"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hermanus Willem Koekkoek

Donderdag, 2 mei, 2019

Geschreven door: Jos W.L. Hilkhuijsen
Artikel door: Chris Reinewald

De oorlog als schilderkunstig model

Hoe goed gemaakt ook, bepaalde schilderkunst kan uit de mode raken, door gebrek aan belangstelling. Dat maakt zo’n oeuvre er (kunst)historisch niet minder interessant om.

[Recensie] Met zijn rijk gedocumenteerde maar nergens saaie biografie haalt kunsthistoricus Jos Hilkhuijsen de ‘militaire’ schilder Hermanus Willem Koekkoek (1867-1929), ‘HWK’ uit de vergetelheid. Een bijbehorende expositie* in het ‘familiemuseum’ in Kleef van aartsvader Barend Koekkoek, romantisch schilder, maakt het plaatje van HWK, de achterkleinzoon compleet.

Tussen 1870 en 1920 genoten Europese mannen en jongens van sigarettenplaatjes met militaire uniformen, krijgshaftige charges met paarden, van kameraden in de modder die hun kanonnen schietklaar maakten. Na de strijd pufte Jan Soldaat gemoedelijk uit met een vers gestopt pijpje in de mond. Een gewonde tegenstander werd liefdevol ondersteund op een draagbaar gelegd.

Mijn grootvader, enige tijd beroepssoldaat, was ook een militia-liefhebber. Dat leid ik af uit een geërfd schetsboekje met zijn onbedaarlijk slechte pasteltekeningen. Hij kopieerde vaderlandse helden, oude meesters en nogal wat soldaten in hun kleurige uniformen. Nagetekend uit het soort geïllustreerde bladen, waar ook HWK voor werkte.

Boekenkrant

Op zijn hoogtepunt, begin vorige eeuw verdiende HWK goed met zijn realistische afbeeldingen van oorlogsscènes. Hij was daarvoor zelfs met zijn gezin vanuit de gemeente Watergraafsmeer (nu een Amsterdamse wijk) naar Londen verhuisd. Daar zat hij dicht bij zijn opdrachtgever: een grote tekenstudio die de illustraties aan The London Illustrated News leverde. HWK kwam in contact met de Britten vanwege zijn militaire schilderkunst. Onze jonge Koningin Wilhelmina had bij een tentoonstelling al een vroeg werk van hem gekocht.

Koekkoek, Koekkoek, Koekkoek

HWK stamde uit Nederlands grootste kunstenaarsfamilie Koekkoek. Vier generaties met 18 kunstenaars. Stamvader Barend was een gevierd Romantisch landschapsschilder. Verder waren er stadsgezicht- en zeeschilders en een schoolplatentekenaar: HWK’s broer Marinus. Ieder zijn eigen specialisatie en een eigen markt. Bij HWK strekte zijn faam zich op gegeven ogenblik tot de VS, Australië en Canada uit. Wonderlijk blijft het wel. Ofschoon de jonge HWK smulde van legeruniformen en oorlogsvoeren betaalde zijn vader een andere jongen om in zijn plaats de dienstplicht te vervullen.

Nog vreemder is dat HWK ondanks zijn overtuigend geschilderde militaire charges nimmer voet zette op een slagveld – ook wel veld van eer genoemd. In zijn illustratiepraktijk kreeg hij zijn beeldinformatie uit de tweede hand van tekenaars en fotografen die wel ter plaatse waren en hun snelle ooggetuige-schetsen voor uitwerking overdroegen. Daarnaast benutte HWK eigen bestaande schetsen van paarden en massa-scènes. Hieruit componeerde hij overtuigend dramatische schilderijen en tijdschrift-illustraties van de Pruisisch-Franse Oorlog (1870-1871), twee Boerenoorlogen in Zuid-Afrika (1880-81 en 1899-1902) en de ‘Groote Oorlog’ (1914-1918).

Net als de andere Koekkoeken beheerste hij het vak tot in zijn vingertoppen, al doen zijn figuren in het begin wat stijfjes aan. Zo hergebruikt hij het hoofd van een majoor voor zijn soldaten. De over de ogen vallende kleppen van de petten haalden toch al veel gezichtsuitdrukking weg.

Behalve in het correct weergeven van uniformen – tressen, kolbakken, knopen – en bewapening leefde HWK zich ook uit in de landschappen. Mooi met toetsjes geschilderd, zoals Impressionisten dat – met meer kleur – ook deden. Op zijn best verbeeldt HWK het type oorlogspoëzie (zoals die van Gottfried Benn) waarin een soldaat na het nog rokerige slagveld in een blauwe bloemenzweem de naderende herfst herkent.  Melancholie kent vele verschijningsvormen.

Ingekleurd en uitgeknipt

HWK’s biograaf militair-kunsthistoricus Jos Hilkhuijsen zet diens verhuizing naar Londen centraal. Anders dan de ook daar werkzame Nederlanders Matthijs Maris, een kluizenaar en Alma Tadema, society-artiest was HWK een onopvallend familieman, getrouwd met een Engelse. Het echtpaar had een dochter: Hermie.

Een terugkerende onrust vormden meerdere verhuizingen. Van Amsterdam naar Londen, terug naar Nederland: Leiden, Amsterdam. Dan toch weer Londen omdat het beter was daar te wonen en werken. Tenslotte keerde hij met nostalgie terug naar Amsterdam. Hermie bleef achter in Londen en probeerde als kunstenaar te werken en vertegenwoordigde haar vader bij de kunsthandelaren aldaar.

Zijn schilderijen vielen lang in de smaak. Ze waren niet te geforceerd vernieuwend maar vaardig gepenseeld. Kijk naar hoe treffend HWK geel, verdroogd gras of een waterstroompje in de zompige modder weergeeft. Ondanks de krijgslust hield HWK echter alle gruwel buiten beeld. Nergens afgerukte of zwart geblakerde lichaamsdelen, bloed of de loopgraaf-gekte in WO I. Aangeschoten kanonniers ploffen dramatisch maar decent voorover in de blubber.

Pedant poseren Britse, Pruisische, Nederlandse of exotische militairen in hun camouflage-loze uniform: zoals volièrevogels in hun kleurige verendek. HWK voegde zich naar zijn opdrachtgevers met de opvatting dat oorlog vooral een sportieve krachtmeting met de ‘Jerry’s’ , de ‘froggies’ of ’those Fuzzy-Wuzzies’ van de Soedan inhield.

Na de Frans-Pruisische oorlog verlegde HWK zijn focus op nieuwe gewapende conflicten in Afrika en Azië. Vooral exotisch geklede Noord-Afrikanen – ‘Zouaven’ – Turken, Schotten in kilts en de onverschrokken Nepalese Gurka’s lieten zich kleurrijk afbeelden. Zijn illustraties waren ook educatief: we zien hoe het Japanse leger zich van een folkloristisch troepje ontwikkelde tot een gedisciplineerde twintigste eeuwse compagnie.

Na de Boxeropstand en de Russisch-Japanse oorlog volgden in Zuid-Afrika twee Boerenoorlogen. De visuele attractie daarvan waren de Afrikaner Boeren (van Nederlandse komaf) die in burgerkleding het Britse overheersingsleger bestreden. Dat inspireerde HWK tot een atypisch tafereel: drinkende paarden in een kreek met als cowboy geklede ruiters. (Had HWK toen in het ‘Wilde Westen’ van de VS gewoond dan was hij vast een Western-schilder geworden als zijn Amerikaanse leeftijdsgenoot Charles Russell.)

Nadat de vrede uitbrak hoopte HWK op weer een oorlog die hem nieuw werk zou bezorgen. In 1914 was het zover. Alleen leek het eerlijke krijgsbedrijf met louter man en paard voorbij. Maar HWK kon ook vaardig tanks, trucks, vliegtuigen en zeppelins afbeelden. The London Illustrated News verscheen in extra edities.

Door de betere fotografie en filmbeelden konden hun oorlogstekenaars zich echter minder artistieke vrijheden veroorloven. Een lezer klaagde dat HWK de Duitse keizer Wilhelm II geïdealiseerd had weergegeven als rijzige gestalte op een paard. Foto’s toonden de keizer als klein, gezet en met een lichamelijk gebrek. Bij zijn geboorte was zijn linkerarm bekneld geraakt en bleef daardoor kort.

Wezenlijker waren de ervaringen van frontsoldaten die een technologische hel beleefden die weinig leek op HWK’s gemoedelijke oorlogstaferelen. Nagenieten van déze grote oorlog was er niet meer bij. In 1920 staakte HWK zijn oorlogs-specialisme. Terug in Amsterdam ging hij zee-, stads- en riviergezichten schilderen in de stijl van zijn vader. Af en toe wist zijn Londense kunsthandelaar een mooi geüniformeerde Brits soldaat voor een uitverkoopprijs in Canada of Australië te slijten.

HWK’s liefde voor het militaire leven uitte zich alleen nog in zelf getekende soldaatjes, die hij inkleurde en uitknipte om er veldslagen mee na te spelen.

Uitgebreide versie van een bespreking voor Museumtijdschrift

*Expositie tot 30 juni in Barend Cornelis Koekkoekhaus, Kleve (D):

Boeken van deze Auteur:

Hermanus Willem Koekkoek (1867-1929), Schilder en illustrator van oorlog en vrede