"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De muzikale mens

Donderdag, 10 juni, 2021

Geschreven door: Michael Spitzer
Artikel door: Bas Aghina

Het buitengewone verhaal van de relatie tussen mens en muziek door de eeuwen heen

[Recensie] Hoe schrijf je encyclopedisch én spannend over geschiedenis en toekomst van muziek van de mensen- en de dierenwereld, als het enige dat je kunt horen omslaande bladzijden zijn? Schrijven over muziek zonder ‘soundtrack’, is net zo moeilijk als schrijven over eten en concrete recepten zonder te kunnen proeven. Voor zoiets is in ieder geval een erudiet iemand nodig, die alle verbale registers kan opentrekken om “vol op het orgel” ons voorstellingsvermogen aan het werk te zetten. Muzikale geluiden laten opstijgen in lezershoofden.

Michael Spitzer – hoogleraar Muziek aan de Universiteit van Liverpool – is zo iemand. In zijn bestseller De muzikale mens. Een Wereldgeschiedenis neemt hij ons mee op een zinderende reis langs miljoenen jaren geschiedenis van geluid en muziek bij diersoorten zoals vogels, walvissen en aapachtigen – die weliswaar vele soorten roepen hebben, maar weinig muzikale noten op hun zang hebben – en de mens. Over die laatste, die voor zover we nu weten zo’n 40.000 jaar geleden het eerste muziekinstrument maakte (een fluit uit bot), gaat het grootste deel van dit boek. En niet alleen voor beginnende muziekliefhebbers is daarbij vooral het deel over geluid, taal en muziek bij verschillende dieren een soms even vreemde als enerverende thematiek.

Langs drie tijdpaden behandelt Spitzer hoe geluid en muziek in ons persoonlijke leven – van prenataal tot bijna postmortaal – een belangrijke rol speelt in cognitieve en sociale ontwikkeling, bij werk, zelfexpressie en zingeving. Zo ontstonden waarschijnlijk de eerste muzikale uitingen in het ritmisch en geruststellend zingen voor baby’s in verlengde van protoconversaties die tot doel hebben emoties te spiegelen om zo verbinding te kunnen maken. Bij het bewerken van het land ontstonden waarschijnlijk de eerste ritmen en het spel van voorzingen en groepsgewijs antwoorden, iets wat we in veel religieuze gemeenschappen nog steeds kunnen horen.

Een tweede tijdreis is het historische pad van muziekculturen, waarin duidelijk werd dat muziek – samen met handelswaar en ideeën – veel meer interculturele uitwisseling kende dan de huidige werelddominantie van m.n. Westerse popmuziek doet vermoeden. Met een fijn soort ironie, die door het hele boek heen loopt, laat Spitzer zien dat Westerse klassieke muziek via kerk en cultuurpolitiek, vaak ook als machtig wapen werd ingezet om andere volkeren op een ‘zachte’ manier te koloniseren. Het zingen van vrije noten vol lokale en persoonlijke variaties en versieringen werd bijvoorbeeld in Zuid-Amerika door de Spaanse kerk ingedamd tot het zuiver zingen van vaststaande tonen – van een partituur – in orkest- en koorverband. Waar bij andere culturen, zoals van India, vaak de band tussen muzikale leermeester en leerling bijna heilig is en daarmee ook het voortzetten van een tradities van improviseren op bepaalde toonreeksen/modi, werden in de Westerse klassieke muziek de opgeschreven noten heilig verklaard. De grote namen die deze zo precies mogelijk hadden opgeschreven hadden, werden weliswaar lichtende voorbeelden, maar ook waar een nieuwe generatie zich tegen af moest zetten. De Westerse muzikale traditie, aldus Spitzer, verkeert in een permanente staat van inspiratie én zelfkritiek, kortom, een puberende cultuur met schitterende producten hierdoor ;). En natuurlijk, ook in het Westen zijn er voorbeelden van geslaagde overdracht van leermeester en leerling, maar die zitten dan vooral in de uitvoeringspraktijk van canonieke werken (pianodocenten die teruggaan op Chopin enz.).

Boekenkrant

En mooi laat Spitzer dan weer zien dat deze dominante Westerse muziek ironisch genoeg juist weer gevoed en vitaler wordt doordat zij culturen en tradities, die zij soms wilde onderdrukken of vervangen in zich opnam, denk alleen al aan de invloed van wat genoemd wordt de ‘Black Atlantic’ de muzikale instroom die met de tot slaaf gemaakte Afrikanen naar de ‘Nieuwe Wereld’ kwam.

Belangrijke vragen behandelt Spitzer zoals waar die typische Westerse preoccupatie vandaan komt dat muziek lijden moet uitbeelden waarna loutering in de vorm van inzicht en emotionele ontlading dient op te treden? En bovenal: hoe kan het dat de muziekpraktijken in het Westen vooral passief zijn geworden: muziek wordt vooral geconsumeerd met een soms scherpe scheiding tussen musici en zangers, en hun geluidsconsumenten? De opkomst van programma’s zoals The Voice lijkt dit tij wat te gaan keren, maar het feit dat niet meer ieder kind structureel actief met muziek in aanraking komt in het Westen, geeft aan dat er nog een groot verschil is tussen muziekmakers en -genieters. Zo jammer, want de cognitieve, sociale en spirituele “zegeningen” van muziek maken, worden steeds duidelijker. Het is niet voor niets dat de karaokebar een Aziatische uitvinding is en niet een Europese, terwijl – oh, ironie – juist op dit moment de beste – en meest investerende – voortzetters van de Westerse klassieke muziek, met al haar soms bijna religieuze praktijken, in Azië gevonden worden.

En natuurlijk komen denkers als Pythagoras, Plato, Aristoteles, Augustinus, Rousseau, Kant, Nietzsche, Heidegger langs als het gaat over menselijke identiteit, zingeving en tijdsbeleving. En Horkheimer en Adorno – jawel, de beroemde passage over Odysseus die met de ketens van de rede vastgebonden zit aan zijn schip, terwijl hij naar het betoverende en gevaarlijke gezang van de Sirenes luistert, vaart langs, net als talloze empirische onderzoeken naar bijvoorbeeld muziekbeleving in winkels – langzame muziek moet gespeeld worden om klanten naar binnen te lokken op rustige tijden – op welke manieren muzikale formaties/bandjes ontstaan en werken – met belangrijke rollen voor Lennon, McCartney en hun Beatles. Waar houdt een taal op en muziek begint de muziek…

Het meest vergaande deel gaat over hoe geluid en muziek zich in dieren hebben ontwikkeld, hoe bij mensen en vooral welke mogelijke toekomstige zienswijzen er zijn, waarbij bijv. mensen en technologie ook muzikaal meer integreren. Dit is niet eens echte toekomstmuziek: er bestaan al avatars van popsterren, zoals de Japanse Hatsune Miku, die gemodelleerd op wensen van luisteraars muzikaal en fysiek is ontworpen, die optreedt en zelfs getrouwd is; met een mens. Door deze alomvattendheid schaart Spitzer zich ook min of meer in de schrijversschool van bijv. Yuval Noah Harrari met zijn Sapiens: het vertellen van meer omvattende verhalen die losse ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten combineren, aan het denken zetten en vaak ook inspireren.

Dit boek geeft zo’n verhaal. Tegelijkertijd is het door zijn rijke hoeveelheid invalshoeken en feiten een boek dat je meesleept en dat je soms ook even naast je neer moet leggen, om naar adem te happen. En de muziek op te zetten waarover geschreven wordt. Natuurlijk ga je ook grasduinen in noten en register wat er gezegd wordt over deze of gene stijl of componist. Echt mooi is te lezen dat een de dierenmuziekklassieker Vox Balaenae – walvissengezang – van George Crumb genoemd wordt. Voor mij persoonlijk een van de mooiste stukken moderne klassieke muziek die live opgevoerd in halfdonker met maskers op, een van mijn mooiste muzikale ervaringen is tot nu toe (studententijd jaren ‘80, Utrecht, Vredenburg, kleine zaal). Dan zoek je bijna gulzig naar wat er bijvoorbeeld staat over Olivier Messiaen, een kampioen “cross-over” tussen westerse, religieuze muziek, Indiase ritmen én letterlijke vogelmuziek. En dat is dan vrij weinig. Maar dit zijn kleinere rimpelingen in een oceaan van lees- en leergenot, die “De muzikale mens. Een Wereldgeschiedenis” is.

Wil je weten hoe je anno 2021 een goede hit kan schrijven, waarom ons Europees volkslied Ode an die Freude – slotdeel Beethovens Negende – misschien een ironisch muziekstuk is en waarom muziek geneesmiddel en wapen kan zijn? En waarom vooral Westerse muziek best een “toontje lager mag zingen” als het gaat om het zich laten voorstaan op allerlei unieke, geniale prestaties? Dan is dit boek een must om te lezen.

Een vraag bleef bij het lezen wel hangen: waarom is er geen muziek bij dit boek meegeleverd, zodat je talloze fragmenten kunt beluisteren? Veel aangehaalde muziek behoort tot een of ander canon, bijvoorbeeld Beatlesnummers, klassieke muziek, maar dat geldt toch minder voor niet-Westerse muziek of bijvoorbeeld het gezang van weversvrouwen van de schotse Shetlands? En menig lezer kan ook een geoefende Attenborough-kijker zijn, maar om nu te zeggen dat we weten hoe walvissen klinken of de “rosse spotlijster, de productiefste vliegende componist ter wereld, wiens 1.800 complexe melodieën de geluidstegenhanger zijn van de visuele buitensporigheid die we zo mooi vinden in de pauwenstaart (…)”

Dit boek is er een in de categorie aansporend lezen: het mooiste ervan is natuurlijk dat door uitgebreide bronverwijzingen je prima de muziek kunt opzoeken. Een ideaal boek voor goede, breed georiënteerde lezers én vooral geschikt voor leesclubs. Voor muzikale liefhebbers en professionals.

Maar als ik het boek goed begrepen heb, zou het onderscheid tussen deze laatste twee zeer relatief moeten zijn; het gaat om hoe muziek onze (mede)menselijkheid uitdrukt. Om met Spitzer te spreken: “Je geeft om de muziek als om een beminde, des te meer omdat tijd zo kostbaar is. Je geeft erom, omdat muziek menselijk is.”

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles