"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Johannes Willebrands. Een leven in gesprek

Zondag, 29 november, 2020

Geschreven door: Karim Schelkens
Artikel door: Piet Halma

Wegbereider van de oecumene

Niemand in de katholieke kerkelijke hiërarchie heeft zich zo ingezet voor de oecumene als Mgr. Johannes Willebrands. Een recente biografie geeft een onthutsend inkijkje achter de schermen van de rooms katholieke kerk.

[Recensie] Het had maar weinig gescheeld of Johannes Willebrands was in 1955 de eerste bisschop geworden van het toen net opgerichte bisdom Groningen/Leeuwarden, een voorval dat zich sterk herhaalde toen in 2005 volgens insiders Willebrands op het tweetal stond de nieuwe paus te worden. Hij moest zijn meerdere erkennen in de Duitse intellectueel Joseph Ratzinger. Hoe hij dit heeft verwerkt is nooit duidelijk geworden, wel blijkt uit de biografie dat hij niet zozeer een klerikale baantjesjager was, maar wel om zijn rooms-katholieke kerk via de instituties een breder blikveld te geven. Willebrands was vooral een binnenkamerdiplomaat, innemend en altijd hartelijk in de omgang, voorzichtig vooruitstrevend, maar nooit té en steeds bereid om met alle partijen rond de tafel te zitten. Daarvoor moest Willebrands heel veel onderweg zijn.

Biograaf Karim Schelkens (1977), religiehistoricus schreef eerder een biografie van de Belgische aartsbisschop Godfried Daneels en ook een historisch overzicht van het katholicisme in Europa. Schelkens putte voor deze biografie uit meer dan zestig archieven. Ook sprak hij met tientallen mensen die hem hebben gesproken. Mensen die graag hun ‘eigen Willebrands’ hadden willen promoten heeft hij naar eigen zeggen kunnen weerstaan.

Schelkens beschrijft Willebrands leven in vier periodes. In het eerste deel van 1909- 1940 zien we een jonge Johannes als oudste van een gezin van 13 kinderen geboren in het West-Friese Bovenkarspel waar alles nog draaide om de katholieke devotie. Op 12-jarige leeftijd gaat hij al naar een katholiek internaat in het Limburgse Roermond wat voor deze jongere een wereldreis was. De studie brengt hem niet het klooster in, maar wordt kapelaan in het Begijnhof van Amsterdam. De oorlogstijd brengt hij voornamelijk door in het studiecentrum van grootseminarie in Warmond, waar hij professor in de wijsbegeerte wordt en uit de handen van de Duitse bezetter weet te blijven.

Boekenkrant

Het tweede deel die van de periode tot 1962 staat vooral in het teken van de dialoog met wat in die tijd nog andersdenkenden heette. Die toonzetting was er al in de Tweede Wereldoorlog toen hij deel uit ging maken van een Interkerkelijk Overleg (IKO). Het wegvoeren van de Friese karmeliet Titus Brandsma onder wiens gehoor hij vaak had gezeten maakte diepe indruk op Willebrands.

Toen in 1948 de Wereldraad van kerken werd opgericht in Amsterdam was Willebrands er niet bij. Van de oecumenische gezindheid tijdens de oorlog was weinig meer heel, maar Willebrands was wel gegrepen door het gesprek met niet-katholieken. Dit leidde tot meerdere ontmoetingen met de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad Visser ‘t Hooft, eerst in Nederland, later in het hoofkwartier van de Wereldraad in Genève. Die gesprekken knetterden vaak, omdat de ruimte die Visser ‘t Hooft aan de katholieke kerk gaf vaak werd gedwarsboomd vanuit Rome, dit tegen de zin in van Willebrands die er wel wat in zag om volledig mee te gaan draaien in deze nieuwe fase van de kerkgeschiedenis. Het enige compromis waar Rome mee kon leven was de instelling van een ‘Joint Working Group’. Het gaf Willebrands de mogelijkheid aan het oecumenische gesprek deel te nemen.

Maar het waren de achtereenvolgende pausen die de vooruitgang steeds blokkeerden. Waarom zou de ’Kerk van alle eeuwen’ die op zich groter was dan alle kerken van de Wereldraad hierin omgaan? Het argument van Willebrands dat de Heilige Geest ook actief kan zijn buiten de grenzen van de kerkelijke structuren’ werd zo wel erg begrensd.

De periode van 1962-1989 was de tijd waar Willebrands achter de schermen veel heeft bereikt. Zo kon hij goed door één deur met paus Johannes XXXIII die met het Tweede Vaticaans Concilie aanzetten gaf tot vele vernieuwingen in de kerk. Zijn hart lag vooral bij de Griekse en Oosters Orthodoxe kerken, kerken waarmee de relaties na vele eeuwen verwijdering werden hersteld. Dat gold ook voor de contacten met de Anglicaanse wereldkerk, de Armeense kerk en Koptische kerk van Egypte. Niet te vergeten waren er ook goede contacten met de Joodse gemeenschappen. Ook de ontmoetingen met de in die tijd populaire communiteit in het Franse Taizé met leider Frére Roger beloofden aanvankelijk veel goeds. Maar samenwerking liep op niets uit ondanks de magnetische aantrekkingskracht van de spirituele en charismatische eenvoud die de broeders hadden op –ook veel Nederlandse- jongeren.

Intussen was ook in eigen land het een en ander gaande: de Basisbeweging kwam op, Christenen voor het Socialisme en Pax Christi trokken vele katholieken. Het kon Willebrands als middenman niet allemaal bekoren. Dat gold ook voor de vernieuwende liturgische teksten van de Amsterdamse priester Huub Oosterhuis.  Dieptepunt voor Willebrands was echter de aanstelling van de in zijn ogen te orthodoxe bisschoppen Simonis en Gijsen. Met Gijsen is het nooit meer goed gekomen, mede omdat Gijsen de vergaderingen van de bisschoppenconferentie frustreerde door op vrijwel alle voorstellen tegen te stemmen en door zijn consequente afwezigheid. Maar echt moeite had Willebrands met het mislukte Pausbezoek van Johannes Paulus II in 1985 (in het seculier wordende Nederland spottend aangeduid als Popi Jopie).  Zijn benoeming als aartsbisschop van Utrecht in 1976 was minder succesvol. Dat wam vooral doordat hij vast beleef houden aan zijn vele activiteiten voor het eenheidssecretariaat in Rome. De toenemende polarisatie in Nederland was aan hem niet besteed.

Het laatste deel van Willebrands leven speelde zich in de luwte af. In de zestien jaar na zijn pensionering heeft hij nog een bescheiden woon/werkruimte in Rome, maar hij krijgt niet veel meer voor elkaar.

Dat geldt ook voor zijn allerlaatste jaren die hij in een klooster in het Twentse Denekamp doorbrengt. Aangrijpend is de weergave die de biograaf geeft van deze laatste levensfase. Wat doe je als je als je als veelvuldig gelauwerd priester, kapelaan, professor, (aarts)bisschop met kind nog kraai terug geworpen wordt op jezelf? Na zijn overlijden op 97-jarige leeftijd in 2006 wordt hij nog één keer wereldnieuws. Overal in de wereld verschijnen lovende In Memoriams.  Een bidprentje beschrijft hem neutraal als “Reizend ambassadeur van de oecumene”.

Deze goed en zorgvuldig geschreven biografie van een bijzonder katholiek leest – hoe vreemd het misschien ook klinkt- als een thriller: wat gaat er nu weer gebeuren, met steeds verdrietige en verrassende plotwendingen. De biograaf zelf onthoudt zich van een evaluatie, maar tussen de regels door lees je zijn passie voor de kerk en de waardering voor Johannes Willebrands. “Dit was geen klein leven geweest,” zo besluit hij.

Eerder verschenen in Friesch Dagblad

Boeken van deze Auteur:

Het katholicisme in Europa. Een geschiedenis