zijn conclusies uit trekken?

“Je kan wiskunde op verschillende manieren doceren. Bijvoorbeeld eerst allemaal oefeningen van het type A, daarna B, C, en ga zo maar door. Dat gaat goed vooruit en de kinderen zijn gelukkig. Een tweede benadering is alles dooreen te husselen, alsof je alle vraagstukken in een hoed zou gooien en er willekeurig eentje uit zou trekken. Dat gaat traag en de kinderen vinden het frustrerend, maar ze blijken het nadien op een examen wel veel beter te doen. Waar het gemiddelde van de eerste groep in de 50% bedraagt, ligt dit voor de tweede in de 80. Die heeft geleerd om oplossingsstrategieën te ontwikkelen en niet alleen maar dezelfde strategie te herhalen. Meer algemeen gesproken zou het onderwijs inzicht moeten bieden in meer activiteiten. In veel landen worden humane vakken als geschiedenis en esthetica ingeruild voor meer uren wetenschap en wiskunde. Dat is niet zo verstandig. Mensen die websites ontwerpen, kunnen immers best wat esthetische bagage gebruiken. Ik zou zelfs durven beweren dat in onze huidige arbeidswereld esthetiek belangrijker is dan ooit tevoren. En dat zal alleen nog maar toenemen.”

Speelt de persoonlijke motivatie ook geen rol? Tiger Woods kwam er toch alleen maar omdat hij zich vastbeet in dat golfen?

“Nog zo’n mythe, dat je er wel komt als je maar doorbijt. Kijk naar Einstein. De laatste dertig jaar van zijn leven heeft hij gezocht naar een geünificeerde veldentheorie die zijn relativiteitstheorie in overeenstemming zou brengen met de kwantumfysica. Verloren moeite, waren velen van mening, en inderdaad, Einstein hield vol, maar het werd niets. Je moet je niet ergens in vastbijten. Soms is het goed om op te geven en iets anders te proberen. Wat precies weet je natuurlijk niet, dat moet je zelf ontdekken. We hebben ook een verkeerd beeld van doorzettingsvermogen. We denken dat je eerst iets kiest en dan doorzet, maar meestal gaat het net omgekeerd en ga je pas doorzetten wanneer je iets gevonden hebt dat je uitermate boeit. En daarvoor moet je eerst verschillende dingen proeven natuurlijk.”

Maar wanneer stop je met proeven en weet je dat je het juiste gevonden hebt?

“Dat is de vraag van een miljoen. Hoe wist Federer dat hij maar beter kon stoppen met voetballen en dat tennis hem beter lag? Ergens voelde hij dat gewoon, denk ik. Je gaat door tot je je er goed bij voelt. In plaats van op ons achttiende te stoppen met zoeken naar de bezigheid die we de rest van ons leven willen doen, moeten we gewoon onze intuïtie volgen. En beseffen dat we het ideaal nooit zullen vinden.”

En de wereld met een open geest tegemoet treden?

“Precies, en dat gebeurt veel te weinig. Wanneer ik vroeger in de krant iets las waar ik het niet mee eens was, sloeg ik de krant dicht. Nu wil ik weten waarom de man of vrouw in kwestie dat zegt. Uit welk wereldbeeld vloeit die opinie voort, denk ik dan. Op die manier kan ik vandaag discussiëren met mensen die ik vroeger meteen afgewezen zou hebben. En ik steek daar ook iets uit op. Misschien moeten onze politici dat ook maar eens beginnen doen.”

Eerder verschenen in De Morgen