"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Gandhi, De biografie: De legendarische jaren

Zondag, 17 maart, 2019

Geschreven door: Ramachandra Guha
Artikel door: Marnix Verplancke

Morele held en tragische leider

Uit het tweede deel van Ramachandra Guha’s grote Gandhi-biografie komt de mahatma naar voor als een morele held, maar ook als een tragische leider, die ondanks zijn onophoudelijke pleidooi voor geweldloos verzet niet kon verhinderen dat India na de onafhankelijkheid verscheurd raakte door religieus geweld.

[Recensie] “Een ouwe schurk,” noemde Winston Churchill hem, “een kwaadaardige, subversieve fanaat,” en “een misselijk makende fakir van het bekende Oosterse soort”. Het zijn woorden die naast een politieke, ook een persoonlijke aversie doen vermoeden tegen de geviseerde tegenstander, en dat was ongetwijfeld ook zo. Mohandas Gandhi, zoals die schurk heette, wist immers als geen ander het bloed onder Churchills nagels vandaan te halen, en dat door in feite niets te doen. Het wapengekletter van de Britse imperialist beantwoordde Gandhi met burgerlijke ongehoorzaamheid en geweldloos verzet. De redder van de natie, die zelfs Hitler op de knieën had gekregen, zou uiteindelijk het onderspit delven tegen dat kleine, schriele Indiase mannetje. Dat India in 1947 onafhankelijk werd, was voor Churchill daardoor meer dan een politieke nederlaag, het was ook een persoonlijke blamage.

Vijf jaar na Gandhi, de jonge jaren sluit Ramachandra Guha zijn imposante biografie van de mahatma af met Gandhi, de legendarische jaren, waarin het leven van ‘de grote ziel’ – zoals de vertaling van mahatma luidt – gevolgd wordt vanaf zijn terugkeer naar India in 1915 tot zijn dood in 1948. Tijdens zijn opleiding in Londen en zijn jaren in Zuid-Afrika had Gandhi twee belangrijke zaken geleerd, toonde Guha in het eerste deel van zijn biografie. Zijn kennismaking met het Britse christendom had Gandhi gesterkt in zijn geloof dat God via veel verschillende wegen te benaderen is en dat geen van die wegen het alleenrecht kan opeisen. Religieus pluralisme leek hem daarom vanzelfsprekend. In Zuid-Afrika werd hij geconfronteerd met de discriminerende pasjeswetten die de basis vormden voor Apartheid. Gandhi riep op de pasjes te verbranden en geen verzet te bieden wanneer de Britse politie overging tot geweld. Hij onderging er gelaten zijn eerste gevangenisstraf.

In het tweede deel van de biografie beschrijft Guha hoe Gandhi van het persoonlijke het politieke maakte. Over de jaren ontwikkelde hij zijn eigen morele filosofie, de Satyagraha, vrij vertaald de kracht van de waarheid. Respect voor alle religies, eerlijkheid, kuisheid en afstand doen van alle werelds bezit zijn een paar kenmerken ervan. Wie niets heeft, kan in feite nog maar een zaak inzetten, begreep Gandhi de repercussie van zijn filosofie, zijn lichaam. En dat deed hij dan ook ten volle. Gandhi maakte van zijn lichaam zijn wapen, door in hongerstaking te gaan tegen het onrecht, of door alleen een witte lendendoek te dragen die hij bovendien ook nog eens zelf had geweven. Waarom zouden wij kledij moeten dragen die uit de Grote Britse weverijen van Manchester komt, vroeg hij zich af? Is het niet voldoende dat wij gekoloniseerd worden? Moeten wij ook nog eens de economie van onze kolonisator steunen door zijn goederen te kopen. Daarom riep hij de Indiërs op voortaan thuis hun eigen garen te spinnen en hun eigen kleren te weven, een oproep die op grote schaal werd gevolgd.

Boekenkrant

Maar Gandhi keerde zich niet alleen tegen de Britten. Hij zette zich ook in voor de dalits of onaanraakbaren, de kastelozen die helemaal onderaan de sociale ladder stonden en veroordeeld waren tot het uitvoeren van de gemeenste taken. Kinderen van God, noemde Gandhi hen, en hij voelde zich niet te goed om hen te vergezellen bij het schoonmaken van de toiletten en de beerputten.

Een heiligenleven maakt Guha echter nooit van zijn Gandhi-biografie, daarvoor leidde de mahatma een veel te tragisch leven en maakte hij ook te veel fouten. Hoe goed bedoeld ook, zeggen critici, wat Gandhi voor de dalits deed was toch niet veel meer dan hen een doekje voor het bloeden aanbieden. Het kastenstelsel op zich heeft hij nooit in vraag gesteld. Een dergelijk verwijt kreeg hij trouwens ook in verband met zijn oproep tot huisnijverheid. Gandhi leefde in een tijd toen het communisme een werkbaar alternatief voor het kapitalisme leek. Linkse denkers zagen in zijn huislijke weefgetouwtjes een archaïsch en pre-industrieel antwoord op een moderne en industriële vraag. In feite was hij een handlanger van het kapitalisme, stelden ze.

Ook op moreel vlak deed Gandhi wenkbrauwen fronsen, zeker toen hij op zijn 77e eiste dat zijn vijftig jaar jongere achternichtje Manu iedere nacht naakt bij hem zou slapen. Het was de ideale manier om zijn kuisheid te testen, beweerde hij, en ook Manu zelf zou er wel bij varen. Je moet echt niet in #metoo-tijden leven om daar vragen bij te hebben. Een paar van Gandhi’s persoonlijke medewerkers namen dan ook uit protest ontslag.

Maar zijn grootste triomfen en nederlagen lagen natuurlijk op politiek vlak. Gandhi kan terecht de vader van de Indiase onafhankelijkheid genoemd worden, maar dat ging gepaard met heel wat gewetensnood, aldus Guha. In 1919 gaf de Britse Generaal Dyer bijvoorbeeld het bevel om het vuur te openen op een massa betogende Indiërs, een voorval dat de geschiedenis is ingegaan als het bloedbad van Amritsar. In hoeverre ben ik verantwoordelijk voor de dood van deze vierhonderd mensen, spookte het door Gandhi’s hoofd, want ik ben wel degene die het volk oproept om geweldloos te protesteren tegen de Britse kolonisator.

En dan was er zijn nederlaag op het vlak van het religieus pluralisme natuurlijk. Tot zijn groot verdriet weigerden zijn mede-hindoes de moslims te zien als gelijken. Ze verdienden niet de dezelfde sociale en politieke rechten als hen, stelden zij, en Gandhi moest met lede ogen zien hoe ook zijn eigen Congrespartij verscheurd en verbrokkeld raakte. Dat na de onafhankelijkheid het islamitische Pakistan van hindoe-India afgesplitst werd, een proces waarbij naar schatting een miljoen doden vielen, was een steek door Gandhi’s hart.

De mahatma werd op 30 januari 1948 doodgeschoten door een geradicaliseerde hindoe die vond dat hij te veel concessies had gedaan aan de moslims. Vandaag, anderhalve eeuw na Gandhi’s geboorte, liggen zijn laatste voetstappen in de tuin van de villa in New Delhi waar hij werd vermoord in beton gegoten. Je kan ze als bezoeker volgen, maar dat doen jammer genoeg nog maar heel weinig mensen. De regerende BJP-partij voedt het wantrouwen tegen Gandhi en neemt regelmatig rabiate anti-moslimstandpunten in en dalitvrouwen vormen nog steeds een makkelijke prooi voor grijpgrage brahmaanhanden.

Eerder gepubliceerd in Trouw

Boeken van deze Auteur: