"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Deuntje

Vrijdag, 10 december, 2021

Geschreven door: Eduardo Halfon
Artikel door: Dietske Geerlings

“Het stilzwijgen van overlevende grootvaders”

[Recensie] De lezer die in Deuntje van Eduardo Halfon begint, stapt in een trein waaruit hij niet meer kan ontsnappen. Eerst heeft hij nog het idee dat er een beginpunt en een eindbestemming is, maar al gauw voelt hij hoe de trein hotsebotsend lijkt te ontsporen, en vraagt zich af waar hij ook alweer vandaan komt, of hij wel echt ontspoord is, of dat hij slechts even een zijspoor is ingeslagen en zich spoedig weer op het hoofdspoor zal bevinden. Eén ding is duidelijk: er is geen weg terug en tot op de laatste bladzijde vraagt hij zich vertwijfeld af wat het is waarop hij in steeds hoger tempo afstevent.

De verteller, Eduardo Halfon, is in Tokio op een congres van Libanese schrijvers. Daar denkt hij terug aan zijn van origine Libanese grootvader, die in de jaren zestig ontvoerd werd door de Guatemalteekse guerrillabeweging, waar de meedogenloze ‘slager’ Deuntje onderdeel van uitmaakte. Herinneringen buitelen over elkaar heen en de vertelling gaat heen weer van Tokio naar Guatemala-Stad, waarbij vele mysterieuze personages langskomen: de dame in de rode jas, de Japanse schoonheid, oom Salomo die koffiedik kan kijken, grootvader zelf die nogal onvoorspelbaar gedrag vertoonde tegenover zijn kleinzoon:


“We waren het geschreeuw van mijn grootvader en zijn felle, agressieve toon gewend, maar die avond was het veel erger dan anders. Het zou kunnen dat zijn woede niets met mij te maken had (en ook niet met de zwart-witfoto van de kleine Salomón, wiens naam niemand in de familie durfde uit te spreken). Misschien was hij boos om iets anders, of zijn muts stond verkeerd, of hij had een zware dag achter de rug. Maar een kind dat zich het mikpunt voelt van een stortvloed van geschreeuw en gescheld, heeft zoveel inzicht niet. Mijn grootvader was zo razend dat hij de Spaanse woorden niet meer kon vinden en in het Arabisch tegen me begon te schreeuwen. Tot ik het niet meer trok.”

Veelzeggend is hier de overgang van de ene taal in de andere. In feite in zijn grootvader een Libanees, die geen echte Libanees is. Identiteit en oorsprong spelen op verschillende niveaus een belangrijke rol in het verhaal. De mensen uit de guerrillabeweging hebben diverse schuilnamen. Sommige personages lijken terug te komen in een andere gedaante. Wie is de verteller precies?

Boekenkrant

Door het ingenieuze weefsel van herinneringen en gebeurtenissen uit het heden, wordt een hevige spanning opgeroepen. Daar komt bij dat de verteller op het congres soms ineens verhalen vertelt die zich in het verleden afspelen, maar waarvan de vraag is of zij feit of fictie zijn. Soms zijn dat gruwelijke verhalen over brute slachtingen, waarin een echo doorklinkt van ‘slager’ Deuntje, de misvormde dwerg die in poëzie sprak en daarom altijd omringd was door vrouwen. Er komen elementen terug die door de herhaling betekenis krijgen, zoals het flikkerende peertje aan het plafond, waardoor elk moment de duisternis kan vallen, de bivakmutsen die de ware identiteit van de mens maskeren, diverse spiegelingen in het glas. Langzaamaan verlies je ook als lezer grip op het verhaal, dat inmiddels zoveel zijwegen is ingeslagen: “Je kunt daar roken, buiten op de gang, zei Aiko, en ze nam me zachtjes bij de arm en leidde me als een blinde.” Ook de lezer voelt zich een blinde, of voelt zich gehuld in een rookgordijn.

Dat de verteller dezelfde naam draagt als de auteur, maakt het extra raadselachtig. Ergens zegt deze verteller:

“Een wat oudere literatuurwetenschapster nam het min of meer voor me op en zei tegen de journalist – terwijl ze me evenmin aankeek en over me praatte alsof ik er niet bij was – dat Halfon in zijn boeken hetzelfde deed, dat zijn verhalen altijd leken te ontsporen en nergens heen leken te gaan. Ik hield mijn mond, hoewel ik het volgende had kunnen zeggen: om de artistieke waarde van zijn werk te bepalen draaide de fotograaf Cartier-Bresson zijn foto’s altijd om en bekeek ze ondersteboven.”

De lezer voelt zich in het ootje genomen, er wordt een spel met hem gespeeld, maar op dat moment is het al te laat om zich nog om te draaien. Hij zit immers in die razende trein, kan niet halverwege de rit uitstappen, en davert onherroepelijk op het einde af.

Eerder verschenen op Tzum

Dit boek is rechtstreeks te bestellen bij Uitgeverij Vleugels

Boeken van deze Auteur: