"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zoektocht in Hartstocht

Donderdag, 6 juli, 2017

Geschreven door: Arno Wubben
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Reizen naar Rembrandt

[Voorpublicatie] Hoeveel schilderijen heeft Rembrandt gemaakt? We weten het niet precies. Het aantal ‘echte’ Rembrandts schommelt, de laatste jaren zijn er bij gekomen, maar vooral werden veel andere door deskundigen ontmaskerd als zijnde niet van Rembrandt. In zijn boek Zoektocht in Hartstocht. Bezoeken aan Rembrandtschilderijen wereldwijd, laat kunstliefhebber Arno Wubben (1967) zien dat de afgelopen eeuw steeds minder schilderijen het predicaat ‘Rembrandt’ hebben gekregen. Waren er in 1921 nog 688 Rembrandts, het aantal waar de kunstkenners het nu over eens is 250.

Wubben (1967) heeft zich ten doel gesteld om alle Rembrandts in het echt te zien, een meerjarenproject. Hij combineert de internationale reizen voor zijn werk in logistiek vaak met een bezoek aan de lokale musea. Zijn verhalen over deze bezoeken zijn nu gebundeld in Zoektocht in Hartstocht. Hij schrijft in het voorwoord: “De verhalen in dit boek zijn een selectie van mijn bezoeken aan diverse musea wereldwijd. Ze zijn gefocust op mijn passie voor Rembrandt en beslaan een periode van ongeveer tien jaar. Het is een reis die ik onderneem voor mijn persoonlijke doelstelling: alle Rembrandtschilderijen over de gehele wereld zien.”

De Leesclub van Alles publiceert een deel van het laatste hoofdstuk over het bezoek aan The Wallace Collection, Hertford House in Londen.

Kookboeken Nieuws

“Elementary,”  said he

[…] Vanaf dat punt realiseerde ik me dat het een moeilijke ochtend ging worden. Blijkbaar was de goede markies geen consciëntieus betaler van zijn rekeningen geweest of was de nieuwe eigenaar, de Britse staat, al over haar begroting geschoten. Dat concludeerde ik in de donkere kamer, die vooralsnog was aangekondigd als East Gallery I, waar een presentatie van Rembrandtschilderijen zou moeten zijn. In de hoeken van de zaal ontwaarde ik enkele kleine lichtbronnen, dus moest ik mijn eerdere bevinding herzien. Het herenhuis was niet afgesloten van het lichtnet en het Verenigd Koninkrijk had nog voldoende Britse ponden voor de jaarlijkse afrekening.

Waarom het klassieke museum alsnog tot spookhuis was omgevormd, bleef mij onbekend. Zelfs met mijn rijke fantasie kon ik me niet voorstellen dat de conservatoren hadden bedacht dat schilderijen het beste op de tast konden worden ervaren. Voorzichtig schrijdend stevende ik af op het minuscule peertje in de linkerhoek, hopende dat er vanaf dat punt enig zicht was op de schilderijen. Meerdere malen stopte ik mijn tergend langzame tred, want mijn ogen wenden slechts langzaam aan de duisternis en ik wilde geen porseleinen vaas van een vroegere Chinese keizer van een tafel omstoten.

Ondanks de Britse hoffelijkheid vreesde ik dat een dergelijke handeling niet gewaardeerd zou worden. Vanzelfsprekend was het risico laag dat ik op uiterst vriendelijke toon tot ontruiming van het statige herenhuis zou worden verzocht. Daarvoor zouden ze me eerst moeten vinden en dat ging alleen lukken als de bewaking standaard een zaklantaarn in hun uitrusting meedroeg.

Ik bereikte de overzijde door de zwarte leemte en gebruikte het flauwe licht van de kleine schemerlamp voor een inventarisatie van de schilderijen op de wand aan de linkerzijde. In het midden nam ik een zelfportret waar en ik kneep mijn ogen samen voor een scherper beeld. Rembrandts schilderij heeft een afgeronde bovenkant, die niet volkomen gelijk is aan beide zijden, wat een vreemde boog rond zijn hoofd achterlaat. Dat was een kenmerk dat mij zou helpen in mijn donkere zoektocht. Inderdaad had dit schilderij het bewuste gewelf en dapper verwijderde ik me weer van het licht.

Omdat ik het schilderij eerder op foto’s had gezien, wist ik dat hij zichzelf had geschilderd met zwarte baret, bontkraag en twee gouden kettingen. Met zijn linkerhand in een handschoen op zijn borst gedrukt, kijkt hij de toeschouwer aan. De beschikbare plaatjes op internet zijn allen van slechte kwaliteit en dat was exact de reden voor een analyse van het werk in het echt. Voor het schilderij staand, besefte ik dat die bestudering vandaag niet ging plaatsvinden. Fysiek was ik amper 30 cm van het kunstwerk verwijderd, door de ontbrekende verlichting leek het alsof ik aan de andere kant van de maan stond.

Achterdochtig formuleerde ik een complottheorie die de museumeigenaren hadden opgesteld, zodat de accreditatie aan Rembrandt niet nogmaals in gevaar kon komen. Als er geen onderzoek aan het schilderij kón plaatsvinden, zou er ook geen negatieve conclusie kunnen volgen. Op dit moment stond het werk geregistreerd als een origineel zelfportret en dat zou zo blijven, totdat iemand überhaupt een onderzoek zou kunnen doen. Dat klinkt vergezocht, zelfs met mijn fantasievermogen, en ik kan dan ook geen bewijzen aanvoeren die mijn miraculeuze hypothese onderbouwen. De Britse speurder Sherlock Holmes zei daarentegen: “Once you eliminate the impossible, whatever remains, no matter how improbable, must be the truth.” Oftewel, als je het onmogelijke uitsluit, blijft de waarheid over, hoe onwaarschijnlijk dan ook. Nu ik het onmogelijke niet kon uitsluiten, betekende dat dan niet dat mijn onwaarschijnlijke, onmogelijke theorie waar was?

Net toen ik aanstalten maakte voor een vroegtijdig einde van mijn bezoek, vielen twee gebeurtenissen samen, die mijn visite alsnog tot een succes maakten. De deur naar de volgende zaal werd geopend en niet gesloten volgens de instructie. Tegelijkertijd brak de zon door aan die zijde van het gebouw en door het verre raam en de ongeautoriseerde deuropening vielen felle zonnestralen mijn Rembrandtzaal binnen. Heftig knipperend tegen de plotselinge overvloed aan licht, onderkende ik de enige mogelijkheid die ik zou krijgen. Snel draaide ik me terug naar het schilderij, dat nu onbedekt door de gecreëerde schaduwen in volle glorie zichtbaar was.

Er was geen tijd voor een langdurige diagnostiek, ik hoorde de verschillende  medewerkers al roepen en rennen voor een snelle sluiting van de toegang. Daarom beperkte ik me tot het gevoel dat het portret bij me opbracht. Rembrandt kijkt je aan, met de karakteristieke frons in zijn wenkbrauwen. Zijn mond is iets geopend, gaat hij iets zeggen of verkeert hij in stabiele rust? De kleurstelling is bijzonder flauw, het gezicht is witter dan we van hem gewend zijn. Ik mis de blos op de wangen of een enkel teken van vocht op de lippen of in de ogen. Dat kan het resultaat zijn van de staat waarin het schilderij zich bevindt.

Misschien dat een uitgebreide restauratie de oorspronkelijke kleurzetting meer nadruk kan geven en we overduidelijk overtuigd zullen zijn van zijn hand in dit schilderij. Zijn blik daagt me nu uit, haast beschimpend, als mijn conclusie langzaam en zeker richting ‘studio’ overhelt. Twijfelen aan de grootmeester, bedenkingen over zijn kwaliteit, in tweestrijd over zijn talent? De mond opent zich langzaam en zal mij terstond terecht wijzen, mocht ik de negatieve gedachtegang vervolgen en zelfs durven uitspreken. Dan zet de frons iets dieper aan en verandert zijn toon. Als er aarzeling is bij de toeschouwer, wordt die dan niet veroorzaakt door hemzelf?

Is hij tekort geschoten in zijn creatie, heeft hij onvoldoende gewerkt aan de compositie, aan de overtuiging van zijn kunstenaarschap? Het is dat moment dat ik mijn scepsis laat varen en het werk als origineel in mijn hart sluit. Dit is de grote kunstenaar zoals we hem kennen. Continu aan verandering werkend, in technieken, in onderwerpen, in kleuren en in toepassingen. Nooit zullen we hem betichten van gedienstigheid of inschikkelijkheid. Hij deed wat hij dacht dat nodig was voor het perfecte beeld. Daarbij geloofde hij niet alleen sterk in zichzelf, nog meer twijfelde hij aan zichzelf. Hij keurde eigen werk af, schilderde over figuren heen en begon opnieuw, want uniek werd je niet als je acceptabel werk afleverde.

Acceptabel was onvoldoende. Mijn aarzeling zette hem in dubio en daarmee bevestigde hij de betrouwbaarheid van de signatuur op het schilderij. De deur naar de andere zaal werd gesloten en de nacht kwam in rap tempo richting mijn positie aangesneld. Vanuit mijn ooghoek zag ik de verlichte wand worden overspoeld door de duisternis en weldra zou het zelfportret wederom aan mijn ogen worden onttrokken.  width=Ik berustte in dat onvermijdelijke feit, want ik had mijn moment gekregen en goed benut. Het laatste wat ik zag, voordat de hemel zich sloot, was zijn handtekening en bewijs in zwart op wit rechtsonder op het werk: Rembrandt f(ecit) oftewel Rembrandt heeft dit gemaakt.

 

Rembrandt Harmensz. van Rijn, Zelfportret met baret, bontkraag en twee gouden kettingen, 1637, 63 x 50,7 cm, The Wallace Collection, Hertford House, Londen, Verenigd Koninkrijk.

 


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.