"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat we van de Duitsers kunnen leren

Zondag, 27 december, 2020

Geschreven door: Susan Neiman
Artikel door: Florian Jacobs

Wij: ergens tussen geschiedenis en toekomst

[Recensie] De hele morele wereld is in de geschiedenis te vinden, schrijft toneelschrijver, filosoof en historicus Friedrich Schiller ergens. Susan Neiman duikt in Wat we van de Duitsers kunnen leren in de diepten van de moreel beladen geschiedenis. Indringend en betrokken beschrijft ze hoe verwerking van een gruwelijke geschiedenis gestalte krijgt in Duitsland en de Verenigde Staten. Het resultaat is een moreel appèl van grote omvang, geschreven in de vorm van filosofische journalistiek.

Het kwade is (niet) wat wij doen
Geturfd heb ik niet, maar het zou me weinig verbazen als dialogen en reflectie fiftyfifty over de pagina’s verdeeld zijn in het kloeke Wat we van de Duitsers kunnen leren. Susan Neiman, filosoof en directeur van het Einstein Forum in Potsdam, heeft honderden mensen gesproken voor haar onderzoek naar de maatschappelijke verwerking van gruweldaden. Ze neemt de lezer mee langs herinneringsoorden en musea, langs historici en filosofen, langs nazaten van slachtoffers en daders. Deze persoonlijke aanpak leidt tot een caleidoscoop van mogelijke omgangsvormen met zoiets moeilijk verteerbaars als de holocaust en lynchpartijen: honderd mensen, honderd gedragingen.

De grote gemene deler is het gevecht met het kwaad. Dat is in veel gevallen immers niet iets wat louter anderen doen, hoe graag we dat ook zouden willen geloven, maar iets wat we zelf hebben uitgespookt, of mensen die ons meer nabij staan dan ons lief is. Zoals landgenoten: “In dit boek laat ik zien hoe het Duitse volk moeizaam en met horten en stoten zo ver kwam dat het erkende welk kwaad zijn natie had aangericht.” (p. 41) Deel één van Neimans boek heet adequaat genoeg ‘Duitse les’: ze laat zien hoe Duitse instituties en onderwijsbeleid een kader hebben gecreëerd dat de schandvlek van het naziverleden maakt tot een les voor de toekomst. Haar vergelijking tussen de aanpak van West- en Oost-Duitsland is weliswaar aan te vechten, maar de strekking voor het geheel van haar boek is helder: als Duitsland zich dermate “aan de juiste kant van de geschiedenis” (p. 206) heeft weten te posteren, zouden andere naties dat ook moeten kunnen.

Mississippi Goddam
In deel twee van Wat we van de Duitsers kunnen leren is Neiman onverschrokken op jacht naar de verwerking van het kwaad in het Zuiden van de Verenigde Staten. Voorbeelden van voortreffelijke Vergangenheitsaufarbeitung, begonnen en voortgezet door individuen, vindt ze genoeg, maar hoe staat het met de verwerking in instituties en organisaties, in de cultuur en in de praktijk? Black Lives Matter was nog niet opgevlamd ten tijde van het schrijven van haar boek, en toch is het alsof we die maatschappelijke onvrede op iedere pagina bespeuren. Met name het hoofdstuk De gezichten van Emmett Till, over een brute misdaad en het schandelijke ontbreken van enige veroordeling ervan, blijft de lezer nog lang bij. Doordat we de misdaad vrijwel meemaken, en het onrecht erna bladzijdenlang blijven volgen, leven we de beroemde woorden van William Faulkner: “Het verleden is nooit dood. Het is zelfs niet eens verleden.” (Geciteerd op p. 222) Dit is journalistieke filosofie die nabijkomt, die morele theorie concreet maakt, die oproept tot handelen.

Boekenkrant

En nu?
Deel drie vormt de apotheose van Neimans boek. Hierin schetst ze een handelingsperspectief, dat vooral haar (voormalige) Amerikaanse landgenoten lijkt te adresseren, maar waarmee de intussen behoorlijk goed ingelezen burger van willekeurig welk ander land ook wat kan. Ze neemt een duidelijk morele toon aan, waarin ze onomwonden haar ongenoegen uit over mensen die maar niet willen leren, overtuigd als ze zijn van de onaantastbaarheid van de eigen geschiedenis, liever gezegd, de geschiedenis die ze zichzelf wijsmaken. Neiman bespreekt het nut van monumenten, “zichtbaar gemaakte waarden […] die de idealen belichamen waar we aan hechten, in de hoop dat we onszelf en onze kinderen er zo aan kunnen herinneren dat die idealen ook daadwerkelijk werden belichaamd door dappere mannen en vrouwen.” (p. 406) Voldoet ieder monument in Nederland aan dat ideaal? Ze beschrijft ook het belang van helden die, met een mooie formulering, “de kloof overbruggen tussen ideaal en werkelijkheid” (p. 426). Willen we de barbarij een weerwoord kunnen bieden, dan is de historische herinnering – of de zelfkritische herinnering, zoals de directeur van Gedenkstätte Buchenwald haar noemt – misschien wel het grootste goed dat we tot onze beschikking hebben: die waarschuwt hoe breekbaar onze beschaving kan zijn. Neiman heeft een boodschap aan alle bedachte glorie: “Van mythen naar wijsheid: het is een kwestie van volwassen worden.” (p. 503)

Van stammenmentaliteit naar universalisme
Het is geen gemakkelijke rit, Wat we van de Duitsers kunnen leren. De taal komt heel dichtbij en de morele inhoud is er eentje die je regelmatig met enig ongemak doet verzitten. Ook is het een dik boek dat best enige schrapkunsten had kunnen gebruiken: sommige meanderingen duren te lang. Overigens heeft de Nederlandse vertaling zich wel enige (onbedoelde) weglatingen gepermitteerd: vreemd genoeg ontbreekt menige letter aan het eind van een woord. Daarbij is het ook curieus te noemen dat de Nederlandse editie de ondertitel achterwege laat. Het confronterende Race and the Memory of Evil of het meer beschouwende Wie Gesellschaften mit dem Bösen in ihrer Geschichte umgehen können, waarmee respectievelijk de oorspronkelijke Amerikaanse en de Duitse editie zich tooien, laten zien dat het boek meer beoogt dan een belerend vingertje van onze oosterburen. Neiman ontwerpt een omgang met de geschiedenis die meer algemene, want morele, implicaties heeft dan een vergelijking tussen Duitsland en andere landen. Het toevoegen van een ondertitel had dat duidelijker gemaakt aan de nietsvermoedende lezer. Bovenal toont Wat we van de Duitsers kunnen leren dat filosofie geen wandeling is over een open veld, om Pasternak te parafraseren. Neimans boek laat zien in wat voor een wereld we (nog steeds) leven, en hoeveel werk er nog te verzetten is in de richting van iets wat lijkt op een moreel ideaal. Dat dat ideaal menige culturele illusie ruw verstoort, is een noodzaak. De mate waarin we onze geschiedenis ons leven laten bepalen, is aan iedere nieuwe generatie. Neiman laat ziet dat onwetendheid ten aanzien van historische feiten een alom verspreid fenomeen is, en zelfs gelukkig kan maken. Maar onwetendheid is ook een morele keuze, en eentje die de lezer van Wat we van de Duitsers kunnen leren moeilijk kan (blijven) maken.

Eerder gepubliceerd op ifilosofie