"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zie: liefde

Vrijdag, 15 januari, 2021

Geschreven door: David Grossman
Artikel door: Dietske Geerlings

Een offer, te groot voor mensenhanden

[Recensie] Hoe krijgt een mens vat op verschrikkingen die zijn voorstellingsvermogen te boven gaan? Een bizarre en indrukwekkende poging is Zie: liefde van David Grossman. Als veertien jaar na de Tweede Wereldoorlog de opa van de negenjarige Momik, Ansjel Wassermann, van wie iedereen dacht dat hij door ‘het nazibeest’ was gedood, ineens bevend en stamelend voor de deur staat, wil Momik weten wat dit nazibeest is. Hij wil hem vangen in de kelder en temmen, zodat zijn familie eindelijk ongestoord verder kan leven, want over wat ‘Daar’ gebeurd is, spreekt niemand, maar ondertussen hoort hij zijn ouders in hun slaap schreeuwen. Momik kan er alleen maar naar gissen. 

Voor Momik is opa Ansjel de sleutel naar ‘Daar’. Hij verstaat en begrijpt niet wat opa allemaal brabbelt, maar hij observeert hem onophoudelijk: 

“Hij had heel sterk het gevoel dat zijn opa zo meteen helemaal open zou gaan, dat hij over zijn hele lengte precies in tweeën zou splijten, net als een boontje, en dat er dan een kuiken-opaatje naar buiten zou springen, een klein, lachend, goedhartig opaatje dat van kinderen hield. Dat gebeurde niet, maar plotseling voelde Momik zich op een vreemde manier verdrietig en bedroefd; hij stond op, liep naar zijn opa toe en omhelsde hem stevig, en hij voelde hoe warm hij was, als een kacheltje gewoon. Toen hield opa op met in zichzelf praten, een halve minuut lang zweeg hij en waren zijn handen en zijn gezicht stil. Het leek of hij luisterde naar allerlei dingen binnen in hem, maar zoals bekend mocht hij niet te veel tijd met zwijgen verdoen.”

Momik loopt opa achterna en begint systematisch met ijzeren geduld opa’s gemummel in Hebreeuwse letters in zijn schrift te noteren. Na een paar dagen valt hem op dat opa geen onzin kletst, maar echt een verhaal aan het vertellen is. Hij is er inmiddels ook achter gekomen dat zijn opa vroeger kinderverhalen schreef over ‘De kinderen van het Hart’. Hoe langer hoe meer hij naar zijn opa kijkt, die op een oude profeet, Jesaja of Mozes lijkt, hoe zekerder hij is over wat hij wil worden. Een genie, maar vooral ook een schrijver. Hij hoort hoe zijn opa tijdens zijn gebrabbel wijst naar ene ‘Herneigel’, alsof die ook daadwerkelijk in de ruimte bij hen staat. Hoe langer hoe meer ziet Momik hoe zijn opa in zijn eigen verhaal opgesloten zit.

Boekenkrant

Ondertussen heeft hij van Bella, van de kruidenierszaak, gehoord dat het nazibeest uit elk beest kan voortkomen. Daarom heeft hij in de kelder allemaal dieren verzameld, zodat hij een nazibeest kan fokken, die hij vervolgens kan africhten, zodat hij de mensen niet meer langer zal kwellen. Momik is steeds opnieuw als de dood om de kelder in te gaan, waar de door hem ernstig verwaarloosde dieren hem steeds angstaanjagender voorkomen. Hij wil zichzelf harden, zodat hij op alles is voorbereid, want

“Wie van Daar kwam was onkwetsbaar.”

Het tweede deel van Zie: liefde gaat over Bruno, de schrijver Bruno Schulz. In het nawoord vertelt Grossman dat ooit iemand over zijn werk zei dat het geïnspireerd was door het werk van de schrijver Bruno Schulz, terwijl Grossman op dat moment nog nooit van die schrijver had gehoord. Hij ging het boek De kaneelwinkels van hem lezen en was er diep van onder de indruk. In Schulz’ werk heeft het verhaal nauwelijks een plot. Personages nemen mythische proporties aan. Zo verschrompelt een vader plotseling en verandert in een kakkerlak. In de epiloog las Grossman hoe Schulz aan zijn einde was gekomen. Hij was als jood een beschermeling van een SS’er. Diezelfde SS’er had een beschermeling van een andere SS’er doodgeschoten en daarom werd Schulz als wraak ook doodgeschoten. Door deze bizarre dood wilde Grossman Bruno Schulz in zijn boek opnemen, als literaire wraak. Na publicatie van Zie: liefde werd, tot grote vreugde van Grossman, ook het werk van Schulz herdrukt. In dit tweede deel verandert Bruno in een zalm. Grossman legt uit dat hij de levensloop van een zalm symbolisch vindt voor de jood: de zalm die in een bepaalde beek geboren is, verliest nooit zijn instinct en zwemt naar zee. Zo zijn ook de joden eeuwig op reis. Die reis, daar gaat het om. De reis, dat is het leven. Grossman wilde geen boek schrijven over de Shoah, maar over het leven. Massamoord kan volgens hem alleen plaatsvinden

“als het leven gezien wordt als iets monolitisch, niet als iets unieks, iets individueels.”

In het derde deel, Wassermann, krijgt de lezer uiteindelijk het verhaal van opa Wassermann te horen, vanuit de verbeelding van Momik, het alter ego van David Grossman. ‘Herneigel’ is in dit deel de SS’er Herr Neigel geworden. Wassermann is met zijn vrouw en dochtertje in het concentratiekamp beland en Momik kijkt vanaf de zijlijn toe en wordt ook door zijn opa af en toe aangesproken. Terwijl zijn vrouw en dochtertje vermoord zijn door Neigel, is hij zelf op wonderbaarlijke wijze niet dood te krijgen. Hij wordt bij de SS’er gebracht, die het zelf ook nog even, maar vergeefs, probeert. Neigel komt erachter dat Wassermann de schrijver is van de verhalen die hij als kind met heel veel plezier las. Hij sluit daarom een overeenkomst met Wassermann, die zelf niets liever wil dan sterven: als Wassermann hem elke avond een verhaal vertelt, zal Neigel hem na elk verhaal opnieuw proberen te doden. Er ontstaat een bizarre relatie tussen de twee. Het is adembenemend hoe Wassermann Neigel probeert om te buigen, te laten voelen dat joden geen ‘eenheid’ vormen, maar stuk voor stuk unieke mensen zijn.

Het omvangrijke werk sluit af met “de complete encyclopedie van het leven van Kazik”. Het wordt als volgt ingeleid:

“Op de volgende bladzijden treft de lezer een poging aan – de eerste in zijn soort – om een encyclopedie samen te stellen die de voornaamste gebeurtenissen omvat uit het leven van één mens.”

Via allerlei trefwoorden met omschrijving en verwijzingen naar andere trefwoorden, tuimelt de lezer uiteindelijk het boek uit en blijft verbijsterd achter.

Het grootse van dit werk zit niet alleen in de overtuiging, die tot in de details voelbaar is, dat elk uniek mensenleven ertoe doet, dat er om één mens te doden, bloed aan je handen kleeft van een heel mensenleven. Het zit ook in de overtuiging dat, als het erop aankomt, de mens ieder ander mens in de ogen zou kunnen kijken, ook als hij ervan overtuigd is dat die ander zijn grootste vijand is, namelijk degene die zijn dierbaren heeft gedood. In dat grootste offer, dat eigenlijk niet te bevatten is, misschien zelfs te groot is voor mensenhanden, in dit offer dat opa Wassermann brengt aan Neigel, wordt de essentie van een mensenleven voelbaar, tot in de kleinste cellen van je lijf.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken

Boeken van deze Auteur: