"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het land van de handen

Vrijdag, 10 april, 2020

Geschreven door: Luuk Gruwez
Artikel door: Marnix Verplancke

Uit zijn werk spreekt een groot mededogen voor de geblutste mens

[Interview] Als twintiger verliet dichter en essayist Luuk Gruwez zijn bakermat, het mercantiele West-Vlaanderen. Als zestiger keert hij er steeds vaker terug, met veel “heimwee naar het heimwee van vroeger”.

“Van kindsbeen af heb ik in mijn West-Vlaamse bakermat het gevoel gehad dat ik niet gratis naar binnen mocht in de zaal van het bestaan. In feite was er alleen plaats voor de eerste en de beste en niet voor de zesendertigste die ik meende te zijn. Binnen kon ik alleen wanneer ik erin slaagde een toegangsticket te verwerven. En daartoe diende prestatie na prestatie neergezet. Ik groeide op in Deerlijk, in een regio waarover de doem van het doen hing. Haast vanaf mijn eerste klasje had ik het gevoel in een zozeer van commercie doordesemde streek niet te kunnen gedijen. Mijn vader, een handelsreiziger in textiel, legde vaker het accent op wat moest dan op wat mocht. Ik neem het hem niet langer kwalijk: ook hij was een kind van zijn streek en zijn tijd.”

Als prille twintiger verliet Gruwez zijn geboortestreek, om neer te strijken in Hasselt, in het land van de wangen, zoals hij het 22 jaar geleden in zijn gelijknamige boek noemde, en waar het heette dat de mensen er altijd een zachtaardige glimlach op het gezicht hadden. Heel anders dan West-Vlaanderen dan hij in dat boek als ‘het land van de handen’ omschreef, waar je identiteit afgewogen werd aan wat je deed en hoeveel geld je verdiende, een micro-versie van de hele westerse cultuur, tot in het burleske uitvergroot.

Maar tijden en mensen veranderen, blijkt uit het nieuwe boek van Gruwez, Het land van de handen, waarin hij de omgekeerde beweging maakt van weleer, van oost naar west. Een teder brieven- en aantekeningenboek is het geworden, waarin de schrijver niet alleen de liefde en de vriendschap fêteert, maar ook met veel mededogen en herkenning schrijft over de sukkels en stotteraars van deze wereld. Het begint in het Lijsternest, het voormalige huis van Stijn Streuvels in Ingooigem dat omgebouwd werd tot schrijversresidentie en waar Gruwez al een paar keer verbleef. Eindigen doet het in de abdij van Westvleteren, waar een oude klasgenoot van Gruwez vandaag prior is, en van tijd tot tijd Gruwezs gastheer. Ingebed tussen het introïtus en het benedictio, twee elementen van een katholieke mis, geeft het boek een beeld van Gruwez als zestiger die het einde naderbij voelt sluipen en misschien net daarom terugverlangt naar zijn roots.

Foodlog

Maar er is ook het besef dat hij het 22 jaar geleden misschien iets te zwaar in de verf had gezet. Limburg is toch iets minder het land van de wangen gebleken dan eerst gedacht. En ook zijn mercantiele vader was al bij al niet zo hard als hij liet uitschijnen. ‘Na zijn dood ontdekte ik dat hij er trots op geweest was dat ik van tijd tot tijd met mijn kop in de krant stond,’ vertelt Gruwez wanneer we hem ontmoeten in Huize Sehnsucht, zoals hij zijn Hasseltse woonst in het boek noemt. ‘Ik vond een map met foto’s die hij gemaakt had bij mijn gedichten, wat een ongelooflijk emotioneel moment was. Geen woord van bewondering is er ooit over zijn lippen gekomen, maar ik hoorde van zijn klanten dat hij wel opschepte over mij. Dat is typisch voor West-Vlaanderen. Emoties tonen is bijna ondenkbaar, maar ze zijn er wel.’

“My theme is memory, that winged host,” laat Evelyn Waugh hoofdrolspeler Charles Ryder in Brideshead Revisited zeggen. Het is een boek dat Gruwez nauw aan het hart ligt, lezen we in Het land van de handen. ‘Ja,’ geeft hij toe, de herinnering is ook mijn thema. Veel in dit boek heeft te maken met mijn kijk op tijd. Heel wat mensen vinden het nu-moment, dat tot de wereld van de onmiddellijke bevrediging behoort, erg belangrijk. Ik kan daar niet zo van genieten. Wat is het heden anders dan een scharnier tussen verleden en toekomst? Een mensenleven is toch veel meer dan dat? Maar het niet mogen terugblikken is in onze maatschappij bijna gepromoveerd tot gedragscode. Ik heb heimwee naar het heimwee van vroeger, toen heimwee nog gewoon mocht. Er is geen ander paradijs, dan Paradise Lost, zoals de laatste zin van het boek luidt.’

Heimwee naar een tijd toen veel van de mensen waar u over schrijft nog in leven waren?

Gruwez: “Er wordt inderdaad flink gestorven in het boek. Ik heb altijd een grote, haast kinderlijke  fascinatie voor de dood gehad. Als mezelf respecterende adolescent was ik een soort dandy die ermee koketteerde. En uiteindelijk kwam hij ook heel dichtbij. Mijn ouders stierven binnen een maand van elkaar, 51 en 54 werden ze. Ik kreeg de diagnose MS, die zich gelukkig op wonderbaarlijke wijze gestabiliseerd heeft, maar wel drie jaar van mijn leven heeft verpest. En vooral werd mijn geliefde tot drie keer toe door kanker geteisterd. De realiteit heeft mijn vroege gekoketteer dus ingehaald.”

Schrijft u om de dood af te houden?

Gruwez: “Het is heel dubbel. Enerzijds sloof je je al schrijvende uit voor die tien minuten genoegdoening die erop volgen, maar anderzijds heeft het schrijven ook een verslavend effect. De pijnstilling is soms bijkomstig vergeleken met het feit dat je er verslaafd aan raakt. Een paar jaar geleden werd ik getroffen door een depressie. Op het uiterste dieptepunt moest ik in Parijs zetelen in de Marché de la Poésie. Toen mij gevraagd werd wat mijn algemene houding was tegenover de poëzie, antwoordde ik: “Je déteste la poésie parce que j’ai trop besoin d’elle.” Ik zou wel eens zonder haar willen kunnen. Geef me de keuze en ik kies voor een veel simpeler bestaan. Net als mijn vader zou ik dan bijvoorbeeld niets liever willen dan schaapherder in een verre zuiderse vallei te worden. Maar iedereen schrijft natuurlijk ook uit ijdelheid. En in mijn geval uit timiditeit. Destijds was ik het verlegenste jongetje van de klas. En toch wil ik gezien worden. Dat verscheurt me. Ik ben niet tegen ijdelheid. Die is veel vruchtbaarder en socialer dan trots. Wie ijdel is, is bereid tot communicatie. Wie trots is, sluit zich af van de buitenwereld. In feite ben ik best wel trots op mijn ijdelheid.”

Maar moet een kunstenaar niet altijd een beetje ijdel en pretentieus zijn, zoals Joost de Vries beweert in zijn boek Echte pretentie? Want anders maak je toch geen kunst?

Gruwez: “Je moet inderdaad al een redelijke dunk van jezelf hebben om je, toch enigszins opgedirkt, prijs te kunnen geven aan de buitenwereld, dat is waar. Maar anderzijds ben ik er ook van overtuigd dat je steeds het besef moet hebben dat we van stof gemaakt zijn en tot stof zullen wederkeren.”

Ik ben op het tijdstip gekomen dat ik alleen nog in voorlopigheid geloof,” schrijft u.

Gruwez: “Dat heeft zeker met de naderende dood te maken, maar ook met een zelfbeschermende reflex. Ik geloof al heel mijn leven in het Latijnse begrip nescio, ik weet het niet. Ik twijfel meer dan dat ik zekerheden heb. Dan hang je bijna automatisch de voorlopigheid aan natuurlijk. Niets is voor altijd, zindert het altijd door mijn hoofd. Het overwinnen van die voorlopigheid is iets wat ik bijna vanuit een dierlijke impuls probeer te doen in dit boek. Tevergeefs, ik weet het, maar de menselijke biologie eist dat. Die is sterker dan onze ratio. Ik ben eerder een romanticus van de buik dan van het hoofd, denk ik, en dat is sterk toegenomen de laatste decennia. We onderdrukken onze dierlijkheid veel te vaak en miskennen dat wat ons drijft nogal eens van biologische aard is. Achteraf rationaliseren we ons gedrag dan als vloeide het voort uit ons denken. Maar dat is niet zo. Ik zie immers geen hiërarchie in de elementen die een mens drijven. Misschien vandaar ook mijn grote dierenliefde. Behalve voor de poedel die ik soms, krulletje na krulletje, kaal zou willen plukken.” (lacht)

Komt je poëzie ook vanuit die biologische drijfveer voort?

Gruwez: “Meer zelfs, ik zou zo ver durven gaan om te beweren dat kunstcreatie voor de mannelijke bedrijvers ervan een soort penisverlenging is. Het is een manier om je op te fleuren zoals bepaalde vogelsoorten dat tijdens de bronst doen. Een gedicht is als een pauwenstaart. De dichter maakt er zich aantrekkelijk mee. Als hij maar mooi genoeg kan schrijven, zal hij het mooiste meisje van de wereld kunnen verleiden.”

En werkt dat ook?

Gruwez: “Nee, helemaal niet, misschien wel omdat dichters uiteindelijk toch altijd sukkels en stotteraars blijven.”

Eerder verschenen in Knack

Boeken van deze Auteur:

Krombeke retour / Deerlijk retour