"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom wij lachen

Donderdag, 18 maart, 2021

Geschreven door: Anton C. Zijderveld
Artikel door: Cyril Lansink

Over de grap, de spot en de oorsprong van de humor

[Signalering] Herman Finkers vertelde eens dat hij erg gelukkig was met Greetje tot hij hoorde dat hun liefde heel gevaarlijk kon zijn. “Indien u niet altijd seks hebt met dezelfde partner, dan loopt u kans HET te krijgen.” Waarop de cabaretier droog vaststelde: ‘Nou, ik had inderdaad niet altijd seks – nee, je moet ook af en toe een hapje eten – maar wel steeds met dezelfde partner.’

Grappen moet je niet uitleggen, anders slaan ze dood. Maar wie wil begrijpen waarin het grappige van een verhaal of het komische van een situatie of gebeurtenis bestaat, ontkomt er niet aan. Het essay Waarom wij lachen van emeritus hoogleraar Anton Zijderveld is dan ook niet zozeer om te lachen – hoewel er vele meer of minder geslaagde grappen in staan – maar biedt een veelzijdig antwoord op de vraag naar wat humor is, en hoe we alle verschijningsvormen ervan kunnen duiden.

Kern van zijn betoog is dat humor een spel is met een vanzelfsprekend geachte orde van betekenissen, normen en waarden. Humor tast die vanzelfsprekendheid aan, ze geeft woorden een andere lading, ze schendt de norm, zet tegenstrijdigheden op de voorgrond, doorbreekt taboes, ontdoet waarden even van hun diepe ernst. Zijderveld benadrukt dat dit spel maar kan slagen bij gratie van de toehoorder of toeschouwer – zijn lachen is meer dan een reactie op iets grappigs, het is onontbeerlijk om iets als grappig te definiëren. Zo heeft Finkers aan mij een goede.

Het probleem is dan wel op welke toehoorders we moeten afgaan. Want waar de een zich bescheurt om de harde grappen van Hans Teeuwen of Theo Maassen, wendt de ander zich vol walging af. En waar de één een onschuldige cartoon ziet die hem een glimlacht ontlokt, is de ander diep beledigd. Humor? Laat me niet lachen!

Boekenkrant

Is humor dan louter een kwestie van (culturele) smaken verschillen? Of is toch met objectievere maatstaven vast te stellen wanneer hij zijn naam verdient?  De auteur gaat helaas te weinig in op dit soort vragen.

Eerder verschenen op Intermediair