"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wittgensteins minnares

Zondag, 26 april, 2020

Geschreven door: David Markson
Artikel door: Tanny Dobbelaar

Het merkwaardige en prikkelende Wittgensteins minnares van David Markson broeit lang na in het hoofd

Kate is helemaal alleen. Wat wil ze dan nog vertellen. Wittgensteins minnares van David Markson onderzoekt de filosofische vraag of er een taal kan bestaan die maar door één iemand gesproken wordt.

[Recensie] Kate is een schilderes van eind veertig. Haar schilderijen hangen tegenwoordig in de galerijen van het Metropolitan Museum in New York, tussen de wereldberoemde doeken van de permanente collectie. Ze heeft ze er zelf neergezet. Niemand heeft ertegen geprotesteerd want er is niemand meer. Ze is alleen, zo alleen dat niemand zal beoordelen of haar schilderijen wel in dat beroemde museum thuishoren. Ze is ook zo alleen dat duizenden tennisballen van de Spaanse Trappen in Rome kan laten rollen, puur voor haar eigen plezier.

Kate is het enige personage in Wittgensteins minnares, geschreven door David Merrill Markson (1927-2010). Maar liefst 54 uitgevers wezen zijn experimentele roman af, totdat hij in 1988 in de VS werd uitgegeven en onmiddellijk een cultstatus kreeg. Onlangs verscheen er een Nederlandse vertaling van het vertalersduo Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, onbedoeld perfect getimed nu de coronacrisis ons land in zijn greep houdt.

In feite is de eenzaamheid van Kate een extreme variant op sociale isolatie. Wat betekent het om in je eigen hoofd, in je eigen taal opgesloten te zijn, dat is de grote filosofische kwestie die Markson via Kate aan de orde stelt.. Wat hebben woorden voor nut als er niemand luistert?

Boekenkrant

In het verlengde hiervan kun je je afvragen wat een schilderij voorstelt als er niemand naar kijkt. Kunst is kennelijk niet alleen een hoogstpersoonlijke uitdrukking van een kunstenaar, maar ook een noodzakelijk gezelschapsspel.

Onderbroeken wassen

Kate woont aan het strand en typt op een oude typemachine wat in haar opkomt. Er was ooit een zoon, Simon, of misschien heette hij Adam, die is gestorven. Ze had een man die Lucien heette, of misschien Adam, of Simon, die ze bedroog met andere mannen. Haar geschiedenis blijft vaag, evenals de vraag waarom ze zo alleen op aarde is. Wel staat vast dat ze menstrueert, want ze blijft het hele boek lang haar onderbroeken wassen.

Voor Kate is formuleren kennelijk belangrijk, ook zonder het vertrouwen dat ze gehoord, gelezen, begrepen wordt. Op haar oude typemachine schrijft ze “wat het geval is”. Die zinsnede is een parafrase van de eerste stelling van Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus: “De wereld is wat het geval is.” Stelling 1.1. luidt: “De wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen”.

Met die Tractatus maakte de Weense filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) een verpletterende indruk op zijn collega-filosofen, omdat hij in strenge stellingen wilde vatten wat er van de wereld te begrijpen valt – en vooral wat niet. Over de interpretatie van deze kale stellingen zijn honderden boeken volgeschreven die ook allemaal stilstaan bij de raadselachtige laatste zin van dit werk: “Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.”

Kate zwijgt zeker niet. Ze beschrijft alleen maar feiten waar ze tegelijkertijd aan twijfelt, ook omdat ze in zekere zin vooral herinneringen noteert aan wat ze ooit gelezen, gehoord of ervaren heeft. Haar monologen draaien in cirkels rondom uitspraken over schilders, componisten en de Griekse mythen over Helena van Troje. En over de vuren die ze stookt van schilderijen en kunstvoorwerpen, om warm te blijven. Een voorbeeld:

“Modigliani signeerde regelmatig schilderijen van andere schilders. Dan konden zij schilderijen verkopen die ze anders misschien niet hadden verkocht.

Ongetwijfeld had ik niet regelmatig moeten zeggen. Ongetwijfeld heeft Modigliani dit maar een enkele keer gedaan.”

Alinea’s van één zin

Het hele, jawel, het hele boek bestaat uit alinea’s van één zin. Hoofdstukken zijn af-wezig, evenals een plot. Kate zelf noemt haar typewerk de ultieme autobiografische roman: het aaneenrijgen van zaken die ze dacht te weten, maar onmiddellijk betwijfelt zodra ze opgeschreven zijn. Heeft Bach nu elf of twintig kinderen? Ook mijmert ze over romanfiguren met namen als Rainer Maria Raskolnikov uit Misdaad en straf, wat je dan weer doet nadenken over de echtheid van romanpersonages. Raskolnikov heeft nu eenmaal andere voornamen gekregen dan Rainer Maria Rilke.

Een van de citaten waar het boek mee opent is een uitspraak van Wittgenstein: “Ik begrijp goed waarom kinderen van zand houden.” Zo is ook dit boek, een regen van solitaire zandkorrels, of tennisballen, die na elkaar op de grond vallen en elk een wereld in zichzelf vertegenwoordigen.

Wittgensteins minnares levert zonder meer een merkwaardige leeservaring op die niet bij voorbaat plezierig is. Pas na de laatste bladzijde kwam het boek in mijn hoofd tot leven. Het ging er zelfs broeien, zeker nu de corona-maatregelen ons dwingen tot sociaal isolement. Kate is voor mij echt een persoon geworden, hoe ongeloofwaardig ze ook wordt verbeeld. Die tegenstrijdigheid intrigeert. Sociaal isolement is overigens ‘peanuts’ vergeleken bij de ultieme eenzaamheid van Kate. Misschien leeft ze aan het einde der tijden waardoor ze alleen op de wereld is. Mogelijk waant Kate zich slechts alleen, omdat ze gek of dement is.

Gerenommeerde fans

Niet de minste schrijvers blijken verrukt van Wittgensteins minnares. De Nederlandse vertaling heeft een nawoord van Lieke Marsman, en de Engelse uitgave een essay van David Wallace Foster, waar ook Marsman naar verwijst. Dit boek kun je diepgaand bewonderen zonder er echt van te houden. Daarom vind ik hem niet ‘de leukste roman van dit jaar’, zoals de quote van The Washington Times luidt op de binnenkaft van de Nederlands vertaling.

Vaststaat dat Markson met Kate een zeer merkwaardig personage heeft gecreëerd. Zo vraag ik me af waarom Markson heeft gekozen voor een vrouw. Juist omdat Wittgestein homoseksueel was? Ook naar de betekenis van haar ongesteldheid moet ik raden. Het is alsof de schrijver wil benadrukken dat Kate’s hoofd ook een lichaam heeft, dat haar solipsisme ook fysiek van aard is. Schrijven en bloeden zijn doelloos maar onvermijdelijk. Zoiets.

Tegelijkertijd confronteert dit vrouwelijke personage met een vooroordeel of een verlangen dat ik meer met vrouwen dan met mannen associeer: het verlangen naar contact en communicatie, het zoeken naar wederzijdse overeenstemming over wat het geval is in de wereld. Deze vrouw zoekt dat allemaal niet. Ze weet: ze is eindeloos alleen.

Eerder verschenen in Trouw en op Tanny Dobbelaar