"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zuidland

Dinsdag, 17 maart, 2009

Geschreven door: P.F. Thomése
Artikel door: Bob Hopman

God, sterfelijkheid en vertwijfeling

Het is op momenten moeilijk voor te stellen dat de Thomése die in 1991 de AKOLiteratuurprijs ontving voor de verhalenbundel Zuidland dezelfde is als de cynische, soms platte, geëngageerde realist die wij van Greatest Hits, Vladiwostok! en J. Kessels, the novelkennen. Niet seks, voetbal en macht zijn namelijk de hoofdmotieven in Zuidland, maar religie, vertwijfeling en de ongrijpbaarheid van de dood. De schrijver doet er absoluut niet mee onder voor het recentere deel van zijn oeuvre.

De bundel, met overigens maar drie verhalen, opent met ‘Leviathan’. Het vertelt de paniek in een naar schatting zestiende-eeuws, godsdienstwaanzinnig Noordwijk aan Zee door een storm, een overstroming, drijvende lijken in de straat en als grootste ramp een aangespoelde walvis. De betekenis van de storm is duidelijk: dit is de toorn van God. Maar wat te doen met een log, ontbindend wezen op het strand?

De hulp van meerdere partijen wordt ingeroepen en ieder heeft er zijn eigen gedachte over. De schout wil weten wie het dier toekomt: de kust behoort weliswaar tot de heerlijkheid van Noordwijk, maar is dat bij eb of bij vloed? In het laatste geval immers raakt het dier het water en de zee is van niemand (‘hoogst onbevredigend’). Het land is rechtmatig van de koning van Spanje, al zal die er wel niet teveel om malen. Een aantal heren uit Leiden intussen houdt zich bezig met het opmeten van het dier: de Bijbel gebiedt ons te meten en bovendien maakt het vangen in cijfers het gevaarte minder angstaanjagend.
De futiliteiten, de religieuze crisis en de paniek rondom het wezen hebben iets kolderieks. Het net niet onmogelijke, maar toch absurde scenario doet wat denken aan Belcampo op een van zijn sterkere momenten. Voor sommige personages krijgt de waanzin een meer metafysische lading en daardoor blijft slapstick uit. De dichter Dousa bijvoorbeeld houdt zich bezig met serieuze vragen: waarom weet iedereen instinctief de naam van dat creatuur dat men alleen uit mythen en verhalen kent?

’Nu was er dus een walvis in zijn denken terecht gekomen. Maar de walvis die in zijn gedachten rondzwom, was een andere dan die daar op het strand lag te stinken en hij begreep niet hoe dat kon. Hoe kon de walvis in zijn hoofd terechtgekomen zijn – en waarom was het een andere dan die op het strand? Hij voelde dat hij tot een kern kwam, al wist hij niet waaraan, en al spoedig verloor de gewaarwording haar samenhang.’

Geschiedenis Magazine

Alle gewaarwordingen verliezen hun samenhang, de storm steekt weer op, de walvis waait de zee in zonder dat de bevolking het doorheeft. Het sjouwen van de lijken van de slachtoffers biedt de vissers ruimte voor bespiegelingen over de dood – ‘Maar de vissers dachten niet na.’

De in Tunis gestrande arts Foucart uit het verhaal ‘Boven aarde’ doet dit juist wel. Hij overdenkt alles wat de vissers nalaten, al levert het hem uiteindelijk helemaal niets op, in een verhaal dat eigenlijk over de stervende Hertog van Ripperda gaat. De laatste is door zijn ziekte tot niet meer dan een passief object geworden, en beleeft grootse avonturen alleen omdat de mensen dat willen en verhalen over hem bedenken: hij hoort zichzelf in zijn sterfbed verre oorlogen winnen. Foucart heeft de opdracht hem te verzorgen maar geeft niet meer om zijn stervende patiënten.

’Hij was gaan inzien dat de dood, die hij in zijn jarenlange praktijk zo goed had leren kennen, niet iets was wat men eventueel kon uitdrijven, maar iets waarvan het gehele lichaam doortrokken was, iets wat reeds van het begin af aan aanwezig was geweest tot in de kleinste vezels, en wat tenslotte als een nachtbloem opbloeide, zodat de dood beschouwd zou kunnen worden als de uiteindelijke rusttoestand van een tijdelijk tegenstrevend organisme. […] Daar, in het voorportaal van het hiernamaals, had hij het leven aanschouwd vanuit het gezichtspunt van de doden en hij had er, vanuit die onoverbrugbare verte, geen betekenis of aardigheid meer in kunnen ontdekken.’

In deze overdenkingen, essayistische passages, is de tragische cynicus die P.F. Thomése ook is, te vinden. Toch is er een groot verschil met de essayistiek uit bijvoorbeeld Nergensman, waar de gedachten los en fragmentarisch zijn. In Zuidland dringt een log, stinkend monster als een gigantische tumor het kustgebied van Noordwijk binnen en zet als schijnbaar vanzelfsprekend de bevolking aan tot fundamentele existentiële en religieuze twijfel. Die twijfels vormen geen intermezzo, ze zijn onderdeel van het verhaal, ze zíjn het verhaal. Thomése voert zijn personages met zorg op en laat ze hun overpeinzingen uitspreken, wat als bij Foucarts doodsbeschouwingen gebeurt in wonderschone, uitgemeten bewoordingen. .

Vaak heb ik het afgelopen jaar – en ik houd het vol – gesteld dat Vladiwostok! het waard was grote prijzen te winnen. Zuidland is nog beter.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Vaderliefde

Verzameld nachtwerk

Verzameld nachtwerk

Ik, J. Kessels

De onderwaterzwemmer

De onderwaterzwemmer