"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zo begint het

Maandag, 20 juli, 2009

Geschreven door: Jan van Mersbergen
Artikel door: Karlijn de Winter

Afstand verhoogt de dramatiek

[Interview] In de bus naar Amsterdam lees ik nog even de laatste hoofdstukken van Morgen zijn we in Pamplona (2007). De zinderende spanning van de stierenrennen in het Spaanse stadje contrasteert merkwaardig met de kalmte van de omgeving, op deze grauwe dinsdagmorgen in juli. Even later ontmoet ik de auteur van de roman, Jan van Mersbergen. Zijn personages zijn vaak als zwijgzame types gekarakteriseerd. Voor hemzelf gaat dat evenwel niet op; hij begint al op ontspannen toon te vertellen nog voor ik eraan toe ben gekomen mijn opnameapparatuur aan te zetten.

Zo begint het
Onlangs is er weer een nieuwe roman van Van Mersbergen verschenen, de vijfde, Zo begint het (2009). Hij ontstond naar aanleiding van twee krantenberichten uit juni 2006. ‘Het eerste bericht gingen over tien puppy’s die gedumpt waren in een container, het tweede ging over een hond die een baby had doodgebeten. Die berichten veroorzaakten allebei nogal veel commotie, niet zozeer in de landelijke pers maar wel veel in de Hart van Nederland-sfeer, in de lokale kranten en bijvoorbeeld bij de dierenactivisten. De hondjes die gedumpt waren moesten allemaal worden gered en bij baasjes ondergebracht. En de man die dat gedaan had moest heel zwaar gestraft worden, als het even kon ook gedumpt in zo’n vuilcontainer. Met de dader weten mensen altijd raad, ze weten altijd wat daarmee moet gebeuren, terwijl je nooit reacties leest van mensen die over zichzelf als dader nadenken. Dat is voor mij altijd de interessantste vraag. Er moet toch iemand zijn die zoiets doet, wat is het verhaal daar achter? Dus ik dacht: als één van die hondjes nu opgroeit tot die hond die die baby doodbijt… Dat is eigenlijk het verhaal: die binding tussen die twee artikelen, en ook die twee levens, van slachtoffer tot dader.’

Hierbij ligt het natuurlijk nog niet voor de hand wie de hoofdpersoon wordt. Waarom drie vrouwen als hoofdpersonen en niet, zoals in de vorige boeken, een enkel mannelijk hoofdpersonage? ‘Daarmee kon ik de thema’s van opvoeding en het africhten beter uitwerken. Ik ben wel met een man begonnen. Hij vangt die hondjes op in het asiel, probeert ze af te richten en uiteindelijk komt hij erachter dat het met een van die hondjes helemaal verkeerd is gelopen. Maar met hem kon ik niet goed bij de moeder met de baby in Friesland komen – wat voor mij eigenlijk het grootste drama was. Het gaat me vooral om het gevoel van zo’n moeder.
Ik zat heel lang op het verkeerde spoor voordat ik zag: ik moet het niet met die man doen, ik moet vrouwen hebben. Het heeft zeker wel een half jaar geduurd voor ik tot de huidige drie hoofdpersonen kwam.’

Gewoon doorlezen
In de kritiek is meermalen opgemerkt dat van deze drie Evana, een jonge vrouw in Amsterdam die jaren geleden het hondje in het asiel verzorgde, het beste uit de verf komt. ‘Dat is natuurlijk ook zo. Vooral omdat ik dat drama van die vrouw in Friesland toch niet echt kon invoelen. Dat heb ik heel erg op afstand moeten houden. Er zijn mensen geweest die me gevraagd hebben: heb je die lui in Friesland geïnterviewd, ben je daar naartoe geweest? Dat is een hele gekke vraag. Ik kan natuurlijk nooit naar die mensen toe van “luister eens, jullie hebben een kindje verloren, wat erg, maar ik ga daar een boek over schrijven”. Hun verhaal zal waarschijnlijk heel anders zijn, daar wil ik juist niet aankomen. Ik schrijf geen non-fictie, ik doe geen onderzoek naar dat soort situaties. Ik heb dit allemaal verzonnen.’

Boekenkrant

Zo begint het heeft vanwege die drie hoofdpersonen ook geen eenvoudige structuur: hun verhaallijnen wisselen elkaar telkens af. Het lijkt alsof de boeken in Van Mersbergens oeuvre op dit punt steeds complexer worden. ‘Dat hangt van het verhaal af. Het verhaal dwingt tot een bepaalde vorm. Zo begint het was in eerste instantie geschreven in een chronologische volgorde. Maar als je het verhaal van de hond achter elkaar zag leek dat heel geforceerd.’ Pas toen hij de scènes door elkaar liet lopen, kon hij ook de levens van de drie personages door elkaar laten lopen. ‘Ze zijn natuurlijk wel anders, maar gevoelsmatig maken ze dezelfde dingen mee. In heel veel stukjes zijn ze inwisselbaar, eigenlijk. Dat wilde ik ook graag. In een eerdere versie heb ik bijna alle namen eruit gefilterd en gebruikte ik alleen maar “ze”. Maar mijn redacteur zei dat veel lezers dat toch wel erg verwarrend zouden vinden.’ Nog steeds is het soms lastig, wanneer je een scène begint te lezen, te bepalen over welk personage het gaat. ‘Dat is ook een onzekerheid van de lezer. Het is helemaal niet interessant om met je verstand allerlei constructies te gaan maken van hoe het verhaal in elkaar zit. Gevoelsmatig loopt het toch wel door elkaar.’

Dieren en zieken
Wat de personages in Zo begint het verbindt is dat ze allemaal iets te maken met de hond die uiteindelijk de baby in Friesland zal doodbijten. ‘Toen ik een boek over een hond wilde schrijven, wat bij Zo begint het wel het oorspronkelijke idee was, moest ik terugdenken aan mijn eerste boek, De grasbijter (2001), waarin een hond als zijfiguur zit. De hoofdpersoon is een soort mislukte boer die achtergebleven is op de boerderij van zijn ouders. Zijn beste vriend is zijn hond die iedere dag met hem optrekt.’ Aan het einde van De grasbijter wordt die hond doodgereden. ‘Later heb ik heel veel reacties gekregen op die scène. Mensen vonden het aangrijpend. Ik heb gemerkt dat scènes met dieren waarin iets mis is of waarin mensen contact hebben met dieren goed aanslaan. Ik voel dat zelf ook wel zo.’

Het valt op dat in Van Mersbergens oeuvre behalve dieren, en vooral honden, ook veel zieken en gehandicapten voorkomen. Ze zijn echter nooit hoofdpersoon, en dat blijkt alles te maken te hebben met Van Mersbergens visie op stijl en verteltechniek. Hij legt dat uit aan de hand van Hemelrat (2005), waarin een personage voorkomt dat met kanker in het ziekenhuis ligt. ‘De hoofdpersoon van de roman is degene die verliefd wordt op de vriendin van de zieke jongen. Dat is eigenlijk twee stappen van de ziekte af. Het motief daarachter is een soort stijlregel van me, namelijk dat de afstand de dramatiek verhoogt. Ik heb zelf ook met kanker te maken gehad. Er zijn heel veel mensen die daar een soort ervaringsboeken over schrijven, maar die missen vaak wel een dramatische insteek. Je moet afstand nemen en naar jezelf durven kijken van die afstand. Voor mij was in die tijd dat ik ziek was de ziekte wel te overzien. Maar het is veel moeilijker je voor te stellen hoe andere mensen met jouw ziekte omgaan. Daar gaat het verhaal over.’

Een Amerikaanse manier van vertellen
Dat afstandelijke kenmerkt ook Van Mersbergen schrijfstijl, al sinds hij zich rond 2000 serieus met schrijven begon bezig te houden. ‘Ik zat toen een hele zomer op een boerderij die erg leek op de omgeving in Brabant waar ik opgegroeid ben, het Brabantse polderland. Ik had opeens een heel eenvoudig verhaal en ik wist toen ook hoe ik dat verhaal moest vertellen, in een hele sobere, beschrijvende vorm.’ Hij had inmiddels een aantal auteurs gelezen die hem daarbij de weg hadden gewezen. ‘Steinbeck, Hemingway, Faulkner en Cormac McCarthy hebben allemaal eenzelfde manier van vertellen: vrij afstandelijk, eenvoudig, zonder essay-achtige stukken en met heldere dialogen. Ik wist toen dat als ik iets te melden had, dat het in zo’n soort vorm moest zijn.’

Daar ging een jaar of tien aan vooraf waarin Van Mersbergen naar die eigen stijl aan het zoeken was. ‘Ik las heel veel Spanjaarden, Zuid-Amerikanen en Russen. Hun stijl waaiert alle kanten uit. Dat is nooit mijn ding geweest. Ik heb dat toen wel geprobeerd. Dan lees je zo’n boek als Honderd jaar eenzaamheid en dan wil je ook zo schrijven. Maar dat werd niks. Het moest aansluiten bij hoe ik persoonlijk ben, en dat deden die Amerikanen wel.’

Publiceerde hij destijds ook in literaire tijdschriften, bijvoorbeeld? ‘Nee, nooit. Ik kom veel aspirant-schrijvers tegen die heel veel van dat soort dingen doen: verhalen opsturen, aan iedereen laten lezen en veel op internet publiceren. Dat heb ik eigenlijk nooit gedaan. Ik vind dat mensen daar heel terughoudend in moeten zijn. Ze doen zulke dingen vaak op de gok, maar er is eerst veel zelfonderzoek voor nodig. Je moet je normen stellen: wat wil ik vertellen en in welke vorm doe ik dat?’

Maar op een gegeven moment was hij toch tevreden over zijn eigen werk. Heeft hij zijn manuscript toen naar een uitgeverij gestuurd? ‘Dat ging via een vriend die een redacteur kende. Ik wist ook wel dat als je je manuscript gewoon opstuurt, het dan op een grote stapel blijft liggen. Dat geeft zo veel onzekerheid, alsof je met de loterij meedoet.’ Beter is het om te netwerken. ‘Iedereen kent uiteindelijk wel iemand die bij een uitgeverij werkt. En ik denk ook dat als je verhaal goed is, als je weet dat je wat te vertellen hebt, mensen dat ook zien.’

Carnavalsroman
Inmiddels heeft Van Mersbergen zijn vijfde roman gepubliceerd. Bovendien is onlangs bekend geworden dat er van zijn vorige boek, Morgen zijn we in Pamplona, vertalingen komen in het Duits (Kunstmann, najaar 2009) en Frans (Gallimard, 2010) en dat het wordt verfilmd (door IDTV).

De afgelopen jaren kwam er steeds om de twee jaar een roman van hem uit. Kunnen we de volgende in 2011 verwachten? ‘Ik ga er nu wat meer tijd voor uittrekken, ook omdat die vertalingen eraan komen.’ Toch wil hij wel al iets over de inhoud loslaten. ‘Ik wil graag een carnavalsroman schrijven, een roman die volledig speelt tijdens het carnaval. Mensen hebben een tamelijk vertekend beeld van carnaval. Sinds een paar jaar heb ik het weer herontdekt. In Brabant kende ik het natuurlijk wel, maar de laatste jaren ben ik steeds naar het Venlose carnaval geweest en dat was een waanzinnige ontdekking. In De macht over het stuur (2003) had ik al een dorpskermis met een feesttent en muziek, en in Morgen zijn we in Pamplona die stierenrennen. Daar past het carnaval qua sfeer wel bij.’

‘De hoofdpersoon wordt door een stel carnavalsvierders in de rivier gegooid, dat moet de eerste scène zijn. Het liefst heb ik dat al in de eerste zin, maar die heb ik nog niet. En daarna moet hij gaan vertellen wat er allemaal gebeurd is. Dat wordt nog de grootste worsteling: hoe hij dat allemaal gaat vertellen.’

Bloggen op de grens van de werkelijkheid
De moeilijkheid is dat hij deze nieuwe roman in de ik-vorm wil schrijven. ‘Tot nu toe zijn mijn romans allemaal in de derde persoon geschreven. Voor mij is dat hét perspectief om een verhaal te vertellen en personages neer te zetten. De ik-vorm is altijd erg moeilijk. Ik moet dan een reden hebben waarom dat personage het hele verhaal gaat vertellen en waarom hij onderweg informatie achterhoudt, bijvoorbeeld. Waarom zou een personage dat iets spannends heeft meegemaakt, of iets dramatisch, de lezer daar zo ellenlang in mee willen nemen? Dat wordt snel ontzettend gekunsteld.’

Het weblog dat hij bijhoudt is ook in de ik-vorm geschreven. Is dat als oefening voor de nieuwe roman? ‘Ja, dat is het. Ik verzin ook verhalen, ik zit op de grens van wat de werkelijkheid is. Wanneer ik schrijf over dingen die ik helemaal nooit gedaan heb is die “ik” opeens een heel ander figuur. De lezers denken altijd dat het om mij gaat. Dat hoeft natuurlijk helemaal niet. Al zijn de meeste dingen die erop staan wel mijn verhaal.’ Hij krijgt veel reacties. ‘Hoe persoonlijker het wordt hoe meer reacties er komen. Als je schrijft over ziek zijn, over kanker, krijg je de meeste reacties, vooral als je daar voor jezelf iets mee probeert te doen.’

Iedere dag verschijnt er weer een nieuw stuk op de site. ‘Die stukjes kosten per dag maar tien minuten tot een kwartiertje. Ik ken schrijvers die dagelijks ’s ochtends twee uur bezig zijn aan zo’n stukje van tweehonderd worden. Dat vind ik onzinnig, dat wil ik niet doen.’ Van Mersbergen lijkt een hoog schrijftempo te hebben. Op NRC Boeken staat te lezen dat hij 1500 woorden per dag een mooie richtlijn vindt. ‘Sommige mensen zeggen dat het veel is, anderen vinden het weer heel weinig. Het is maar net waar het over gaat. Voor mijn volgende roman heb ik een verhaal en een personage. Ik weet dus hoe het allemaal zit en waar en wanneer het zich afspeelt. Dan kan ik in een week 10.000 tot 15.000 woorden schrijven. In feite zou je zo een roman kunnen schrijven in een week of zes, zeven. Maar dat is dan een eerste versie. Daarna ben ik nog echt wel anderhalf jaar bezig om het een beetje te fatsoeneren.’ Er moet vaak ook veel geschrapt worden. ‘Ik probeer vooral de onderliggende thema’s er goed in te leggen, te verstoppen. De lijn of spanningsboog die in het boek ligt, die bij mij vooral op het gevoel geënt is, moet goed kloppen. Die moet niet wegzakken maar er altijd zijn. Dat is eigenlijk het grootste werk.’

Voor het eerst verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: