"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Harlem shuffle

Vrijdag, 24 september, 2021

Geschreven door: Colson Whitehead
Artikel door: Marnix Verplancke

Humoristische misdaadroman

Na twee doodserieuze romans waarin de Amerikaanse rassentegenstellingen centraal stonden verrast Colson Whitehead met een komische misdaadroman. “Ernst of humor?” zegt hij, “het zijn gewoon twee verschillende manieren om eenzelfde waarheid te tonen.”

[Interview] We waren gewaarschuwd, een paar keer zelfs, dat we absoluut niet over de moord op George Floyd mochten beginnen, want dat Colson Whitehead daar niets over wou zeggen. Maar aangezien zijn nieuwe boek deels in het New York van 1964 speelt, een week na de rassenrellen die uitbraken nadat een witte politieman een zwarte jongen doodschoot, probeerden we het toch, zij het schoorvoetend, en hoe meer we rond de pot draaiden, hoe breder de glimlach op Whiteheads lippen werd. Tot hij uiteindelijk in lachen uitbarstte. “Je bent duidelijk gebriefd,” zei hij, “maar vergeet het. Het is allemaal de schuld van die Duitse journalist van een paar dagen geleden. Mooi boek, zei hij, maar wat vind je van Amerika een jaar na de dood van George Floyd? Maar ik zit hier natuurlijk niet om zwart Amerika uit te leggen aan wit Europa Wat moet ik erover zeggen? Dat het niet verandert ondanks protesten en beloften? Als je dat wil horen, zoek dan een socioloog met te veel vrije tijd. Die zal het je allemaal wel uit de doeken doen. Ik wil over mijn nieuwe boek praten.”

Dat nieuwe boek heet De jongens van Nickel zal het even schrikken zijn. In tegenstelling tot die vorige romans die over slavernij, de Jim Crow-wetten en kindermisbruik gingen, is Harlem Shuffle een komische misdaadroman. Centraal staat de kleine, maar ambitieuze garnaal Ray Carney, die in Harlem een meubelzaak uitbaat en door zijn neef Freddie onophoudelijk de kant van de misdaad opgetrokken wordt. We volgen Carney in drie op zichzelf staande verhalen die spelen tussen 1959 en 1964. In het eerste is hij nog de onschuldige zelfstandige die wat onwillig de buit van een roofoverval die zijn neef op een hotel pleegde in zijn kluis verstopt. In het tweede is hij al wat ambitieuzer, gaat hij mee in de envelopjescorruptie waarbij op informeel niveau de zaakjes van het toenmalige New York werden geregeld, maar is hij nog niet klaar om toe te treden tot de exclusieve Dumas Club. In het derde tenslotte droomt hij van steeds meer, komt hij via Freddie in contact met de witte heren achter het grootkapitaal dat zijn stad draaiende houdt en beseft hij dat hij zichzelf inmiddels misschien voor een hele pief hield, maar in feite nog steeds een kleine garnaal is.

Je zou Carney kunnen zien als een slachtoffer van zijn ambitie en een man die ongewild meegesleurd wordt in de heersende corruptie, maar volgens Whitehead is er meer aan de hand. Hij had ook gewoon ‘no’ kunnen zeggen en de eer aan zichzelf houden. “Ik vind die spanning tussen ambitie en geweten bijzonder interessant,” zegt de schrijver hierover, “en tot op zekere hoogte relevant voor ons allemaal. Ik droom trouwens al lang van dit boek. Als kind zat ik vaak voor tv. Toen ik een jaar of negen was zag ik Dog Day Afternoon en The Taking of Pelham One Two Three, twee van de beste misdaadfilms die in New York spelen, en ik was meteen verslingerd aan het genre. Zou het niet fantastisch zijn om zelf zo’n misdaadroman te schrijven, spookte het de voorbije decennia in mijn hoofd. En waarom niet? Ik schreef al een historische roman, een zombieboek en een pokerboek. Als ik een boek kon schrijven over een lift, waarom dan niet over een overval op een hotel?”

Boekenkrant

Die overval gebeurt op een speciale dag, Juneteenth, 19 juni dus, de dag waarop de bevrijding van de slavernij wordt herdacht. Zelfs wanneer je een misdaadroman schrijft, laat de emancipatie van de zwarten je niet los?

Whitehead: “Nu is het een nationale feestdag, maar dat was het in 1959 nog niet. Toen werd die dag vooral in het zuiden van de VS gevierd. Zelf hoorde ik er pas van toen ik aan de universiteit zat. Mijn ouders hadden het er nooit over. In feite is die dag pas de laatste paar jaar groot geworden, vooral nadat Joe Biden er afgelopen juni een nationale feestdag van heeft gemaakt, een van de vijf, naast Kerstmis, Nieuwjaar, Independence Day op 4 juli en Veterans Day op 11 november. Op 19 juni 1865 werd in Texas officieel de slavernij afgeschaft, maar in realiteit ging ze gewoon door. De jaren nadien zag je dus slaven die op het katoenveld hun bevrijding aan het vieren waren terwijl ze nog helemaal niet vrij waren. Ik vond het een cynisch gegeven waarover ik mijn hoofdpersonage Carney wel een paar wrange grapjes kon laten maken.”

En er was natuurlijk ook Juneteenth 2020, de dag waarop Donald Trump zijn verkiezingscampagne in gang wou zetten met een grote bijeenkomst in Tulsa, waar in 1921 bij rassenrellen meer dan dertig doden vielen. Was het ook een knipoog naar die blunder?

Whitehead: “Daar kwam Trump me even ter hulp aangezien ik die scène anderhalf jaar voor die bewuste Juneteenth 2020 schreef. Harlem Shuffle zou immers mijn boek na The Undergroud Railway worden. Ik heb de gewoonte om ernstige en grappige boeken af te wisselen. The Nickel Boys had ik wel al gepland, maar dat was voor later. Alleen werd de sfeer in Amerika zo grimmig dat ik besliste om die volgorde om te draaien en Harlem Shuffle even aan de kant te leggen.”

New York speelt in uw oeuvre een grote rol. Ook in dit boek. Zijn Carney en co slechts figuranten en is de ware hoofdrolspeler die stad?

Whitehead: “Ik ben in Manhattan geboren en heb New York altijd fascinerend gevonden. Het is een stad die zichzelf onophoudelijk transformeert, met enthousiasme, maar ook met slachtoffers. Er worden hele wijken platgegooid om plaats te maken voor andere, of voor Central Park bijvoorbeeld want er woonden mensen op die plek voor er een park werd aangelegd, zwarten. Ik wou die twee kanten van de medaille tonen. En ook wel hoe iedere wijk zijn eigen identiteit heeft. In Harlem zijn decennialang de migranten toegekomen. Ze volgden elkaar in golven op, Ieren, Italianen, Duitsers. Het was een witte migratiewijk, waar de meesten niet lang bleven. Eens ze hun draai vonden in New York en geld begonnen te verdienen, vertrokken ze weer, om plaats te maken voor zwarten uit het zuiden of de Caraïben. Mijn boek begint op de plek waar later het World Trade Center gebouwd zal worden en dat lange tijd een industrieel karakter had. Voor mij persoonlijk was het belangrijk om die dynamiek te vatten omdat dit voor mij de essentie van New York is.”

Maar zijn er in feite geen twee New Yorks, dat van de kleine man en dat van het grootkapitaal? Carney mag zich dan een hele vent wanen met zijn appartement met drie slaapkamers dat uitkijkt over de Hudson, maar een van de bouwers van het WTC zal hij nooit worden.

Whitehead: “Doorheen de drie verhalen van de roman zoom ik inderdaad uit van Carney naar de vastgoedtycoons. In het eerste deel komt klasse in feite niet echt ter spraken. Carney leeft in zijn wijk en heeft amper besef van het groter geheel. Pas in het tweede deel, waar hij toegelaten wil worden tot de zwarte middenklasseclub en hij als kleine ondernemer op zijn plaats wordt gezet, duikt dit thema op. In het derde deel wou ik de mensen tonen die New York echt besturen, en dat zijn natuurlijk de bankiers, en niet de kleine gangstertjes uit Harlem. Je kan je misschien de koning van 125th Street wanen, maar er is altijd nog Park Avenue.”

Er is dus niet alleen ras, maar ook klasse waarmee mensen zich van elkaar onderscheiden, zelfs binnen de zwarte gemeenschap. Of zoals Carney’s schoonvader zegt: ‘sommige zwarten zijn zwarter dan andere.’

Whitehead: “Ja, klasse en huidskleur zijn twee manieren om je van anderen de onderscheiden, en die zijn tegelijk werkzaam. Je hebt altijd mensen die het racisme van de dominante cultuur geïnternaliseerd hebben. Dat zijn de zwarten die andere zwarten discrimineren op basis van hun huidskleur. In de jaren vijftig vond iedereen dat nog gewoon, terwijl het vandaag “colorism” wordt genoemd en een heel kwalijke reputatie heeft. Het zal wel iets heel erg menselijks zijn zeker? In Europa kijkt het noorden toch ook een beetje neer op het zuiden? Voor Noord-Italianen behoren Zuid-Italianen toch ook tot een lagere klasse? Zoiets. Je ziet het overal. De zwarte gemeenschap is wat dat betreft niet anders, al nemen het racisme en de zwarte zelfhaat duidelijk af. In de jaren zestig stak de slogan “Black is Beautiful” de kop op. Er is dus echt wel vooruitgang in deze zaken.”

Ook op het vlak van klassendenken?

Whitehead: “Niet echt, vrees ik. Klasse is nog steeds klasse. We zijn er ons wel meer bewust van geworden, waardoor mensen er minder mee te koop lopen. Je ziet de klassenverschillen daarom misschien minder, maar ze zijn er nog wel.”

De periode waarin Harlem Shuffle speelt is die waarin de rassensegregatie steeds meer in vraag werd gesteld en werd teruggedrongen, maar verdween die in realiteit zo makkelijk?

Whitehead: “Natuurlijk niet. Het is niet omdat je een wet stemt dat de mensen ook veranderen. Die segregatie ging gewoon door, maar op subtiele wijze. Carneys vrouw werkt in een reisbureau voor zwarten. Officieel waren die reisbureaus er natuurlijk voor iedereen. Als witte kon je zonder enig probleem een zwart reisbureau binnenstappen, maar waarom zou je dat doen? Het aanbod was er veel kleiner. Die zwarte hielden immers rekening met de regels van de hotels, en die wilden niet allemaal zwarten ontvangen. Zeker niet in het zuiden. Als zwarte New Yorker wou je dus weten welke steden je beter kon vermijden omdat je er grote kans had om lastig gevallen te worden en welke hotels je niet aan de balie wandelen zouden sturen. En dus ging je naar een zwart reisbureau. Er bestonden ook sundown towns, waar alleen witte Amerikanen woonden. Als je als zwarte in zo’n stad op straat werd aangetroffen na zonsondergang eigenden die witten zich het recht toe je verrot te slaan of zelfs te lynchen. Dat bestond tot het einde van de jaren zestig. Maar zo vreemd is dat op zich toch niet? In de jaren dertig en veertig kon je als jood toch ook niet zomaar in om het even welk hotel of restaurant binnenstappen?”

Ja, maar dat was wel onder de nazi’s natuurlijk, terwijl Amerika zich toch altijd verkocht heeft als het land van de vrijheid?

Whitehead: “Tja, zo zie je maar.”

Maar ondanks al die kommer en kwel is Harlem Shuffle toch een grandioos grappig boek geworden.

Whitehead: “Dat mocht ook wel na die twee vorige. Ik ben altijd een komisch schrijver geweest. Zo zit ik gewoon in elkaar. Humor schept een andere band tussen schrijver en lezer. Je kan er dezelfde relevante zaken mee behandelen dan met ernst, en er dezelfde waarheid mee vertellen, maar het werkt anders. Wanneer je iemand een serieus verhaal vertelt, behoud je afstand. Humor verkleint die afstand. Een goede grap vertellen is zoiets als je arm om de schouder van een vriend slaan en samen lachen. Carney was trouwens ook veel plezanter om over te schrijven dan de tragische personages uit mijn vorige romans.”

Hoe moeilijk was het om het taalgebruik van die tijd te vatten?

Whitehead: “Daar is inderdaad heel wat tijd in gekropen. Slang is in dergelijke romans van fundamenteel belang. Je moet de taal van de kleine sjoemelaar weergeven, die van de genadeloze killer en van de maffiabaas, maar ook die van de kleine zwarte middenstander. Ik heb geprobeerd om vier generaties misdaadschrijvers in één boek te vatten, van Dashiell Hammett, Chester Himes en Donald Westlake tot James Ellroy, Walter Mosley en Quentin Tarantino. Ik heb me verdiept in memoires van criminelen uit de jaren zestig om helemaal in hun wereld en hun taal te geraken en zelfs in een sociologische studie over helers. Iedere subcultuur heeft haar eigen slang. William Burroughs debuteerde in 1953 met het autobiografische Junkie. Het gaat over het leven van een drugsverslaafde in het New York van de jaren veertig. In dat boek speelt 103rd Street een grote rol, en dan vooral de metrohalte in die straat. Het is daar dat verslaafden van over de hele stad uitstapten op zoek naar drugs. Ik wist dus dat dat boek een goudmijn zou zijn voor mij, om er het slang uit te halen dat mijn personages zouden spreken.”

Het boek eindigt in 1964, op de werf van het WTC, waar Carney bedenkt dat wanneer je de woede van alle zwarten zou kunnen concentreren in een bom, die met gemak dat WTC in een reusachtige krater zou kunnen veranderen. Mogen we daar een cynische knipoog naar 9/11 in zien?

Whitehead: “Je mag dat zo interpreteren, ik ga je niet tegenhouden, maar zo bedoelde ik het niet. Carney is geen terrorist. Hij is teleurgesteld door het nimmer ophoudende geweld tegen onschuldige zwarten, maar persoonlijk wil hij ook verder. Ik heb nog nooit twee keer hetzelfde gedaan, maar nu denk ik er toch aan om met Carney door te gaan, en met New York natuurlijk. Ik wil hem voor mijn volgen in de jaren zeventig. Het was een zware tijd voor New York. De stad was failliet, openbare diensten werkten niet meer en de misdaadcijfers waren nog nooit zo hoog geweest. Het was een verschrikkelijke plek om te leven. Maar New York herpakte zich naar het einde van de jaren zeventig toe. Sommige delen straalden opnieuw luxe en rijkdom uit. Over die neergang en de daarop volgende heropleving wil ik het dus hebben.”

Wordt het je Great American Novel?

Whitehead: “Eerder een New York novel, denk ik. Amerika is zo groot en divers dat ik er niet aan zou willen beginnen, aan die Great American Novel.”

Eerder verschenen op Knack