"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Aan open zee

Donderdag, 7 juli, 2016

Geschreven door: Atte Jongstra
Artikel door: Monique van Gaal

Vluchtige ontmoetingen op een petieterig eiland

Aan open zee van schrijver, dichter en essayist Atte Jongstra (1956) leest als een veredeld reisverhaal. De protagonist, schrijver Axel Borg, reist af naar een piepklein Deens eiland, om daar gedurende een lange, koude winter te werken aan zijn nieuwe boek.

Door de vele beschrijvingen van de omgeving, de promenades langs de verschillende bastions, de dagelijkse wandeling over de ‘smalle voetgangersbrug die de twee bewoonde delen van deze minieme archipel verbond’ en het koude winterweer, heeft Aan open zeesoms zelfs iets weg van een reisgids:

‘In de verte lag Graesholm, het op één na grootste eiland. Het lag er bij zoals alle delen van de Ertholm-archipel voordat Christiansø en Frederiksø tot vesting waren omgevormd. Aan de noordelijke kant was Graesholm door de prehistorische ijsmassa gepolijst tot asymmetrische maar bevallige rondingen (…).’

Ook de ontmoetingen met de weinige bewoners en bezoekers van het eiland – een afgelegen oord waar eigenlijk ‘nooit iets gebeurt’ – zijn als die van een reiziger: oppervlakkig, observerend, vluchtig, betekenisloos, en slechts in één enkel geval waardevol. En toch moet Axel het hebben van die ontmoetingen, want in hén zoekt hij zijn verhaal. In de op non-actief gezette commissaris Vilhelm. In Delphine, de Franse dame die op zoek is naar genot. In de crimineel Dutch, de praktische Mette, predikant Kjaer, hellingbaas Mikkelsen, hotelhouder Jørgensen, havenmeester Sylvän, visser Rasmussen. En ga zo maar door. Samen vormen zij het verhaal, maar in wezen doen zij er stuk voor stuk in het geheel niet toe. Daarvoor zijn zij als personages te individueel. De cohesie ontbreekt. Zelfs de vondst van een in stukken gehakt lijk blijft een losstaande gebeurtenis zonder verder gevolg.

Heaven

Hap-snap

Aan open zee is het relaas van Axel, de schrijver. Maar toch is hier een alwetende verteller aan het woord. Jongstra schakelt met gemak over van het ene karakter naar het andere; soms blijft hoofdpersoon Axel gewoon even een tijdje achterwege. En toch is het Axel, die het verhaal creëert; met zíjn zoektocht vindt hij dít verhaal. Maar waar wil het verhaal naartoe? En wil ik dit eigenlijk allemaal wel weten? Doet het er allemaal wel wat toe? Het is een gedachte die ook de schrijver (Axel dan wel Jongstra) bezighoudt: ‘Intussen vorderde het boek dankzij al die vruchteloze gesprekken en beschrijvingen gestaag.’ Door deze hap-snap-schrijfstijl is het een rommelig en onsamenhangend verhaal geworden. De vele personages deden me duizelen. Benieuwd naar de afloop was ik geenszins. Naar welke afloop had ik überhaupt nieuwsgierig moeten zijn?

Ondanks dat Aan open zee goed leesbaar is – met hier en daar wat ingewikkelde uiteenzettingen – roept het verhaal verwarring op. Het boek is als een Russische matroesjka: schrijver schrijft over schrijver die schrijft over een schrijver… Kunt u mij nog volgen? Alle drie de schrijvers lijken vooral  naarstig op zoek te zijn naar personages: ‘Nu die lui op dit eiland – gratis materiaal, maar voldeden ze?’ Geen van hen, least of all Axel, heeft een idee waaróver hij wil schrijven.

Daarnaast slaat ook de twijfel toe: verzint Axel daar op dat verre eiland zijn belevenissen bij elkaar, of beleeft hij ze werkelijk? Linksom of rechtsom, het blijft natuurlijk allemaal fictie. Maar toch… Axel (of toch Jongstra?) lijkt zo nu en dan schoon genoeg te hebben van een bepaald personage en knikkert hem of haar dan zonder pardon het verhaal uit: ‘En Axel dacht dit: hier verdwijnt Dutch uit het verhaal.’

Plagiaat

Het thema plagiaat komt meermaals ter sprake in Aan open zee. Is iedere schrijver niet zo nu en dan schuldig aan het mis- of gebruiken van andermans teksten? Axel vertaalt en citeert er intussen lustig op los, en verdoezelt dit dan op humorvolle wijze:

‘”Hebt u dat allemaal bedacht toen u vanmorgen buiten wandelde?” vroeg Delphine verrukt.
“Nee. Ik ben de hele dag de deur niet uit geweest.”‘

Een ander thema dat Jongstra uitvoerig aansnijdt is de vervuiling van de Oostzee:

We weten allemaal wat er na ‘45 in de wateren rond Bornholm aan oorlogsafval is gedumpt. Hele schepen vol fosforgranaten, mosterdgas en blauwzuur zijn afgezonken. Dat ligt daar op de zeebodem gewoon allemaal stuk te roesten.’

Terwijl visser Rasmussen nog in de ontkenningsfase zit, is het overduidelijk dat de vis in de Oostzee niet te vreten is. Zelf heb ik de Oostzee menigmaal met eigen ogen kunnen aanschouwen, maar heb nooit eerder vermoed dat het zo slecht gesteld is met deze zo schoon ogende zee, die ‘s zomers bovendien legio toeristen aantrekt. Een beetje googelen leerde mij dat het werkelijk waar is: de Oostzee is zo vervuild als een stinkende afvalbelt.

En zo valt deze roman voor mij alsnog onder de categorie reisgidsen, of moet ik zeggen: anti-reisgidsen? Waar het verhaal zelf nogal warrig is, zijn het de daarin vervlochten feiten en weetjes die mij daadwerkelijk hebben geboeid.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.