"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zijn naam is klein

Woensdag, 16 september, 2020

Geschreven door: Simon Rozendaal
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Simon Rozendaals bijdrage aan het debat over het Nederlands slavernijverleden

[Recensie] Er zijn zeker vier redenen waarom ik dit boek bij een groot publiek zou willen aanbevelen. Op de eerste plaats omdat het heerlijk wegleest. Wetenschapsjournalist Simon Rozendaal weet, met meer dan veertig jaar ervaring bij onder andere NRC Handelsblad en Elsevier Weekblad, hoe hij een verhaal moet vertellen. Zijn naam is klein, Piet Hein en het omstreden verleden is goed geschreven, als een soort whodunit.

Op de tweede plaats is de methode die Rozendaal hanteert een fantastische manier om een boek te schrijven én te lezen. Dit is “een meanderend boek, zegt Rozendaal in het eerste hoofdstuk. “Anders gezegd, ik schrijf zoals een hond loopt. Een beetje snuffelen hier, even stilstaan daar, weer een stukje vooruit en hé, wat hebben we daar.” Deze methode maakt dat je in een boek over het leven van de Vaderlandse zeeheld, die we voornamelijk kennen door zijn verovering van de Spaanse zilvervloot, dingen tegen komt die je niet verwacht. Wat had Piet Hein bijvoorbeeld te maken met de haringvangst en waarom is ruimtereizen veel minder gevaarlijk dan reizen op een VOC-schip? Rozendaal staat er uitgebreid bij stil en door dit soort uitweidingen verveelt het boek nergens.

Op de derde plaats zit Zijn naam is klein vol met interessante wetenschappelijke informatie. Rozendaal is geen historicus, maar een chemicus met brede natuurwetenschappelijke kennis. En dat is te merken. Zo leren we in dit boek waarom en hoe de verschillende havens in Zuid-Holland ontstonden (dat had veel te maken met de stromingen van de rivieren rond Rotterdam) en waarom rum en zuurkool belangrijk zijn op een schip. Met rum kun je citroensap goed houden en net als citroensap werkt ook zuurkool goed tegen scheurbuik, ook wel de “de gesel van de zee” genoemd.

Op de vierde en niet op de laatste plaats snijdt Rozendaal een belangrijk actueel thema aan met zijn boek. Rozendaal onderzoekt in zijn boek hoe het nu zat met het slavernijverleden van Nederland en met de misdrijven gepleegd door onze zogeheten zeehelden. Het hoofdstuk Hein en de slaven start Rozendaal als volgt:

Boekenkrant

“Zes jaar voor de West-Indische Compagnie in de slavenhandel stapte, is Piet Hein doodgeschoten. En dus zou een hoofdstuk dat gaat over Piet Hein en de slavernij kunnen eindigen dat Piet Hein niets met slavernij en slavenhandel te maken had. […] Dat ga ik niet doen.”

Rozendaal wil weten hoe het zat, wat was het aandeel van Nederland in de slavenhandel en hoe stond Piet Hein hier tegenover? Rozendaal vindt dat ons slavernij verleden te veel is weggestopt. Met de nodige woede vertelt hij in zijn boek over de moord op 664 slaven op het slavenschip de Leusden. Toen het schip in 1738 lek raakte in de Marowijnerivier in Suriname en de bemanning bang was door de slaven overmeesterd te worden, werden de slaven in het ruim opgesloten. De meeste zwarte Afrikanen vonden de dood, het is een van de ergste wandaden uit het Nederlandse slavernijverleden. “Waarom wist ik hier nondeju niets van af,” vraagt Rozendaal zich af, die zichzelf toch als belezen beschouwd. Ook op school had hij nooit iets over het slavernij verleden geleerd. Gelukkig is dat nu aan het veranderen. Mede vanwege de leemte in zijn kennis ontstond dit boek.

Slavernij is van alle tijden, laat Rozendaal zien. Rond 1600 hielden vooral de Portugezen, Spanjaarden, Italianen en Arabieren zich bezig met de slavenhandel. Berucht waren de Noord-Afrikaanse roversnesten van Barbarijse piraten die de zeeën rond Europa onveilig maakten en die waar mogelijk Europeanen tot slaven maakten. In de Nederlanden was slavernij lange tijd verboden en wel om godsdienstige redenen. In het protestantse Nederland werd slavernij vooral als een Joodse en Katholieke aangelegenheid gezien. Rozendaal vertelt dat gaandeweg het verzet in Nederland tegen de slavernij afkalfde. De dominees zagen er toen ook wel een voordeel in, zo konden ze al die slaven ten minste kennis laten maken met de ware godsdienst. Dat was toevallig het moment dat in Amerika goedkope en sterke werkkrachten nodig waren. Ook gaat Rozendaal langs het VOC verleden, welke zeehelden zich schuldig maakte aan massamoord en genocide. Bij een aantal van onze zeehelden zoals Witte de Wit en J.P. Coen mogen we het woord held gerust schrappen. Rozendaal windt er geen doekjes om:

“Toen ik er bij het schrijven van dit boek achter kwam hoe de VOC in 1621 [onder leiding van J.P. Coen/rd] de bevolking van de Molukse Banda-eilanden heeft uitgeroeid dan wel gedeporteerd en tot slaaf gemaakt, was ik allereerst geschokt door deze poging tot genocide.”

Piet Hein was als gezegd al dood toen de Nederlanden zich stortten op de slavenhandel tussen Afrika en de Amerika’s, maar hoe stond Hein tegenover zijn gekleurde medemens? Er is weinig over bekend, maar wat erover bekend is maakt aannemelijk dat Piet Hein een fatsoenlijk mens was. Rozendaal vertelt dat Hein ongeveer tien jaar gevangen heeft gezeten, in Havana, in Cadiz en in Italië. “Het is niet ondenkbaar dat die periode van onvrijheid heeft bijgedragen aan zijn latere houding ten opzichte van mensen met een andere huidskleur en slavernij.” Er is een passage bekend waarin Hein aangeeft te snappen dat indianen in opstand komen als hun land of eigendommen wordt afgepakt. “Men moet bedenken dat het mensen zijn en geen beesten,” zou Hein hebben gezegd. “Zij voelen wel degelijk het onrecht dat hun wordt aangedaan en daardoor worden zij, die van zichzelf al wild en woest zijn, nog veel wilder en woester.” Hein liet op verschillende moment zwarte slaven uit Afrika vrij als hij slavenschepen veroverde en hij ging fatsoenlijk om met vijandelijke soldaten die tijdens zijn zeetochten gevangenen werden genomen. Hij verzette zich tegen plundering en baldadigheid, en voor zover bekend heeft hij zich nooit schuldig gemaakt aan slachtpartijen tegen weerloze mensen. Natuurlijk was hij een militair, en voerde hij menig gevecht, maar hij was dapper en ging vaak als eerste het gevecht in. Onbevreesd en rechtvaardig, noemt Rozendaal hem.

Piet Hein is geboren in Delfshaven, een stukje bijna vergeten Rotterdam, helemaal in het westen van de havenstad. Veel mensen kennen het niet, maar het is er prachtig. Oude zestiende-eeuwse huizen aan het water, alsof je vier eeuwen teruggaat in de tijd. Rozendaal, die ik persoonlijk ken (daarom geen sterren voor dit boek), leidde me er deze zomer rond. We liepen door de toenmalige Kerkhofsteeg (tegenwoordig Piet Heynstraat) waar Hein is geboren naar het enorme standbeeld dat er van de zeeheld staat, halverwege de 19de eeuw neergezet. Rozendaal die er tegenwoordig woont, sprak met trots over het buurtje en over zijn “buurjongen” Piet Hein.

Rozendaals boek is niet alleen maar een aanklacht tegen het verleden. Rozendaal laat ook zien dat er veel is om trots op te zijn. Dat kleine Nederland was een eeuw lang het machtigste land ter wereld, dat kwam omdat we het beste waren in de haringvangst, het beste in schepenbouw. We maakten de beste wapens, we hadden de beste ideeën, filosofen en schrijvers uit allerlei landen publiceerden hun boeken in ons land. Nu we meer weten over de duistere kanten van dat verleden, wil dat nog niet zeggen dat alles uit die tijd moet worden afgeschreven. Dat is de bijdrage van Rozendaal aan dit belangrijke debat. We hebben daar in Nederland een mooi spreekwoord voor: Onderzoekt alles en behoudt het goede. Niet alle helden moeten van hun sokkel, die daar in Delfshaven mag blijven staan. Dat is wat Rozendaals boek aantoont.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles