"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zoete kinderen eten geen suiker

Dinsdag, 3 januari, 2017

Geschreven door: Ionica Smeets
Artikel door: Nienke Beintema

Als een wetenschapper kinderen krijgt

Hoogleraar Wetenschapscommunicatie Ionica Smeets werd moeder en ontdekte dat de meeste ‘experts’ gewoon bakerpraatjes uitkramen. Ze haalde de wetenschap erbij.

[Interview] Ze zijn niet aan te slepen, de opvoedboeken. En al helemaal niet als ze zijn geschreven door Bekende Nederlanders. Sinds eind oktober ligt er een nieuwe in de winkel, Zoete kinderen eten geen suiker, van de hand van Ionica Smeets. Zij maakte een stormachtige ontwikkeling door van ‘Wiskundemeisje’ naar Zomergast en hoogleraar wetenschapscommunicatie. Maar ze heeft ook twee kinderen, van 1,5 en 6. Is ze daarom meteen een opvoedexpert die weet hoe het allemaal moet? Welnee, schrijft ze in het voorwoord van haar boek. En daar gaat het boek juist over. Want al die ervaringsexperts, merkte Smeets, die zeggen maar wat. Het meeste advies is bakerpraat; de wetenschap geeft eigenlijk nog maar weinig antwoorden op opvoedvragen. Hoog tijd dus om het kaf van het koren te scheiden, vond Smeets. Ze schreef ruim 60 hoofdstukjes over even zoveel prangende opvoedvragen, op zoek naar de waarheid achter de mythes.

“Mijn algemene conclusie is dat je de meeste ongevraagde opvoedadviezen rustig naast je neer kunt leggen”, schrijft Smeets in haar voorwoord. “Het is allemaal niet zo zwart-wit. Voor elke deskundige die roept dat je iets absoluut op een bepaalde manier moet doen, is er een andere expert te vinden die precies het tegenovergestelde beweert.” Heel verfrissend, zeker als je het vergelijkt met het gros van de opvoedboeken. Maar wat kunnen we daar nou mee, als ouders? “Op zichzelf niets”, zegt Smeets lachend. “Want ik heb ook niet de wijsheid in pacht. Ouders moeten zelf een keuze maken die bij ze past. Maar ik wil ze daarbij graag opties aanreiken die ergens op zijn gebaseerd.”

In elk geval moeten ouders zich niet gek laten maken, vindt Smeets. “Zodra je zwanger bent, gaat iedereen zich er opeens mee bemoeien. Sommige ouders worden daar heel onzeker van, en gaan dan op internet zoeken. En daar vind je allerlei mafkezerij die er heel professioneel uitziet.” Dat kan best gevaarlijk zijn, merkt ze op. Bijvoorbeeld als het gaat om vaccineren.

Boekenkrant

Niet iedereen weet hoe je in wetenschappelijke databases moet zoeken. Smeets weet dat wel – en ze weet die informatie vervolgens te vertalen naar een breed publiek. Dat komt er dan achter dat Smeets zelf vooral op haar gevoel af gaat – en daarbij de wetenschap soms lekker links laat liggen.

“Ik wilde niet alleen de feitjes brengen”, zegt Smeets, “maar ook laten zien hoe wetenschap werkt. Hoe het komt dat we nog zo weinig over opvoeding weten.” En dat is, legt ze uit, omdat perfect opvoedonderzoek bijna onmogelijk is. Vergelijkende studies zijn lastig: presteren kinderen die veel tv kijken slechter op school omdat ze veel tv kijken, of omdat ze ouders hebben die hen veel tv laten kijken? “Eigenlijk zou je gerandomiseerd onderzoek moeten doen”, zegt Smeets. Dat betekent dat je je proefpersonen willekeurig in twee groepen indeelt, waarbij de ene groep een andere behandeling krijgt dan de andere. Pas dan kun je ze echt vergelijken. Smeets: “Maar je kunt moeilijk zeggen: deze groep kinderen mag zijn hele jeugd geen tv kijken, en deze groep moet elke dag vijf uur kijken, en dan meten we na 18 jaar wat de verschillen zijn.” Ze lacht. “Of: deze groep moet zijn kind elke dag slaan, en deze niet. Dat kan écht niet.” Maar wat weten we wel? Een kleine greep uit Zoete kinderen eten geen suiker.

Straffen of praten?

Je peuter is twee, gooit zich geregeld krijsend op de grond en luistert slecht. Wat werkt het beste: straffen, of uitleggen waarom het gedrag niet gewenst is? Amerikaanse onderzoekers zochten het uit – maar dit is zo’n voorbeeld van beschrijvend onderzoek waarbij je nooit weet wat het gedrag nu echt veroorzaakt: de aanpak zelf, of onderliggende eigenschappen van de ouders en/of kinderen? Hoe dan ook, het onderzoek liet zien dat een combinatie van praten en straffen het beste werkt. “De Amerikaanse onderzoekers waren erg enthousiast over een ouderwets pak voor de broek”, schrijft Smeets. “Maar dat ga ik mooi niet doen. Ik ga me verdiepen in strafplekken, negeren en speelgoed afpakken. En ik duik ook maar eens in de effecten van het belonen van goed gedrag.”

Helmpje voor platte schedels

Sommige baby’s ontwikkelen een afgeplatte schedel omdat ze een voorkeurshouding hebben: ze liggen het liefst met hun hoofd naar één kant. Jaarlijks krijgen daarom enkele duizenden baby’s in Nederland een corrigerend helmpje aangemeten, dat ze een half jaar lang 23 uur per dag moeten dragen. Dat levert vaak een stinkende, schilferige baby op die je niet zo gemakkelijk kunt knuffelen, schrijft Smeets. Maar heeft dat helmpje eigenlijk wel zin? Dit is een zeldzaam voorbeeld waarbij wél gerandomiseerd onderzoek is gedaan. Tachtig baby’s met een afgeplatte schedel werden willekeurig over twee groepen verdeeld, waarbij de ene helft een helmpje kreeg en de andere helft niet. De uitkomst: de blote bolletjes werden uiteindelijk net zo rond als de schedels van de helmdragers. In beide groepen was de afplatting bij een kwart zelfs helemaal verdwenen.

Dol op bloemkool

Kun je je baby alvast laten wennen aan verschillende smaken als hij nog in de baarmoeder zit? Heeft het daarom zin om alvast regelmatig bloemkool en spruitjes te eten, om later geen gezeur aan de eettafel te hebben? Ook dit is gerandomiseerd uitgezocht. Een groep zwangere vrouwen moest in de laatste fase van de zwangerschap vier keer per week wortelsap drinken, een andere groep moest wortels juist vermijden. Wat bleek: baby’s uit de eerste groep vonden wortel lekker bij de eerste kennismaking, de tweede groep vond wortel juist vies. Smeets vond dat overtuigend genoeg om zelf als zwangere regelmatig bloemkool te eten, terwijl ze daar niet van houdt. En haar kinderen? Die vinden bloemkool lekker.

Later uit de luiers

Kinderen van nu zijn gemiddeld een jaar later zindelijk dan in de jaren ’60: zo rond hun derde jaar. Komt dat doordat ze nu zulke goede luiers dragen dat ze de natte billen niet meer voelen? Japanse onderzoekers zochten het uit. Ze lieten tweelingen verschillende luiers dragen: de ene helft van de tweeling kreeg katoenen luiers om, de andere wegwerpluiers. De kinderen binnen één gezin werden even snel zindelijk. De luier maakte dus niet uit. Wel is het aannemelijk, schrijft Smeets, dat wegwerpluiers zo makkelijk zijn dat ouders de zindelijkheidstraining uitstellen. Zelf begon Smeets ondanks de makkelijke luiers toch maar zo snel mogelijk: een jaar eerder stoppen scheelt al gauw honderden euro’s en zo’n tweeduizend luiers.

Speen schoonlikken

Je kent ze wel: van die ouders die een speen van de grond oprapen en eerst zelf in de mond schoonmaken voordat ze hem teruggeven aan hun peuter. Kinderen van ouders die dat doen, hebben minder astma, eczeem en allergieën dan kinderen van ouders die de speen eerst afspoelen. Spenen aflikken is dus gezonder, concluderen de Zweedse onderzoekers. “Maar wacht even”, schrijft Smeets. Veroorzaakt het een het ander? Ze noemt het verband tussen ijsjes en verdrinkingen. Hoe meer ijsjes er verkocht worden, hoe meer mensen er verdrinken. Zijn ijsjes dan gevaarlijk? Nee. Ze worden meer verkocht als het mooi weer is – en dan gaan er ook meer mensen zwemmen. Ouders die de speen aflikken, vermoedt Smeets, zijn minder hygiënisch dan afspoelouders. En ietsje minder hygiëne in de opvoeding, weten we sinds enige tijd, verlaagt de kans op astma, eczeem en allergie.

Wiskunde niks voor meisjes?

Wiskunde is een mannending. Toch? Niks van waar, ontdekte Smeets (zelf wiskundige) in de literatuur. Ja, meisjes scoren iets slechter bij wiskunde dan jongens – maar leraren blijken meisjes slechter te beoordelen op dezelfde resultaten. Dat bleek uit een test waarbij leraren toetsen moesten nakijken zonder naam erboven. Daarbij scoorden jongens en meisjes even goed. Stonden er namen boven, dan kregen de jongens steevast hogere cijfers dan de meisjes. Maar als je meisjes maar vaak genoeg vertelt dat wiskunde niets voor meisjes is, dan wordt dat ook echt zo. Dat gebeurt in onze wereld blijkbaar vanzelf, zo bleek uit een ander experiment. Elfjarigen moesten allemaal dezelfde moeilijke figuur natekenen. De ene helft van de groep kreeg te horen dat het een ‘tekenopdracht’ was, de andere dat het een ‘wiskundeopdracht’ was. Je raadt het al: in de tweede groep scoorden de meisjes slechter dan de jongens. In de eerste waren ze even goed.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: