"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Alle dagen laat

Dinsdag, 15 december, 2020

Geschreven door: Mensje van Keulen
Artikel door: Quis leget haec?

De vechtrelatie met haar man

[Recensie] Na het boek van Gerard Reve leek me het dagboek uit 1976 Alle dagen laat van Mensje van Keulen mij een mooie opvolger. Waar ik Reve achterliet in de jaren zestig zou Mensje mij een mooi tijdsbeeld moeten laten zien uit de jaren zeventig. Ook zij beweegt zich immers in hedonistisch literaire kringen dus dat beloofde wat.

En dat viel wat tegen. Het is een erg versnipperd dagboek dat na de helft, rond pagina 100, pas een beetje op gang komt. In de eerste paar maanden wat aantekeningen over muziek, over de poezen, over een vakantie, afgewisseld met wat fragmenten van een boek waarmee ze bezig is. En over kritieken:

“Een kritiek van een Belg op ‘Van Lieverlede’ die van een jaloerse vrouw leek te komen: dat iedereen zoiets zou kunnen schrijven, maar dat niet iedereen furore wenste te maken met “spruitjesliteratuur”. Weer die spruitjes. Ik mag ze graag eten, de mooie kleine kooltjes met hun tientallen fijne blaadjes, maar het woord komt in mijn boeken niet eens voor.”

In dit boek dus wel. Een keer of drie. Het dagboek kabbelt voort met aantekeningen over de krakers die naast hen wonen, over de kookkunsten, gezondheidsklachtjes en over eindeloos drankgebruik en het langs-elkaar-heen-huwelijk met haar man Lon. Zoals gezegd wordt het interessanter op ongeveer de helft als de fragmenten wat langer worden en het meer een coherent geheel wordt. Er komen wat meer collega-schrijvers in voor. Zo gaat ze naar een feest bij Gerrit Komrij en zijn vriend Charles Hofman:

Boekenkrant

“In de tuin aan de Jacob van Lennepkade…zaten, naast Gerrit en Charles, Charles’ moeder Willie, haar tweede echtgenoot Wim…Hans Warren en diens vriend Giovanni, ofwel Gianni…Ik telde tweeëntwintig lege wijnflessen op het terras. ..’Ces écrivains!’ riep Gianni met walging, ‘Ces poètes! On me casse les pieds!…Je suis malade! Malade!’…Pas toen Gerrit kwam, ging hij mee terug naar binnen. Een paar minuten later lag hij verderop in de tuin te braken…Dertig lege flessen op het bordes. Stukjes stokbrood dreven in het water van de champagnekoeler…”

En meer van dat, hoewel ik dat dan wel weer leuk vindt. Het blijft aardig om te lezen hoe de verhoudingen lagen tussen de jonge schrijvers van toen die inmiddels vaak gevestigde namen zijn. In dat verband lijkt het me aardig om in de latere dagboeken van Warren zijn perspectief weer te lezen over deze jaren. Er zitten ook meer beklijvende verhalen in. De vechtrelatie met haar man loopt als een rode draad door het dagboek heen. Laat thuiskomen, non-communicatie, irritaties, ruzies, kinderwens, vreemdgaan, het zit er allemaal in. Ook het fragment waarin de vriendin van de schrijver Robert Loesberg omkomt bij een treinongeluk is belangrijk. Het tekent de relatie van Robert met Mensje en de anderen om hem heen. Het gaat niet goed met hem en hij zal uiteindelijk jong sterven.

Een dagboek zie ik graag wat meer samenhang vertonen dan dit dagboek. Mensje geeft zelf aan dat ze het een opgave vindt om het bij te houden, waar Warren het juist een plezier vindt. Zijn aantekeningen vormen meer een geheel. Misschien dat het daarom niet helemaal aan mijn verwachtingen voldeed. Wel leuk om de fratsen van collega-schrijvers mee te beleven in hun nachtenlange discussies en feesten, gevolgd door splijtende katers en machteloze hoofdpijnpoeders.

Eerder verschenen op Quis leget haec?