"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zwarte trots, witte schaamte?

Dinsdag, 11 januari, 2022

Geschreven door: Peter Verlinden
Artikel door: Jef Abbeel

Over kolonisatie en racisme in de Congo

[Recensie] Peter Verlinden is één van onze echte Congo-deskundigen, maar hij noch de oud-kolonialen werden uitgenodigd op de VRT bij de vele uitzendingen over Congo bij het nieuws en bij De Afspraak.

Vanaf het begin spreekt hij duidelijke taal in zijn boek: de selectieve Canvas-reeks Kinderen van de kolonie heeft de tegenstellingen tussen oud-kolonialen en de Congolese diaspora onnodig opgepookt, de historische context beperkt en soms zelfs foutief voorgesteld. De Afrikaanse leiders zijn in de voorbije 60 jaar de nieuwe kolonisatoren van hun eigen volk geworden. In de koloniale tijd steeg het welvaartsniveau van de Congolezen jaar na jaar; sinds 1960 zijn ze alleen maar verarmd (p. 15-18).

Verlinden geeft eerst een historisch overzicht. Toen Leopold II in 1865 koning werd, keek de Belgische elite met bewondering op naar Nederlands-Indië. Het ‘cultuurstelsel’ daar (verplichte bebouwing van 20% van de gronden) leverde Nederland veel winst op zonder dat er slavernij was. Leopold wou ook per se een kolonie en was ook bereid om met zijn eigen fortuin  iets te doen voor de Afrikanen. In Berlijn (1885) kreeg hij Congo toegewezen als ‘Vrijstaat’: iedereen mocht er dus handel drijven, zonder douane of taksen. Het Belgisch parlement gaf hem bijna unaniem toestemming, maar wou er verder niets mee te maken hebben. Pas vanaf 1900 bracht het rubber (voor de fiets- en autobanden) veel geld op: de export steeg van 120 ton in 1890 naar 6.000 in 1902 (en 35.000 in 1960). Daarmee zette ‘le Roi bâtisseur’ gebouwen in Brussel, Oostende en elders. Hij heeft zich dus niet persoonlijk verrijkt, aldus ook historicus Pierre-Luc Plasman (p. 29 + 37).

Die rubberproductie ging tussen 1890 en 1904 helaas gepaard met veel geweld. Het afhakken van handen bestond al veel vroeger en gebeurde om te tonen dat men een vijand had gedood. De soldaten van de Force Publique moesten bewijzen dat ze geen kogels verspild hadden.

Dans Magazine

Het is niet duidelijk waarom het soms ook bij een levende man gebeurde: misschien deden ze dat als ze toch op wild hadden geschoten. Er bestond alleszins geen politiek van afgehakte handen als de rubberproductie te laag was. Dat zijn fabels die al weerlegd werden in het strenge rapport van de internationale commissie van 1904-05 (p. 42). En niet elke foto vertelt de ware achtergrond.

Dat rapport sprak wél duidelijke taal over dwangarbeid, strafexpedities van de Force Publique naar dorpen die te weinig rubber leverden, ontreddering in de rubberstreken. De getuigenverklaringen zijn alleszins hard voor het bewind van Leopold, die ook van alles deed om het rapport geheim te houden en Congo verder te exploiteren. Zo ontstond het begrip ‘Rood rubber’. Het was wel beperkt tot maximum tien jaar en een kwart van de oppervlakte.

De bezetting was gebaseerd op racisme: in alle kolonies voelde de bezetter zich superieur, net zoals de fabrieksbazen zich in ons land beter voelden dan hun ongeschoolde arbeiders. Tussen 1482 en 1885 verliepen de relaties met Portugal zonder racisme, maar in die periode werden wel 13 miljoen Congolezen als slaaf weggevoerd naar Amerika, de Arabische landen en Indië (p. 36). Die slavenhandel werd in 1885 afgeschaft.

De daling van de bevolking tussen 1885 en 1908 had vele oorzaken. Waarschijnlijk woonden er in 1885 slechts 10 miljoen mensen in Congo (p. 41). Dat cijfer ging licht achteruit tot 1910, niet zozeer door de strafexpedities, maar wel door epidemieën zoals pokken en slaapziekte en door voedseltekort, deels te wijten aan de verplichte arbeid.

Pas na 1945 begon de bevolking echt te stijgen door betere medische zorgen en meer welvaart. Sinds 1960 zijn in de drie vroegere Belgische kolonies meer mensen omgekomen door geweld dan tijdens de kolonisatie (p. 41).

In 1908 werd Congo dus overgedragen aan België. Toen leefden er ca. 10 miljoen Congolezen en 1.500 Belgen. Ook zij hadden weinig te zeggen: het Ministerie van Koloniën in Brussel besliste over alles. Vanaf de jaren 20 betrok minister Louis Franck de traditionele chefs wel bij het bestuur. Dat is nu nog: bij elke officiële plechtigheid zitten die chefs op de eerste rij, maar alle macht ligt bij de president. In 1940 waren de Belgen met ca. 17.000, in 1960 waren er 14 à 15 miljoen Congolezen en ca. 80.000 Belgen (p. 44).

De kolonisatie was een nationale zaak: men wou de bevolking de Belgische normen en waarden aanleren en als ze die overnamen, werden ze beloond met een ‘carte de mérite civique’ (ca. 1.600 in 1958) en de titel ‘évolué’ (ca. 20.000 in 1960) (p. 51-52). De missies stonden in voor onderwijs, cultuur, sport,  medische zorgen en sociale actie. Bij ‘beschaven’ hoorde ook: polygamie en kannibalisme afschaffen.

Na WO II nam de welvaart en de consumptie snel toe, het aantal fietsen steeg maal 14. Congo had de beste medische zorgen, de laagste kindersterfte van alle kolonies en het meest toegankelijke onderwijs, behalve voor de vorming van een universitaire elite.

Maar de loonverschillen bleven veel te hoog: 25.000 kolonialen verdienden evenveel als 1,2 miljoen Congolezen (p. 54-55).

Behalve een nationale zaak en een zaak van beschaving, was de exploitatie een derde aspect van de kolonisatie: plantages, mijnen (koper, diamant), katoen, suiker moesten opbrengen. De meeste zaken waren in handen van de Société Générale, die de meeste winst maakte (p. 59-60).

De dekolonisatie kwam onverwacht. In 1956 sprak postmeester Lumumba nog zijn waardering uit voor alle Belgen en voor het geniale werk van Leopold II (p. 64-65). Pas einde 1958 gebruikte Joseph Iléo voor het eerst het woord ‘Indépendance’ (p. 66).

De onafhankelijkheid ging gepaard met zware mishandeling van ca. 2.000 blanken, het vermoorden van 250 kolonialen en de verkrachting van honderden blanke vrouwen. Kolonialen getuigden dat via lokale radio’s werd omgeroepen: “Verkracht blanke vrouwen zoveel je wilt. Je zult beloond worden” (p. 73). Ook kinderen werden verkracht en doodgemarteld. Lumumba zou een grote rol gespeeld hebben in deze oproepen. Dit zorgde tot vandaag voor trauma’s bij de tienduizenden gevluchte kolonialen(p. 68-71). Verlinden is de enige auteur die dit durft te schrijven.

Bij het portret van Lumumba beschrijft Verlinden ook de nieuwe gouverneurswoning in Lubumbashi, waar tien standbeelden tonen dat Congo totaal anders omgaat met zijn verleden dan België. Op 1 staat … Leopold II, op 2 Boudewijn, op 3 Wangermée, de Tienenaar die de stad stichtte. En achteraan in de rij: Lumumba (p. 80-81). Ook in Kinshasa, Kolwezi en ook in andere steden staat Leopold overeind, naast Congolese prominenten.

Politieke verontschuldigingen dan. In 2000 deed Verhofstadt dat in Rwanda bij Kagame, die zelf verantwoordelijk was voor de genocide: de families van de slachtoffers bleven dus in de kou met hun leed (p. 83-84). Alsof dat niet volstond, herhaalde Charles Michel dat nog eens in 2019. En voor de moord op Lumumba bood Louis Michel in 2002 excuses aan en hij noemde de toenmalige ministers medeverantwoordelijk. Gevolg: de familie Lumumba diende klacht in tegen de Belgische staat.

Verlinden zegt: voor excuses moet men eerst de feiten exact kennen, dan de normen die toen geldig waren en pas dan kan men zich excuseren. In 1885 was de norm dat kolonialisme het instrument was om primitieve volkeren te beschaven, aldus ook de slotverklaring van de Conferentie van Berlijn (p. 86-87). In 1919 nam de Volkenbond die doelstelling over. In de periode van Congo-Vrijstaat zijn zeker strafbare feiten gepleegd tijdens de strafexpedities, maar is de huidige Belgische staat daarvoor verantwoordelijk ? Dezelfde lieden die daarop “ja” zeggen, beweren dat kinderen van IS-strijders niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun ouders. En die daden zijn pas vijf jaar oud. De Belgische staat had in 1885-1908 niets te zeggen in Congo. En de huidige koning is evenmin verantwoordelijk voor wat zijn grootoom 120 jaar geleden deed of voor wat Leopold III deed in 1940 of Boudewijn in 1960-1961. België was wel verantwoordelijk voor de periode 1908-1960. Maar toen werd kolonialisme beschouwd als de ideale bestuursvorm voor ‘primitieve staten’. En België kreeg toen meer lof dan kritiek.

We moeten wel lessen trekken uit wat we nu ‘fouten van het verleden’ noemen. Nu begaat België weer fouten door een president te steunen die met 13%, dus door fraude aan de macht is gekomen in Congo. En in Rwanda steunen we een massamoordenaar. Verontschuldigingen voor fouten in het verleden zijn zinloos als we nu weer grove fouten maken. De auteur zegt niet hoe België dan wel moet omgaan met de Congolese overheid.

Verlinden pleit voor meer aandacht voor de kolonisatie in het onderwijs en om de standbeelden en straatnamen  te laten staan. Zij moeten het publiek herinneren aan ons koloniaal verleden door er een nieuw opschrift aan toe te voegen.

Hij spreekt ook even over Zwarte Piet en over Les Noirauds (de zwartgeverfden), die in Brussel sinds 1876 elk jaar geld ophalen voor weeshuizen en armen.

In zijn hoofdstuk over dekolonisatie twijfelt hij of Congo en Afrika wel gedekoloniseerd zijn: overal bestaan nog koloniale structuren, gebruikt men het Frans of Engels als voertaal, in het onderwijs bestaan bij gebrek aan geld nog oude schoolboeken met de bijrivieren van de Schelde en de oude Belgen (p. 130). Men kan zich dan afvragen wat Congo doet met de jaarlijkse twee miljard $ ontwikkelingshulp. De gewone Congolees is sinds 1960 alleen maar verarmd, velen worden niet eens betaald voor het werk dat ze doen en de elite heeft zich schandalig verrijkt door de verkoop van grondstoffen aan China, de nieuwe kolonisator. Ze zijn dus nog lang niet gedekoloniseerd.

Behalve misschien degenen die hier nu bepalen hoe ons straatbeeld eruit moet zien (n.v.d.r.).

Het laatste thema is de vraag of kolonialisme de moeder is van racisme, wat vele militante, zwarte activisten hier beweren. Nee, want in landen die geen kolonies hadden, zoals de Oost-Europese, Rusland en China, is dat racisme evenzeer aanwezig.

De negatieve vooroordelen ontstonden blijkbaar einde 18de/begin 19de eeuw als gevolg van de ‘rassenwetenschap’, dus voor de kolonisatie. Verlichte filosofen zoals Montesquieu, Rousseau en Voltaire en ook Karl Marx waren naar onze huidige normen racistisch en hun standbeelden lopen dus ook gevaar (p. 138). De auteur geeft ook nog voorbeelden en cijfers van discriminatie die zwarten nu ondervinden in België.

Verlinden spreekt duidelijke taal, durft af te wijken van het gangbare discours, in te gaan tegen velen die zonder kennis van zaken het woord voeren op betogingen en in onze media, maar staaft zijn uitspraken wel met bewijsmateriaal.

Inhoudelijke fouten vond ik niet. Ik betwijfel wel of de 18de eeuw het hoogtepunt vormde in de slavenhandel: misschien was dat al in de 17de eeuw, de gouden eeuw van Nederland en Frankrijk.

In ‘Koloniaal Congo’ schat demograaf Sanderson het aantal overlijdens tijdens Leopold op ca. 2,5 miljoen op een bevolking van ca. 15 miljoen, maar het blijven schattingen: pas na 1920 vonden de eerste tellingen plaats.

Nog een paar details voor de uitgever: bâtisseur (p. 29) moet met accent circonflexe, top-historicus splits je best na de p- en niet na de o (p. 34), ‘gebetonneerd’ (p. 45) lijkt me geen goed Nederlands en ‘onze Congo dat niet meer van ons is’ (p.107): daar zou ik zeggen: die niet meer van ons is.

Het boek eindigt met een uitgebreide bibliografie en een originele lijst met audiovisueel materiaal dat via het internet toegankelijk is. De recente studie ‘Koloniaal Congo’ verscheen later en kon er dus nog niet bij staan, wel vele artikelen van de auteurs die daaraan meewerkten.

Ik hoop dat iedereen die met het Congo-debat bezig is, dit boek zal lezen, zeker de politici van de waarheidscommissie, de Congolese diaspora  en al onze opiniemakers.

Eerder verschenen op Jef Abbeel