"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Afvallige

Woensdag, 13 maart, 2013

Geschreven door: Jan van Aken
Artikel door: Rein Swart

Veel bokkensprongen in historisch drama

Met de grote media-aandacht voor paus Franciscus laat de kerk opnieuw van zich horen, al lijkt de periode van macht lang over het hoogtepunt heen. In zijn nieuwste historische roman, De Afvallige, neemt Jan van Aken ons mee naar de tijd van de Romeinse keizer Julianus (331-363), een afvallige in de tijd waarin het christendom aan invloed won. Julianus zetelde in Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk en was op de hand van de Arianen, een stroming in het christendom die tegenover de Niceense stond, die in de goddelijke drie-eenheid geloofde. Een interessant onderwerp voor een historische roman.

De Afvallige is een roman boordevol intriges. Het begint met de pilaarheilige Swintharik, de hoofdpersoon van dit epos. In de nazomer van 376 besluit hij uit Damascus te vluchten, nadat hij merkt dat hij achtervolgd wordt. Hij denkt namelijk dat hij de keizer gedood heeft. Hij trekt de aandacht van de jonge natuurgenezeres Alêtis die door christenen uit het tempelcomplex van haar sekte verdreven is. Ze reist samen met hem naar het Noorden en raakt al gauw nauw bij zijn lot betrokken. Een beet van een slang bezorgde Swintharik eeuwige dorst die zich volgens hem het best laat lessen met wijn. Haar vroegere leermeester kan hem wellicht van zijn kwaal afhelpen. Swintharik is vanwege zijn dorst onafscheidelijk van de wijnzak die hij maakte van de huid van een bok. (Later blijkt dat hij, om zijn achtervolger kwijt te raken, eerder van de huid van zijn paard een boot had gemaakt.)

Naast dit verhaal wordt nog een andere geschiedenis verteld. Swintharik refereert tijdens zijn vlucht aan gebeurtenissen van zo’n dertien jaar daarvoor, toen keizer Julianus het onderspit dolf in de strijd tegen de Goten, die door vreselijke barbaren, de Hunnen, uit het Oosten richting het Romeinse Rijk gedreven werden. In die tijd probeerde bisschop Vitalis de toekomst zoveel mogelijk in een christelijke richting te buigen. Hij omringde zich daartoe met knapen, die hij voor zijn bedoelingen inzette. Tegelijk verloor hij zijn eigen belang niet uit het oog, namelijk om zoveel mogelijk van hen te genieten. Een van hen, de straatjongen Dido, werkte zich op tot bediende van de keizer, daarna tot ijlbode en werd zelfs de chroniqueur van deze geschiedenis.

Vitalis probeerde dus een vinger in de pap te krijgen bij de godsdienstige en politieke ontwikkelingen. De Niceense richting van het christendom die hij voorstond kreeg de steun vanuit het Romeinse Rijk in het Westen maar werd tegengewerkt door stromingen als de Ariaanse, die door Van Aken ketters wordt genoemd. Hij rechtvaardigt die moderne term in een ‘Verantwoording’.

Boekenkrant

Brokken ruimte en tijd

Van Aken neemt de lezer moeiteloos mee het verleden in. Hij heeft zich goed gedocumenteerd en spreekt de zintuigen aan met termen als ‘een ranzige walm’ en beelden van bloedresten die aan het gezicht van de soldaten kleven. Hij beschrijft hoe de vrouwen geen spangen meer droegen om hun kleding vast te maken. Zijn taal is realistisch, niet opzienbarend, eerder wat belegen, zoals in een fragment waarin Lucifer Swintharik helpt ontsnappen:

‘Lucifer rende over de verwarmde tegels naar het koudwaterbassin en Swintharik kon niet anders dan volgen. Hij bleef staan bij het bekken dat werd gevoed door een klaterende waterstraal.’

Het verhaal wordt in bokkensprongen opgediend. In korte hoofdstukken wordt er zoveel tijd en ruimte doorkruist, dat het in het hoofd van de lezer gemakkelijk uit elkaar valt.

De meningen van de verteller klinken, vooral in het begin van de roman, tussen de regels door: over de angst die toeneemt als men die de rug toekeert, over een ijlbode die niet te lang op één plek moet blijven omdat hij anders traag wordt, dat niets giftiger is dan een afgewezen vrouw. Deze meningen zijn te lezen in zinnen als deze over Alêtis: ‘Zoals vrouwen graag doen als ze in een vreemd huis komen, maakte ze een ronde en bekeek alles uitgebreid.’

Veel avontuur maar weinig diepgang

Het boek moet volgens de ‘Verantwoording’ gezien worden als een zeer uitgebreide voorloper van Het oog van de Basilisk (2000), het debuut van Van Aken. Net als in de tweede, eveneens lijvige roman De valse dageraad  (2003) wordt heel wat heen en weer gereisd: per schip naar Kreta, te voet maar vooral te paard, van Damascus tot Constantinopel en van Durostorum tot Antiochië, het huidige Antakya in Turkije, zozeer dat inhoudelijke kanten eronder te lijden hebben. Aardbevingen, zeebevingen, eunuchen, de lezer wordt hijgerig van alle avonturen die maar weinig diepgang kennen. De afwisseling is steeds van dezelfde soort: bomen, paarden, ontsnappingen, vluchtpogingen en maar weer op weg. De toon past zich daarbij aan. Het verhaal holt voort, maatvoering ontbreekt.

Het is jammer dat de verbreiding van het christendom en de inhoud daarvan niet meer aandacht krijgt, maar uit de oordelen van Van Aken tussen neus en lippen door valt op te maken dat die godsdienst niet zijn sympathie heeft.

De Afvallige heeft een hoog jongensboekengehalte en mist diepgang. De lezer wordt heen en weer geslingerd van de ene episode in de andere waardoor gemakkelijk het overzicht verloren gaat. Het eind, waarin de verwikkelingen uit de doeken worden gedaan, komt dan ook als een verlichting.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.