"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Alleen de bergen zijn mijn vrienden

Dinsdag, 24 december, 2019

Geschreven door: Behrouz Boochani
Artikel door: Marnix Verplancke

Aangrijpende verslag uit een Australische vluchtelingenkamp

[Recensie] “Ik heb zoveel boosaardigheid doorstaan / Ik heb zoveel gevochten tegen de bierkaai / Dus ik ben er klaar voor / Ik ben klaar om op dat afgelegen eiland te worden gedumpt.” Dat dacht Behrouz Boochani zes jaar geleden toen hij op Kerstmiseiland het vliegtuig op gedreven werd door Australische militairen. Hij had een lange reis achter de rug, was Iran ontvlucht, had drie maanden in Indonesië gezeten, had een paar dagen op een lekke vissersschuit rondgedobberd en was uiteindelijk opgepikt door de Australische marine. Het vliegtuig zou hem naar Manus brengen, een eilandje met een schimmig statuut in de buurt van Papoea Nieuw-Guinea, waar hij in een vluchtelingenkamp terecht zou komen. Alles beter dan de onophoudelijke rusteloosheid en angst van de voorbije maanden, dacht hij. Veel erger dan dat kon het niet worden, maar dat werd het dus wel, lezen we in zijn onthutsende Alleen de bergen zijn mijn vrienden

In de zomer van 2013 ging in Australië Operation Sovereign Borders van start, een door militairen uitgevoerd grensbewakingsprogramma dat een strikte zero-tolerance tegenover vluchtelingenbootjes inhield. Geen enkel bootje zou nog op de Australische kust aankomen, en dus ook geen enkele vluchteling. Die zouden allemaal afgevoerd worden naar Manus, waar ze opgesloten zouden worden in kampen. Boochani had de pech vier dagen na de invoering van dit programma opgepakt te worden en een radertje te worden in de afschrikkingsmachine die de Australische overheid had bedacht. Dat er massaal veel journalisten en fotografen op de tarmac stonden toen hij en zijn lotgenoten op Kerstmiseiland op het vliegtuig stapten was dus geen toeval.

Op Manus kwam Boochani in de Fox-gevangenis terecht, waar vierhonderd mensen op elkaar gepropt zaten op een oppervlakte van nog geen voetbalveld. Het was een bruisende heksenketel waar uitgehongerde en steeds luidruchtiger wordende vluchtelingen uitzinnig door elkaar liepen. Nergens was er stilte, nergens rust. Als je stilstond, werd je door de stroom meegesleurd, schrijft Boochani. Alleen de toiletten boden een uitkomst, daar kon je je even afzonderen, om te denken, jezelf te snijden of uiteindelijk zelfmoord te plegen.

De gevangenis was georganiseerd als een kyriarchisch systeem, begon Boochani, afgestudeerd als politicoloog, na verloop van tijd in te zien, een term die in 1992 voor het eerst werd gebruikt door Elisabeth Schüssler Fiorenza. Ze beschreef er een sociaal systeem mee dat gericht was op onderdrukking, overheersing en onderwerping. Op Manus begon dit met het depersonaliseren en dehumaniseren van de gevangenen. Boochani werd MEG45. Vervolgens werden de verschillende etnische groepen tegen elkaar opgezet, zodat ze niet in de bewakers, maar wel in de andere gevangenen hun vijanden zouden zien. Onophoudelijk werden er ook nieuwe en volstrekt nutteloze regels ingevoerd, en de geestelijke stabiliteit van de vluchtelingen werd ondermijnd door op willekeurige momenten de elektriciteit uit te schakelen, of het lauwe water dat ze te drinken kregen eens te vervangen door fris vruchtensap. Hoop geven en deze meteen daarna weer ondermijnen, als je het lang genoeg volhoudt, krijg je iedereen gek. Zeker als je mensen ook nog eens verbiedt iets te doen. Wanneer een aantal gevangenen een backgammonbord improviseerden, werd dat meteen vernietigd door de bewakers. Spelen mocht niet, zeiden ze, al knepen ze wel een oogje dicht voor Maysan de Hoer, een man die zich verkleedde als schunnige geestelijke, al dansend een suggestieve striptease deed en op het einde alleen nog een mannenslip aanhad die hij met een schaar had bijgewerkt tot sexy vrouwenstring. “Omdat er geen vrouwen zijn, staat God nu ook homoseks toe,” lachte hij ondertussen luid.

Kookboeken Nieuws

Boochani bleef in in het gevangenkamp tot dit eind 2017 gesloten werd, maar ook toen kwam er geen einde aan zijn beproeving. Omdat hij geen reisdocumenten had kon hij Manus immers niet verlaten. Het eiland zelf was zijn gevangenis geworden. Tot een paar dagen geleden, toen hij toestemming kreeg om naar Nieuw-Zeeland te reizen.

Alleen de bergen zijn mijn vrienden, geschreven op een oude mobiel toen hij nog gevangen zat en in stukken en brokken via WhatsApp naar zijn vriend Omid Tofighian gestuurd, die ze meteen naar het Engels vertaalde, is geen klassieke gevangenisliteratuur. Het boek combineert het verhaal van de mannen op Manus met een filosofisch tractaat en een psychologische studie naar de gevolgen van deprivatie en vrijheidsberoving. Boochani doorspekt zijn proza bovendien met subtiele poëzie die verwijst naar de Koerdische literaire traditie waartoe hij behoort. Maar het boek is om een nog heel andere reden geen gevangenisliteratuur, omdat de mensen die er vastgehouden worden geen misdadigers zijn natuurlijk, maar wel asielzoekers. Boochani is een Iraanse Koerd, een intellectueel die opkwam voor de rechten van zijn volk, en zeker geen gewelddadige extremist. Ben ik een pacifist of gewoon een angsthaas, vraagt hij zich op een bepaald moment zelfs af, een retorische vraag natuurlijk, want geen van beide hoort thuis in een gevangenkamp.

Eerder verschenen in Trouw