"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat alleen wij weten

Dinsdag, 5 oktober, 2021

Geschreven door: Elvis Peeters
Artikel door: Marnix Verplancke

Sprookje voor volwassenen

De eerste zin:

“Uit alles puurden wij verhalen.”

Recensie

Nour is zeven, maar acht of negen zal ze nooit worden, want Nour is dodelijk ziek. Ze heeft een knobbel in de nek, mag niet in het zonlicht en staat op een streng dieet. Als ze niet in het ziekenhuis ligt natuurlijk. Contact heeft Nour vooral met haar vijf jaar oudere broer. Soms gamen ze en dan wil het meisje niet dood. Ze wil zijn als haar pop, aan wiens verhaal geen einde komt. Al weet ze ook wel dat haar verhaal binnenkort zal aflopen.

Boekenkrant

In Kleine Zeemeermin dat ze een gelukkiger einde bezorgt zonder aan Disney-flauwiteiten toe te geven. Andere keren fantaseren de twee kinderen er wild op los en creëren ze samen nieuwe beesten, zoals de vleervos. Om de verschrikkelijke waarheid op afstand te houden, is alles goed.

Elvis Peeters en Nicole Van Bael werden bekend met shockerende boeken als Wij. Ook hier wordt naar de kern van een drama gegraven, maar shockeren doet dit nieuwe boek allerminst, daar is het veel te mooi en te teder voor. Centraal staat een vogel, een boodschapper, die Nour en haar broer in de tuin zien zitten. Of is die boodschapper een andere vogel? En wat is dan zijn boodschap? Alleen zij kunnen het weten.

Geschreven in een taal die het midden houdt tussen poëzie en proza is Wat alleen wij weten een sprookje voor volwassenen dat de gigantisch grote val van de sentimentaliteit die met de thematiek van het stervende kind meekomt perfect weet te ontwijken. Je leeft mee, maar tranen pink je niet weg. Nee, samen met Nour en haar broer kijk je uit naar de boodschapper die uiteindelijk ook komt, getekend door Charlotte Peys. “Hoor! Hij fluit zijn melodie. Ze blijft naklinken in mijn hoofd”, schrijven Peeters en Van Bael. Dat geldt ook voor hun boek, dat je na het lezen nog dagenlang in zijn ban houdt.

Drie vragen aan Elvis Peeters

Waarom hebben jullie voor een bijzondere taal gekozen, ergens tussen poëzie en proza in?

Peeters: “Die is er vanzelf gekomen. Wat kun je nog zeggen met taal over iemand die er binnenkort niet meer zal zijn, was ons vertrekpunt. Op zo’n moment kunnen bepaalde essentiële zaken niet omslachtig gezegd worden, gewoon omdat de tijd er niet meer is. Hoe langer we eraan werkten, hoe meer de tekst richting episch poëzie opschoof, merkten we, maar het moest wel een novelle blijven. De poëzie was nodig om de bruutheid van de dood het hoofd te bieden, maar op een bepaald moment voelden we ook die tekortschieten. Vandaar dat we al vrij vroeg het idee hadden dat onze woorden naar het einde van het boek toe in tekeningen zouden veranderen. Het verhaal vervliegt als het ware. Al komt er op het einde nog wel een pointe. We blijven natuurlijk auteurs.”

Verhalen zijn voor de geest wat adem is voor de longen,’ schrijven jullie. Ging het jullie daarom?

Peeters: “Adem, en niet zuurstof, want die is veel te clean, niet doorleefd genoeg. De tijd van de grote verhalen ligt achter ons, horen we al een paar decennia, maar zonder verhalen kan een mens niet leven. Je kunt niet louter wiskundig in het leven staan. We hebben verhalen nodig om betekenis te geven aan de wereld. Uit dat soort verhalen is de literatuur ook voortgekomen. Een mens probeert wat hem overkomt of te wachten staat te vatten in verhalen. Afgeleid worden van de ernst van het leven of je erover kunnen verwonderen zijn van vitaal belang.”

En niet alleen voor kinderen zijn verhalen belangrijk?

Peeters: “Het valt me op dat onze verhalen vaak begane paden bewandelen. Misschien komt het door tv of sociale media, ik weet het niet, maar afwijkende verhalen komen hoe langer hoe minder aan bod. Ze gaan meestal niet veel verder dan het dagelijkse leven en bieden weinig inzicht. Ik mis dat. Onlangs hoorde ik Geert Mak zeggen dat je wanneer je iets over de voormalige Sovjet-Unie vertelt en daar het woord communisme niet bij gebruikt, je op de vingers wordt getikt, terwijl we hele dagen verhalen vertellen over ons eigen systeem zonder daarbij het woord neoliberalisme te laten vallen. Het gaat daarentegen altijd over vrijheid en democratie. Dat bedoel ik dus, dat onze verhalen veelal gekleurd zijn en we dat zelf niet meer beseffen.”

Eerder verschenen op Knack

Boeken van deze Auteur: