"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bloemen van Jan Siebelink

Maandag, 12 februari, 2018

Geschreven door: Jan Siebelink
Artikel door: Roeland Dobbelaer

109 planten en bloemen

[Voorpublicatie] Morgen wordt Jan Siebelink tachtig jaar. Ter gelegenheid van zijn verjaardag publiceert De Bezige Bij deze maand De bloemen van Jan Siebelink, een prachtig uitgegeven boek, met schitterende afbeeldingen en met honderden citaten allemaal over bloemen en planten uit de romans van Siebelink.  Daarnaast geeft Siebelink bij een aantal bloemen en planten een extra toelichting. Bij de plant Kalanchoë schrijft hij:

“Op onze kwekerij stonden ze in de verwarmende broeibak naast het waterbassin. Ik zie mij nog met mijn vader rietmatten afrollen. De jongen planten moesten zes weken in volledige duisternis verkeren, anders zou er geen knopvorming plaatsvinden.
Dan, op een zekere dag, rolden we de rietmatten op. De duisternis had gewerkt, elke plant had kleine knoppen gemaakt.

——
Nu schieten mij de beroemde woorden van de mysticus Sint-Jan van het Kruis te binnen: ‘Het duister is mij licht genoeg.'”

Wie van Siebelink houdt zal ook dit boek zeker kunnen appreciëren. Zijn vader of Hans Sievez en diens kwekerij hebben weer een prominente hoofdrol. De liefde voor de natuur, de zorg die zijn vader in het telen van planten stopte, de prachtige zachte beschrijvingen van Siebelink, het komt allemaal terug in dit mooie boek. Volgens de Bezige Bij is het een “ode aan zijn stille plantenrijk, de ziel van Siebelinks schrijverschap. […] Jan Siebelink is de schepper van vele onvergetelijke personages. Maar als stille getuigen zijn er in al zijn romans en verhalen ook altijd de bloemen en de planten. Op de achtergrond vertellen ze een eigen verhaal, de geschiedenis van de kwekerij, en uiteindelijk zeggen ze ook veel over Jan Siebelink zelf.”

Sociologie Magazine

Een grote omissie van de uitgever is dat het niet duidelijk wordt van wie de afbeeldingen zijn. Ze zijn geselecteerd door de bekende ontwerper Brigitte Slangen, maar van wie de afbeeldingen zijn? Ook navraag bij de uitgeverij leverde niets op. Ik vermoed dat ze genomen zijn uit plantenatlassen uit de 19de eeuw of zelfs ouder. In de tweede druk, want die zal er zeker komen, zou De Bezige Bij deze fout wel even mogen herstellen. Omdat het blad op dik papier geheel in full-colour is gedrukt, heeft de drukker vermoedelijk veel inkt moeten gebruiken en daarmee is De Bloemen van Jan Siebelink niet alleen een fijn kijk- en leesboek geworden, ook een heerlijk boek om te ruiken. Maar dat gaat als het uit de verpakking is naar verloop van tijd weg natuurlijk.

De Leesclub van Alles publiceert als voorpublicatie de inleiding bij het boek en de verschillende stukken over de plant Asperge (veder-). Passages uit De overkant van de rivier, De buurjongen en Hartje zomer passeren de revue.

Bij wijze van inleiding

Hou het stevig vast,’ zegt mijn vader, ‘met beide handen.’ Ik omklem het stokje. Vader loopt langzaam achterwaarts, de haspel met vliegertouw afwindend. Bij elke stap voel ik een klein rukje. Ik zet me schrap. Ik sta op het verharde pad langs de oude, voorover hellende zuidmuur waartegen perziken en morellen groeien. Vader loopt over pas omgespitte, glad geharkte aarde. Ter hoogte van de perenboom, midden op het land, blijft hij staan, zwaait naar mij. Ik steek het stokje vlak voor mijn voeten in de losse aarde. Wij zijn samen bezig een bed aan te leggen voor de gele primula veris.
Dit is mijn allereerste herinnering aan de kwekerij. Het is eind oktober 1941, ik ben drie jaar.
Nu doemt een ander beeld op. Een Duitse patrouille marcheert over het middenpad, houdt halt bij het waterbassin, het hoogste punt van de kwekerij. Vader komt uit de werkplaats, het verspeenrietje nog in zijn hand. De Wehrmacht-officier overhandigt hem een brief. Moeder komt bezorgd aanlopen, vraagt waar ik ben. Veel later heb ik begrepen wat er aan de hand was. Mijn vader moest verwarmde ruimte afstaan voor voedselproductie. Op een foto uit 1942 zie je in de broeibakken geen petunia’s, salvia’s of rode hanggeraniums, maar bonen, wortels, uien. Daar stond tegenover dat wij voor de winter cokes geleverd kregen.

Gentiaan, scabiosa, brandende liefde. Ik denk echte bloemen te zien. Nee, dat is de idee van de bloem. Die stijgt op, in een toon, een klank, een woord. Die fraaie namen zijn muziek. Daardoor wordt iets in beweging gezet, in mij. Mijn ziel? Het borrelt, popelt, hunkert naar licht. Een lichte duizeling, als bij een afgrond. En blijdschap, verwondering. De allerkleinste details neem ik waar, als was ik die kleine jongen van weleer. Geuren en tinten worden intenser, krijgen een nieuwe scherpte. Dan, uit dat verborgene, komen verhalen tevoorschijn.
Schrijven is allereerst terugvinden.
Planten en bloemen zijn voor mij vertrouwde tekens, bakens. Ze horen vanzelfsprekend bij het decor dat ik optrek voor mijn verhaal. Ik bedenk ze niet. Ze dringen zich niet op. Ze zijn er gewoon. Wegwijzers.
Een vast element, zo verweven met wat mij bezighoudt dat ik altijd op ze kan terugvallen als het vertellen stagneert. Tegelijk verschijnen de bloemen en hun natuurlijke omgeving – blauwe korstmos in een voeg van een oude verzakte muur – in zoveel precieze details dat ze in al hun realisme toch emblematisch gaan werken. De nachtschade is als de giftigheid van een verhaal, de agapanthus de liefde.

Elke ware realistische schrijver is een symbolist.

Asperge (veder-)

[asparagus setaceus ]

De deur van het veerhuis die op de tuin uitkwam, stond wijd open. Aan een hoek van de luifel hing ook een lamp. Hij verlichtte de drie treden die naar de tuin afliepen, en een crucifix in de gang. Achter het crucifix van donker hout was al lang geleden een takje asparagusgroen gestoken.
Gele naaldjes lagen op Christus’ doornenkroon.

Uit: De overkant van de rivier [blz. 19]  width=

Eén was verborgen achter de neerhangende, groene slingers van een oude asparagus op een schap.

Uit: De buurjongen [blz. 34]

Ik liep naar vaders bureau aan het zijraam. In de bovenste la lagen de nota’s die Wesseling nooit betaald had, per jaar bij elkaar gebonden, met een stukje vliegertouw. De vroegste dateerden van 1951: tien cyclamen f 20,- tien takjes bruidsgroen f 5,- et cetera. De woorden en de cijfers waren nauwelijks meer te lezen op de smoezelig geworden briefjes, waar vader zo vaak vergeefs mee in zijn hand had gestaan.

Uit: Hart en zomer [blz. 120]

Asperge (veder-)

Een van de vijf broeikassen op de kwekerij was geheel ingericht op de teelt van bruidsgroen. De aan de asperge verwante wintergroene slingerplanten stonden in de volle grond. Ze produceerden meterslange, geveerde ranken die werden gebruikt voor tafelversiering en in bruidsboeketten. De kortere twijgjes dienden voor corsages.
Vlak na de oorlog bestond een bruidsboeket uit witte anjers en asparagusgroen. Later kwam de witte fresia in de mode.
Mijn vader ging met zijn tijd mee, gebruikte als een van de eersten in de omgeving de stefanotus en bracht zelfs meerdere soorten en tinten in één bruidsboeket samen. Zo maakte hij in 1965 voor zijn oudste schoondochter – mijn echtgenote – een boeket met de gedurfde combinatie roze trosroosjes en lelietjes-van-dalen.
Overigens, gedurfd was ook dát hij bruidsboeketten maakte. De protestants-orthodoxe geloofsgemeenschap waartoe hij behoorde en die buiten elk kerkverband stond, verbood het bruidsboeket. Dat was maar divertissement en leidde af van de dingen waar het echt om ging – de eeuwige zaligheid.
Mijn vader trok er zich niets van aan.
Echter, bij zijn dood stond op het overlijdensbericht: ‘Geen bloemen’.
Wij, de nabestaanden, hadden toegegeven aan de dringende eis van de Broeders.

Boeken van deze Auteur:

De buurjongen

Maar waar zijn die duiven dan

Jas van belofte

Jas van belofte