"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Door de liefde toegetakeld

Woensdag, 6 februari, 2008

Geschreven door: Aat Ceelen
Artikel door: Geert Beernaert

Balans van ernst en draaglijke lichtheid

De hoofdpersonages in de verhalen van de Nederlandse auteur Aat Ceelen (1950) zijn veelal marginale eenzaten die worstelen met een fanatieke obsessie, waardoor de gerepresenteerde werkelijkheid van hun belevingswereld voor de lezer wat surrealistisch aandoet. Het getuigt echter van een uitgesproken verbeeldingskracht die beroert, beklemt en na het lezen van zijn boeken nog even in het lijf en de geest blijft hangen. In zijn zevende literaire werk, de novelle Door de liefde toegetakeld, is het niet anders. Daarom is dit werk binnen Ceelens oeuvre dan ook niet vernieuwend of origineel te noemen. Toch doet dit niks af van de heerlijke leeservaring van een verhaal tussen dromen en werkelijkheid, van een verhaal over een personage dat op zoek is naar iets dat hem gelukkig kan maken.

De obsessie van het naamloze hoofdpersonage uit Door de liefde toegetakeld, de ik-verteller, is zijn zoektocht naar een roodharige trambestuurster die Sonja heet en heel veel op de zangeres Anita Meyer lijkt. Bij een tramhalte ziet hij haar in een flits en het is meteen raak:

‘Een trilling, een wonderbare trilling die links in mijn borst begon, doorhuiverde in minder dan geen tijd mijn hele lijf tot in de kleinste aderen.’

Frequent ziet hij haar bij die tramhalte, maar die wordt na verloop van tijd afgeschaft. Hij is van plan om haar ongemerkt te volgen en haar de liefde te verklaren via een brief. Dat plan ontaardt in een dolkomische, absurdistische en hilarische zoektocht maar tevens in een onvervuld verlangen naar wederzijdse liefde, die ervoor zorgt dat het hoofdpersonage er maar op los begint te fantaseren en zichzelf geestelijk toetakelt. De achtervolging leidt hem naar een schoenenwinkel waar Sonja ooit geïnteresseerd naar een paar schoenen stond te kijken, naar een gala-feestje van trambestuurders, naar het strand, naar een winkelcentrum en dies meer. Uiteindelijk blijft hij alleen achter. Sonja zal hem slechts éénmaal aangesproken hebben, ‘Teert op, man’, dit echter in zijn dromen. In een surrealistische omkadering en dito waanbeelden ontmoet hij haar ook in een ondergrondse tunnel waar plots een tram zal doorrazen en Sonja het hoofdpersonage uitdaagt om zich onder de tram te gooien. Hij geeft hiervoor forfait, Sonja echter houdt woord.

Boekenkrant

Als lezer is het soms niet gemakkelijk om te weten of bepaalde elementen uit het verhaal zich afspelen in de realiteit dan wel in de geest van het hoofdpersonage. En hierin schuilt juist de kracht van deze novelle: de lezer kan niet anders dan zich spontaan te laten leiden door de al of niet verbeelde (gedroomde) drang om die vrouw te krijgen. Het meanderen tussen deze verhaalelementen bereikt zijn finale wanneer het hoofdpersonage zichzelf tegenkomt en zelf beseft dat hij halfsnik geworden is:

‘Toen ik de bank passeerde, boog ik mij even over hem heen, en zag, zonder enige verbazing, dat ik het zelf was die daar sliep.’

De novelle begint sterk, weet meteen de aandacht te trekken en de stijl – droog en ironisch – heeft veel weg van een Tsjechov. Het hoofdpersonage laat zich volledig gaan in zijn dromen en overmatig alcoholgebruik en algauw ontdekt hij dat Sonja ook een geliefde heeft. Hij kan hier moeilijk mee omgaan. De manier waarop Ceelen zijn personage hierover laat praten is zeer direct en krachtig, een cerebrale taal zonder een laagje beschaafd vernis met veel scheldwoorden, grof taalgebruik en korte zinnen. Het resulteert in vette, platvloerse seksueel geladen uitlatingen en jaloerse opstootjes, razernij, een vechtpartij met zijn rivaal en een gewelddadig moord (in zijn dromen).

‘Was dit niet alles het duivels werk van de vette?… met z’n dikke lijer, z’n dikke suikerzieke lijer, dacht zeker dat-ie een toverviool had, de naaier… de smeerbuik… hij had zelfs een cummerbund om z’n pens gehad… en niet alleen z’n vieze vuile vette gore pens… Godsarme, wat een darm.’

Ook het gebruik van spreektaal en dialecten sluit aan bij het directe taalgebruik, ’een sprookie bekant’. Het maakt het verhaal levendig.

Toch creëert Ceelen een hoofdpersonage dat meer is dan een uitgelaten en ongecomplexeerde basale wildebras. Hij leest ook Russische literatuur van een zekere I.K. Nezjdanow en met mooie, poëtisch gedroomde zinnen laat hij ook zijn fantasie los waardoor het hoofdpersonage een literair cachet krijgt.

‘Deze tram kwam mij ondanks Sonja toch als een tram der zuchten voor, transportmiddel voor het armoevolk, dat zwartrijdend zich van de ene treurplek naar het volgende doodsoord vervoeren liet. Ik droomde dan wel, maar droomde ik wel in de juiste richting?’

Het thema van stalking mag dan wel populair zijn in het oorspronkelijk Nederlandstalig proza sedert Art.285b van Christiaan Weijts, het hoofdpersonage in Door de liefde toegetakeld wordt op de achterflap een beetje ten onrechte omschreven als een stalker omdat Sonja, de achtervolgde, niet echt weet heeft van een achtervolger. Hij valt haar niet lastig maar gaat gewoon haar gangen na vanuit zijn verliefde obsessie. Het slachtoffer is eerder het hoofdpersonage zelf dat zweeft tussen dromen en werkelijkheid.

Ondanks dat Door de liefde toegetakeld niet vernieuwend is (verlopen sujetten, drank, seks en dood) slaagt Ceelen er toch in deze lezer spontaan mee te slepen in de complexe en duale bewustzijnsmaterie van een paranoïde ik-verteller die zijn greep op de realiteit verliest. En als lezen ook betekenis kan hebben als escapisme, dan was deze roman een leuke bijdrage daaraan. Ceelen laat de lezer goed lachen met de tragiek van menselijke drijfveren. Een tragi-komische roman op zijn best.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Door de liefde toegetakeld

Aan mijn vrouw