"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Duel

Vrijdag, 5 maart, 2010

Geschreven door: Joost Zwagerman
Artikel door: Bob Hopman

Pleidooi voor symbolische waarde

Onlangs vond na vijfendertig jaar discussie in museum De Fundatie een gebeurtenis plaats die de nimmer afnemende actualiteit van de centrale vraag uit Zwagermans boekenweekgeschenk Duel bevestigde. Le blute fin werd geaccepteerd als ‘echte’ Van Gogh, wat de waarde van het schilderij ruim vertienvoudigde. In Zwagermans nieuwste novelle gebeurt in fictie precies het omgekeerde: Mark Rothko’s Untitled no. 18, 1962 met een marktwaarde van een slordige dertig miljoen euro, wordt geruild voor een ordinaire imitatie, een vervalsing met een waarde van – ja, dat is dus die grote centrale vraag.

De imitatie is namelijk een kunstwerk op zich, dat door gelauwerd kopiiste Emma Duiker wordt vervaardigd met toestemming van het Hollands Museum. Directeur Jelmer Verhooff betrapt haar bij toeval, waarop de jonge kunstenares zich niet verschuilt, maar zich, als in een klassieke Künstlerroman ontpopt als ‘mentor’ van Verhooff, zij met een volwassen kunstenaarsinzicht, hij met de nog te vormen ziel. Duiker verzet zich tegen ‘conventies over hoeveel een kunstwerk precies waard zou zijn’, bevrijdt de originele Rothko uit de ‘toonzalen van de musea’ en stuurt het op een reis naar Oost-Europa. Verhooff daarentegen bekommert zich aanvankelijk vooral om de vele nullen in het prijskaartje van de Rothko, en om de potentiële blamage als ontdekt wordt dat zijn museum een vervalsing herbergt – met de eenvoudige kopieerbaarheid verliest een doek immers de uniciteit waarmee vaak de exorbitante geldwaarden van schilderijen worden verdedigd.

De museumdirecteur onderneemt een queeste om zijn origineel terug te krijgen en ontwikkelt daarbij een zekere sympathie voor Duikers werk (‘De “menselijke maat” terugbezorgen aan heilig verklaarde topkunst – als er niet zoveel miljoen euro mee was gemoeid, school er veel goeds in’), maar als men hoopt op de omzwerving die men in klassieke Künstlerromans aantreft, de queeste waarin aan een jonge kunstenaar valt, groei doormaakt en – liefst samen met de lezer- tot een hernieuwde kunstopvatting komt, valt Duel toch tegen. Vooruit, het is pas ver in Oost-Europa dat de hoofdpersoon voor het eerst zijn sympathie voor Duikers project uitspreekt en dus een lichte groei in zijn kunstenaarsvisie lijkt te vertonen, maar zijn verandering komt schijnbaar uit het niets. Nergens is sprake van een hellevaart à la Orpheus, of een andersoortige zorgvuldige ontwikkeling tot het besef van kunstenaarschap. Ik vrees dat men de oorzaak eenvoudig kan vinden in een gebrek aan ruimte, de thematiek die Zwagerman behandelt lijkt te hoog gegrepen voor een klein werk als een boekenweekgeschenk.

Maar ik durf de auteur meer aan te rekenen dan alleen ruimtegebrek. Verhooff vindt zijn origineel terug in een Sloveens schoolgebouw. Daar wordt hij direct tot twijfel over Duikers kunstproject aangezet, het wordt duidelijk dat Duikers kunstopvatting rammelt, en daarmee wankelt haar mentoraat. Wat is de waarde van het teruggeven van een meesterwerk aan de ‘gewone burger’, als het meesterwerk anoniem blijft? Waarom is het origineel in Slovenië van meer waarde dan een kopie, als de kopie niet te onderscheiden is van het origineel?

Boekenkrant

Verhooff herkent direct de door Rothko ontstoken ‘ziel van de zon’ in het originele doek en zijn hart is verkocht. ‘Emma Duiker kon met heel haar vakmanschap wel twintig Rothko’s kopiëren, dat opgloeiende Niets viel natuurlijk niet, nooit en door niemand te herhalen.’ Met de ziel van de zon, het onkopieerbare van Mark Rothko dat Zwagerman beschrijft, zegt hij niets nieuws. De kunstkritiek die hij oppert is veelal prozaïsche herhaling van eerder geschreven columns en essays. In Vrij Nederland van 30 november 2009 spreekt de auteur expliciet de woorden dat ‘afbeeldingen in een catalogus of naslagwerk, of zelfs een keurige poster in een keurig frame, in de verste verte niet op kunnen tegen de originelen in musea’.

We weten dus hoe Zwagerman denkt over de symbolische waarde van de beeldende kunst, maar het siert hem dat hij in Duel geen expliciet standpunt inneemt over de commerciële waarde van diezelfde werken. ‘Iedereen mag alle boeken lezen, alle muziek horen, maar de beeldende kunst is in handen van een kongsi van geldmakers, statusjagers en snobs die zich collectioneur noemen. Dat kan niet langer. Daar is de kunst niet voor bedoeld.’ Deze woorden van Emma Duiker blijven aan de lezer om te beoordelen in een, uitstekend op haar woorden aansluitend, ironisch genoeg gratis weggegeven novelle, die daarmee juist als boekenweekgeschenk weer een uitstekende drager van Zwagermans boodschap is.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: