"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Hanze

Woensdag, 5 augustus, 2020

Geschreven door: Jan J.B. Kuipers
Artikel door: Henk Slechte

Kooplui, koningen, steden & staten

[Recensie] De Duitse Hanze is terecht een van de vijftig vensters in de Canon van Nederland. De Hanze was vanaf het midden van de 12de eeuw een samenwerkingsverband van kooplieden en handelssteden rond de Oostzee en de Noordzee (het Oud Hoogduitse hansa betekent groep). De samenwerking begon relatief los, met een groeiend aantal ‘hanzegerechtigde’ steden die gebruik mochten maken van onderling afgesproken handelsvoorrechten. In 1356 kwamen ze voor het eerst bij elkaar in Lübeck, waar daarna met een zekere regelmaat de zogenaamde Hanzedagen werden gehouden, die overigens gemiddeld vier weken tot soms enkele maanden duurden. De taal van de Hanze was aanvankelijk Latijn, maar vanaf 1369 Middel Nederduits. De 70 tot 80 steden die voor de Hanzedagen werden uitgenodigd, vormden vanaf die eerste vergadering een verbond. Ook Hanzegerechtigde steden uit de Nederlanden waren lid; de belangrijkste waren de IJssel- en de Zuiderzeesteden waaronder Kampen, Zwolle, Deventer en Zutphen. Buiten het Duitse rijk kwamen voor de Hanzegerechtigde kooplieden in Novgorod, Bergen, Londen en Brugge (geen van alle Hanzestad) ‘kontoren’ of stapelplaatsen, die de spinnen werden in het grote Hanze-netwerk. Dat in het Noorse Bergen is nog goed herkenbaar.

De kooplieden woonden er in een stad binnen de stad en genoten speciale bescherming en handelsprivileges. De kontoren hadden een eigen rechtspraak en bestuur, alles in overeenstemming met de stad. Het Brugse kontor werd in 1451 verplaatst naar Deventer en twee jaar later naar Utrecht. Het verbond verloor in de late 15de eeuw geleidelijk aan betekenis en eindigde zijn actieve bestaan in 1669 met de laatste Hanzedag waar slechts acht steden kwamen. Het verbond werd officieel opgeheven in 1862.

Kuipers besteedt veel aandacht aan de relatie tussen de Hanze en de Nederlanden en aan de prominente rol die Nederlandse steden er vanaf het prilste begin in speelden. Hij noemt Kampen dat pas in 1441 toetrad maar daarvoor al actief was, de belangrijkste Nederlandse Hanzestad; hij vertelt alleen niet dat Deventer op de Hanzedagen volgens het reglement prominent vóór Kampen op de negende plek links van voorzitter Lübeck zat, omdat het een Duitse Rijksstad was. In de interessante epiloog beschrijft Kuipers hoe in 1871 de Hansische Geschichtsverein begon met het onderzoeken en documenteren van deze geschiedenis. Kuipers, die de Hanze meer op de EEG vindt lijken dan op de EU, meldt dat in 1980 op initiatief van Zwolle de Nieuwe Hanze is opgericht, met succes: in 2018 waren uit 16 landen 190 steden betrokken (18 Nederlandse). De Nieuwe Hanze streeft naar culturele, sociale en economische samenwerking.

Bergen

Kuipers’ groot formaat boek, toegankelijk dankzij de mooie brede context, is royaal en schitterend geïllustreerd. Met een index die het toegankelijk maakt voor het opzoeken van namen en plaatsen zou het lange tijd het Nederlandse standaardwerk over de Hanze-geschiedenis zijn.

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine