"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Willem Elsschots enige echte ultieme verzamelbox

Dinsdag, 9 februari, 2021

Geschreven door: Willem Elsschot
Artikel door: Karl van Heijster

De beste van alle Nederlandstalige romans

[Recensie] “Van alle Nederlandstalige romans zijn deze elf de allerbeste!” lezen we bovenop Willem Elsschots enige echte ultieme verzamelbox van uitgeverij Pelckmans. Die elf romans, dat zijn Villa des Roses (1913), Een Ontgoocheling (1914), De Verlossing (1921), Lijmen / Het Been (1924 / 1938). Kaas (1933), Tsjip / De Leeuwentemmer (1934 / 1940), Pensioen (1937), Het Tankschip (1942) en ten slotte Het Dwaallicht (1947) – oftewel: Elsschots verzameld prozawerk. Of ze – de hamvraag – gezamenlijk de top elf uitmaken van de Nederlandstalige literatuur? Laten we het erop houden dat dat marketingpraat is. En dat is niet ongepast, want Elsschot was in het dagelijks leven een reclameman genaamd Alfons de Ridder. Desalniettemin, helemaal onwaar is die boude claim bovenop die box ook weer niet. Want dat Elsschot een meesterschrijver is, staat buiten kijf.

Dat blijkt bijvoorbeeld al uit zijn ruim honderd jaar oude debuut, dat na al die tijd nog steeds uitstekend overeind is gebleven. Villa des Roses is een humoristische vertelling over het wel en wee van de bewoners van een Parijs pension. Ogenschijnlijk uit de losse pols – want zonder een duidelijk afgebakend plot – weeft Elsschot de ene hilarische scène aan de andere. Het hoofdthema van het boek is bedrog. (En het is een thema dat overigens vaker terug zal keren in zijn werk, met name in Lijmen.) Vrijwel elk personage in de roman verbergt zijn of haar tekortkomingen of kwade bedoelingen achter een deken van schone schijn. In het geval van de stokoude kleptomane Madame Gendron gebeurt dat zelfs wel heel letterlijk, want de mevrouw Brulot, de uitbaatster van Villa des Roses, verwisselt al tijden haar gezichtspoeder met aardappelmeel om op de kosten te besparen. Het is een onvergetelijk voorbeeld van de kleinburgerlijke sluwheid van Elsschots personages.

Sluwheid

Diezelfde sluwheid vinden we terug in Leopold ‘Pol’ van Domburg, de hoofdpersoon van De Verlossing. (Een ander en bekender voorbeeld vinden we natuurlijk in Lijmen in de vorm van de heer Boorman.) Als enige boekenlezer in zijn woonplek Groendal, weet hij alle klanten van zijn dorpswinkel met gemak (en een paar borrels) een loer te draaien. Maar anders dan de personages in Villa des Roses ontbeert het Pol als ranselaar van zijn vrouw aan sympathieke trekken. Pas met de komst van pastoor Kips, die overigens even onsympathiek is, moet Pol zijn meerdere erkennen. In zijn hypnotiserende preken zet hij het dorp op tegen de ‘winkelier zonder God’. In de uitputtingsstrijd die volgt – een strijd der patriarchen, zogezegd – zinkt Pol steeds verder de afgrond in. Maar, sluw als hij is, heeft hij voor de pastoor een laatste verrassing in petto. 

Boekenkrant

De Verlossing neemt een unieke plek in in Elsschots oeuvre. Dat is niet alleen het geval omdat het een plattelandsroman betreft. Ook de thematiek van de strijd tussen religie en goddeloos kapitalisme, komt nergens anders in zijn werk terug. (Beide elementen afzonderlijk vinden we echter wel in met name Het Dwaallicht en in Het Tankschip respectievelijk.) Ook kent de roman enkele voor hem onkarakteristieke wijdlopige passages, bijvoorbeeld in de ellenlange citaten uit Pols Lust-hof der medicijnen. En anders dan bijvoorbeeld het perfect gecomponeerde Kaas, doet de roman in zijn constructie wat onevenwichtig aan. Toch is de roman allesbehalve mislukt. De scène waarin een woedende Pol zijn vrouw een dood konijn in het gezicht smeert, is bijvoorbeeld één van de naarste en indringendste uit de hele box. 

Zachtheid

Elsschot kent echter ook een zachtere kant. Die komt nergens zo goed ter uitdrukking als in de romans Tsjip en De Leeuwentemmer, opgedragen aan zijn kleinzoon Jan Maniewski. (Maar ook in Een Ontgoocheling beschrijft Elsschot zijn personages, hun ongeluk ten spijt, met een liefde die elk cynisme vreemd is.) In Tsjip lezen we van het huwelijk van Anne, dochter van Elsschots alter ego Frans Laarmans, met haar Poolse studiegenoot Bennek Maniewski. Dat culmineert in een extatische passage waarin de geboorte van de kleine Jan wordt beschreven. In De Leeuwentemmer leren we echter dat het huwelijk geen lang leven beschoren is. Er ontstaat een strijd om de voogdij – en dat vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt.

Elsschots zachtere kant is in deze boeken alom tegenwoordig. Dat begint al in de hilarische eerste hoofdstukken van Tsjip, waarin Laarmans keer op keer door zijn vrouw wordt aangespoord nu eindelijk eens te vragen wat die Bennek met hun dochter van plan is. Het optreden van de vader is even onhandig als aandoenlijk. Maar nog veel sterker is die zachtheid te vinden in de gelukzalige beschrijving van Jans geboorte aan het eind van de roman. Ook in de opening van De Leeuwentemmer laat Elsschot zich kennen als een van liefde overlopende grootvader. Het mooiste moment van deze ‘eenvoudige familiehistorie’ vindt echter helemaal aan het einde plaats. Het moment waarop Anne haar zoon terugziet, na maanden van hem gescheiden te zijn geweest, is het emotionele hoogtepunt uit Elsschots oeuvre.

Kaas

Laarmans trad het eerst op in Lijmen en speelde sindsdien in elke van Elsschots romans een rol. Het best wordt hij echter neergezet in Kaas. De complete vertelling wordt perfect samengevat in de dramatis personae aan het begin van het boek: “Frans Laarmans, klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company, daarna koopman, daarna weder klerk.” Het is een eenvoudig verhaal over een eenvoudige man die, in zijn verlangen geaccepteerd te worden in zijn succesvollere kennissenkring, zich een paar schoenen aantrekt die een stuk of wat maten te groot voor hem zijn. Laarmans is ijdeltuit die de goede adviezen van zijn vrouw ongenadig de wind in slaat. Maar zijn onvermijdelijke falen doet hem uiteindelijke inzien hoeveel zijn gezin voor hem waard is. In Kaas komen Elsschots harde en zachte kanten perfect bijeen.

Maar los van de inhoud, is het vooral Elsschots stijl die de tand des tijds doorstaan heeft. Hij observeert zijn personages met een aangenaam ironische blik. Los van het humoristisch effect, zorgt het ook voor een binding met zijn hoofdpersoon. Het is moeilijk om niet verzot te raken op een personage dat je zo laat lachen. Wat daarnaast opvalt, is dat Elsschots werk, anders dan bij zijn tijdgenoten, nauwelijks wijdlopige passages kent. Zijn taalgebruik is eenvoudig en to the point, wat archaïsmen daargelaten. Niet voor niets noemde Menno ter Braak Kaas een roman waar ‘geen woord teveel, geen gebaar te dik, geen opmerking overbodig’ in staat. Waar andere schrijvers een alinea nodig hebben, heeft Elsschot voldoende aan één zin: ongetwijfeld een invloed vanuit zijn werk als reclameman. 

Goed, “van alle Nederlandstalige romans zijn deze elf de allerbeste!” is dus misschien reclamepraat, maar Kaas zou zomaar eens de beste Nederlandstalige roman aller tijden kunnen zijn. Wie zijn kennismaking met Elsschot echter beperkt tot die fantastische novelle, doet de schrijver en vooral zichzelf tekort. Voor deze recensie heb ik wat minder bekend werk eruit gelicht (en Kaas, want je kunt niet om Kaas heen), maar elk boek in Willem Elsschots enige echte ultieme verzamelbox is meer dan de moeite waard. Laat ik daarom als een echte reclamekoopman besluiten: wacht geen moment en koop die box nu bij je lokale boekhandel!

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles