"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De onderspitdelver

Vrijdag, 5 februari, 2021

Geschreven door: Thomas Bernhard
Artikel door: Elisabeth Francet

Omzeggens Glenn Gould waardig

[Recensie] “Überhaupt geen kunstenaar!” Terwijl hij deze woorden telkens voor zichzelf herhaalt, schenkt een gedemotiveerde pianist resoluut zijn Steinway, die ooit een “bolwerk tegen de stompzinnigheid van zijn familie en van de wereld” was, aan een volstrekt talentloze onderwijzersdochter in het dorp, in de wetenschap dat zij het instrument in geen tijd te gronde zal richten. Net wanneer hun beider vriend Glenn Gould wereldwijd concerteert en schittert, houden Wertheimer en de ik-figuur het pianospel definitief voor bekeken. Nooit zullen ze Glenn immers evenaren. Wertheimer stort zich op de geesteswetenschappen; de ik-verteller besluit aan zijn filosofische neigingen toe te geven. Een keuze die voor beiden het ‘verkommeringsproces’ inluidt.

Een opening als een lawine zet meteen de toon in De onderspitdelver van Thomas Bernhard (1931-1989). Het enfant terrible van de Oostenrijkse literatuur houdt zich, naar goede gewoonte, niet in. Ook in deze roman stort hij bakken kritiek uit over de Oostenrijkse samenleving, laat met demonisch genoegen zijn hoofdpersonage de ander bespotten en beschimpen, prikkelt met zijn talloze hyperbolen het talige brein en de lachspieren. Bernhards romans zijn in wezen variaties op een thema, met steeds terugkerende personages (zij het onder een andere naam) en hun gewoonten, gedachten, dwangneurosen, ergernissen en vertwijfeling.

Na Glenn Goulds dood (op zijn vijftigste stierf hij al pianospelend aan een beroerte, zoals zijn twee vrienden twaalf jaar eerder voorspeld hadden, toen ze Glenn voor het laatst opzochten), konden Wertheimer en de ik-figuur zonder scrupules hem de schuld geven van hun eigen verkommeringsproces. Glenn versperde hun de weg naar het pianovirtuozendom toen beiden er nog vast in geloofden.

Na enkele jaren van onverdeeld succes en wereldwijde tournees, trok Gould zich uit het openbare leven terug. “De behoefte ons te barricaderen hebben we alle drie ons leven lang altijd gehad”. Ze deelden ook een longziekte, wat Glenn en Wertheimer ondanks hun liefde voor het grootsteedse naar het platteland dreef. Glenn noemde Wertheimer op een dag ongelukkigerwijs De onderspitdelver. Volgens de ik-verteller, door Glenn steevast ‘de filosoof’ genoemd, dreef die uitlating Wertheimer onherroepelijk en versneld naar de afgrond.

Boekenkrant

De filosoof staat nu in Traich, het jachthuis waar Wertheimer zich de laatste jaren van zijn leven terugtrok. Na de (door de ik-verteller voorspelde) zelfmoord van de onderspitdelver, beseft de filosoof dat ook hij als een hamster in een rad gevangen zit. Hoewel hij al negen jaar aan een studie over Glenn Gould werkt, heeft hij het gevoel geen meter vooruit te komen. Hij vernietigt telkenmale al wat hij geschreven heeft om met rijkere inzichten te herbeginnen.

De genadeslag voor Wertheimer kwam na de vlucht van zijn zus – die hij omzeggens terroriseerde – naar Zwitserland, waar ze in het huwelijk trad. De filosoof wist altijd al dat hij Wertheimer op een dag zou begraven. Welnu, hier staat hij voor zijn dode vriend en beseft dat hij hem schandelijk heeft laten zitten. De filosoof denkt na over wat de onderspitdelver in het ongeluk stortte. Binnensmonds verwijt hij Wertheimer dat hij zich ophing, nota bene voor het huis van zijn zus, en haar om zo te zeggen de schuld van zijn dood gaf, terwijl de schuld geheel bij Glenn Gould te zoeken valt. Postuum stampt de filosoof Wertheimer nog wat dieper de grond in. Alle mislukkingen van zijn vriend zet hij ongeremd in de verf, in de hoop zichzelf een beetje meer te laten schitteren, dichter bij Glenn Gould.

“We hebben de grootste moeite om ons tegen deze onderspitdelvers en tegen deze doodspoorgangers te wapenen, want deze onderspitdelvers en deze doodspoorgangers zetten alles op alles om hun omgeving te tiranniseren, hun medemensen kapot te maken,”

fulmineert de filosoof. Doch, in een plotse sentimentele vlaag van zelfkritiek mijmert hij:

“we beschrijven en beoordelen mensen altijd alleen maar verkeerd, we beoordelen hen onrechtvaardig en beschrijven hen kwaadwillig.”

In een steeds woestere cadans, als bespeelde hij een kapotte piano ter ere van zijn overleden vrienden, dringt de filosoof via herhaling door tot de kern van zijn gedachten. “De gedachte spit zichzelf uit.” Op een enkel gesprek na speelt De onderspitdelver zich volledig af in het hoofd van de protagonist, een plek waar de schrijver ongehinderd alle sociale conventies overboord kan gooien en zijn misantropie de vrije loop kan laten.

Bernhards klinkende hyperbolen verheffen dit samenspel van gedachten omtrent Wertheimers zwanenzang tot een virtuoze muzikale compositie. Via een vreemde gedachtekronkel bedenkt de filosoof dat de onderspitdelver, ook al was hij diep ongelukkig, in wezen gelukkig was, ‘omdat hij zich voortdurend van zijn ongeluk bewust was, van zijn ongeluk kon genieten’. Omdat hij vreesde zijn ongeluk te verliezen, maakte Wertheimer ten slotte een eind aan zijn leven. In die wetenschap neemt de filosoof zich voor om zijn Gouldstudie andermaal te herschrijven. Bernhard zou Bernhard niet zijn, mocht hij niet eindigen met een demonisch, excentriek slotakkoord. Omzeggens Glenn Gould waardig.

Liefhebbers van Bernhard zullen de komende tijd overigens aan hun trekken komen, want Uitgeverij Vleugels kondigde reeds de komst van drie extra titels aan, in een vertaling van Ria van Hengel.

Eerder gepubliceerd op Geen dag zonder boek