"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis

Woensdag, 26 november, 2014

Geschreven door: Marnix Peeters
Artikel door: Claudia Zeller

Een Vlaamse Jan Cremer

Het literaire oeuvre van Jan Cremer, het enfant terrible van de Nederlandse literatuur, laat zich samenvatten in één zin: drank en seks, en niet zo’n beetje ook. Lange tijd dacht ik dat de hoeveelheid seks en drank in zijn werk niet te evenaren was. Maar in zijn nieuwe roman steekt Marnix Peeters (1965) Cremer naar de kroon.

Tot nu toe was het simpel. Als ik aan Marnix Peeters dacht, dan dacht ik aan twee dingen. Ten eerste, vanwege zijn in 2012 verschenen debuut De dag dat we Andy zijn arm afzaagden, aan absurd lange romantitels en dito zinnen. Ten tweede, vanwege zijn nominatie voor de beste literaire seksscène in 2013, ook en misschien zelfs vooral aan natte dozen, tevens de titel van zijn tweede roman. In De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis trakteert Peeters zijn lezers op een combinatie van deze specialiteiten. Daarom lijkt het me meer dan terecht om het boek als ‘een echte Peeters’ te typeren. Met zijn flinke dosis absurditeit, grofheid en een zekere Vlaamse breedsprakigheid sluit de roman met de onmogelijk lange naam, die ik voor de rest van deze recensie voor het gemak zal aanduiden met ‘Eddy Vangelis’, aan bij het eerdere werk van Peeters. Maar een echte Peeters is als Hollandse Nieuwe: het glijdt soepel naar binnen, maar je moet er wel van houden.

Een echte Peeters

Eddy Vangelis is niets voor tere zieltjes. Veel scènes spelen zich af in cafés, en op bijna elke pagina wordt ten minste één keer geneukt. Het wemelt er van de hoeren – professioneel en vrijetijds- –, pijpbeurten en drankgelagen. Eddy Vangelis is vermakelijk, en ondanks zijn grofgebektheid doet de roman óók negentiende-eeuws aan. Dat komt vooral doordat er aan het begin van elk hoofdstuk keurig wordt vermeld wat de personages – en de lezer – te wachten staat:

Laten we, nu we bijna halverwege deze vertelling zijn aanbeland, even het anker uitwerpen, en wel op het moment dat Eddy Vangelis de hand van Frouke De Muynck vraagt aan Antoine De Muynck, die na het uitlezen van zijn boek over de Delisch-Attische Zeebond, en dus beroofd van alle afleiding, zich nog harder is gaan storen aan de gang van zaken in het vakantieparadijs in Ammoudara, en Lisette d’Hazeleir, die onder de Kretenzische zon tot bloei is gekomen en voor wie het leven tijdelijk een feest is dat zonder aarzelen gevierd mag worden, zonder naar de schaduwkanten ervan te kijken, met name Antoine De Muynck, die zij in al haar Vlaamse keurigheid wel liefheeft, want dat hoort zo binnen het huwelijk, maar die zij tegelijkertijd zonder het  uit te spreken veracht, de treurwilg die hij is.

Boekenkrant

Deze commentaren, net als veel andere zinnen makkelijk een halve pagina lang, zijn echter volstrekt doelloos, want van een plot in de traditionele zin van het woord is lange tijd geen sprake. Eerder lijkt de roman een soort whodunnit, maar dan met de vraag wat ‘het’ nou eigenlijk is. Met andere woorden: het is niet de dader die we zoeken, maar de gebeurtenis. Die blijkt lange tijd zoek, ook al gebeurt er van alles.

Moppenschotel

Peeters laat de lezer kennis maken met uiteenlopende personages, die stuk voor stuk uit de beginzin van een ouderwetse kroegenmop weggelopen lijken te zijn. Zo zorgen een halfblinde neger uit de Congo, een Schotse alcoholist en een Vlaamse kroegbaas voor flink wat couleur locale. Al deze personages, de protagonist Eddy Vangelis inbegrepen, slijten hun dagen vooral ‘op’ café. Daar worden een hoop alcoholische versnaperingen genuttigd, snode plannetjes beraamd, en er wordt vooral ook geneukt, in het geval van Frouke De Muynck zonder medeweten van haar naïeve verloofde Eddy.

Dit is ook de kern van de roman. Eddy Vangelis is bedrogen, dus zint hij op wraak, en wonderbaarlijk genoeg vallen tegen het einde inderdaad alle puzzelstukjes op hun plaats, wat voor een soort Aha-Erlebnis zorgt. In dat opzicht lijkt de roman veel op de film Synecdoche, New York van Charlie Kaufman: bij de tweede lees- dan wel kijkbeurt merk je opeens dingen op die je de eerste keer over het hoofd hebt gezien, waardoor bepaalde scènes, uitspraken en gebeurtenissen hun schijnbare willekeurigheid verliezen en de doelmatigheid van de compositie zichtbaar wordt.

Vrouwen en negers

Maar tot die tijd zit de lezer met allerlei losse eindjes en meandert de roman vrolijk heen en weer, als een dronken oom op dreef, langs allerlei mogelijke en onmogelijke onderwerpen. Brutaal, grotesk en vaak een tikkeltje overdreven buldert ze voort, waarbij een heleboel personages sneuvelen. De toon is mededogenloos, en vaak niet gespeend van seksisme en racisme. Vooral de vrouwelijke en allochtone personages komen er bekaaid vanaf. Zo wordt Désiré Callebaut steevast aangeduid als ‘opportunistische zeurneger’, die leeft op een uitkering en zich regelmatig gaat bezatten in ‘een Congolees negercafé’, dat in bijna onnavolgbare en nauwelijks citeerbare zinnen wordt beschreven:

Het stonk er steeds naar ingewikkelde kruiden en stierenzweet, en naar urine en rotte vis, en naar platgekookte groenten en verdacht vlees, en geen blanke vrouw durfde zich hier te vertonen, omwille van de verhalen over hoe verdwaalde meisjes hier door groepjes dronken negers, zonder dat er een haan naar kraaide, de cafés werden in getrokken, een pak slag en een vettige prop in de bek kregen, en vervolgens onder hard gejoel en de vreselijkste aanmoedigingen urenlang op de biljarttafel of in de achterkamer werden verkracht, soms door tien man tegelijk, en vervolgens bloedend uit al hun neukgaten de straat op werden geschopt, met achterhouding van hun identiteitskaart en geld, en met de belofte dat als de politie van deze zaken lucht zou  krijgen, het kind met een huisbezoek zou worden vereerd.

Van dit soort zinnen moet je houden, maar dan nog weet je niet helemaal zeker wat er eigenlijk gebeurt en vooral ook waarom. Maar het gaat er hoe dan ook ruw aan toe.

De dagelijkse sleur voorbij

Ondanks het feit dat de roman doordrenkt is van bloed, seks en geweld, zijn het bedrieglijk alledaagse scènes die Peeters schetst, die zich op alledaagse plaatsen afspelen. Op kantoor, thuis, op vakantie of in de kroeg, ergens tussen Eppegem, Brussel en Kaaskerke; verder reikt het universum van de personages niet. De scènes die Peeters neerzet zijn trefzeker en hilarisch. Daarnaast leest Eddy Vangelis als een ode aan de drank en een overwinning op de concrete ongemakken van het leven, geheel volgens het in de negentiende eeuw zo gangbare principe van noodlot en determinatie.

Maar of Eddy Vangelis daarmee ook zal uitgroeien tot ‘onverbiddelijke bestseller’?


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Kijk niet zo, konijntje

De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis

Natte dozen

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden