"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wij zijn licht

Vrijdag, 15 mei, 2020

Geschreven door: Gerda Blees
Artikel door: Marnix Verplancke

Bevrijding door versterving

De eerste zin:

“Wij zijn de nacht.”

Recensie

De dood van Elisabeth had volgens haar zus Melodie, en Muriël en Petrus, de drie mensen waarmee ze samen de woongroep Klank en Liefde vormt, niet mooier kunnen zijn. Het was de voleindiging van een natuurlijk en spiritueel proces. Elisabeth was eindelijk vrij. Alleen ziet de huisarts die bij het lijk geroepen wordt het anders. Hij haalt er het parket bij en Melodie, Muriël en Petrus worden tot hun ontsteltenis in voorlopige hechtenis genomen. “Moet je die botten zien,” zegt de forensisch patholoog met een glinstering in de ogen wanneer hij het lijk van Elisabeth op zijn snijtafel krijgt, “Prachtig toch eigenlijk, zo’n duidelijke skeletstructuur. Zo zie je ze niet vaak.” En gelijk heeft hij natuurlijk, want aan het skelet van de lijken die hij normaal onder ogen krijgt, hangen nog wel wat spieren, en aan dat van Elisabeth niet. De vrouw is immers verhongerd.

Boekenkrant

In Gerda Blees’ debuutroman Wij zijn licht staan de vier leden van de al genoemde leefgroep Klank en Liefde centraal, en hoe deze via versterving bevrijd proberen te geraken uit hun lichaam en finaal zelfs uit hun leven. Melodie, die ooit voorbestemd was om een succesrijke celliste te worden, maar keer op keer faalde, is de leidster van de groep, al zou ze dat zelf ontkennen. We volgen allemaal onze eigen weg, houdt ze vol, alleen weet zij wel precies hoe die weg kronkelt, en dat ze die maar beter samen afleggen, zonder bemoeienis van buitenaf.

Of het drietal in voorhechtenis een proces aan het been krijgt wegens verwaarlozing met de dood als gevolg, is bijzaak in Wij zijn licht. Veel belangrijker is de analyse die Blees maakt van de psychologie achter de leefgroep en hoe zelfkastijding en euforie samengaan. Ze maakt die door ieder van haar vijfentwintig hoofdstukken vanuit een ander perspectief te vertellen, soms vanuit dat van buren of familieleden, andere keren vanuit dat van Melodies sokken of de eerste boterham die Muriël in de gevangenis eet. Echt grandioos is de stream of consciousness die door het hoofd van Elisabeths dementerende moeder gaat wanneer ze te horen krijgt dat haar dochter gestorven is. Beginnend in de nacht uit de eerste zin en eindigend in het licht uit de titel, laat Blees haar personages een duidelijke evolutie doorlopen, van verblinding over ontnuchtering tot zelfbewustzijn. En misschien wel tot bevrijding.

3 vragen aan Gerda Blees

In het nawoord van je roman schrijf je dat je uitgangspunt een krantenartikel was over een sterfgeval binnen een leefgroep. Wat sprak je daar zo in aan?

Blees: “Het was een combinatie van zaken. Zelf woon ik al bijna tien jaar in woongroepen, waardoor ik die manier van samenleven ken. Zoals ook al uit mijn verhalenbundel Aan doodgaan dachten we niet mocht blijken, ben ik geïnteresseerd in extreme situaties en wat ik in dat artikel las, hoe zo’n groep helemaal ontspoort, sprak me dus meteen aan. Ik wou ontdekken hoe de groepsdynamiek verloopt, zodat er een dergelijk dramatisch einde kan volgen. Een andere factor was de obsessie met eten van die mensen. Eten is een basale behoefte en het fascineert me dat sommige mensen die proberen te ontstijgen en dus heil zoeken in de ontkenning van hun fysieke bestaan. En ik hield ook wel van de ambiguïteit van die specifieke leefgroep, die neigt naar een sekte, maar het ook weer niet is. Melodie profileert zich niet als een goeroe, maar ze neemt wel die rol op zich.”

Heel opvallend zijn de verschillende vertelperspectieven. Waarom vond je dat die erin moesten?

Blees: “Toen ik aan het boek begon, wist ik dat ik mijn verhaal uit verschillende gezichtspunten wou vertellen. Ik wou bijvoorbeeld de buren aan het woord laten om de lezer een blik te gunnen op de maatschappelijke context van de woongroep. Ik vroeg me af wie die woongroep wel allemaal zou kunnen observeren, en zo kwam ik uit bij de nacht in het openingshoofdstuk, en vervolgens bij andere niet-menselijke perspectieven. En toen dacht ik dat ook ieder perspectief een eigen stem moest hebben, en een eigen karakter. In het hoofdstuk dat uit het perspectief van een pen is geschreven, had die pen aanvankelijk geen echte persoonlijkheid. Bij het nalezen ontbrak er iets aan, merkte ik, dus gaf ik haar een eigen manier van zijn en denken.”

Waarom koos je ervoor om expliciet zaken onbenoemd te laten? Er wordt bijvoorbeeld vaak gesuggereerd dat er iets is misgelopen in de kindertijd van Elisabeth, maar de lezer komt nooit te weten wat.

Blees: “Omdat ik het in feite zelf ook niet wist. Ik schrijf om achter dingen te komen, en hier kwam ik gewoon niet achter. Iets verzinnen zou niet passen in het verhaal, voelde ik. Een kloppende, logische verklaring had Elisabeth onrecht aangedaan.”

Eerder verschenen in Knack