"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het meisje met de Leica

Donderdag, 2 mei, 2019

Geschreven door: Helena Janeczek
Artikel door: Marnix Verplancke

“De vrouw naast Robert Capa”

Ze was misschien wel de eerste vrouwelijke oorlogsfotograaf en ze was alleszins de eerste die tijdens het uitoefenen van haar job stierf. Gerda Taro dus, de vrouw die Robert Capa zijn naam gaf en over wie Helena Janeczek een gevierde roman schreef.

[Interview] “Ze zal altijd herinnerd worden als de vrouw naast Robert Capa, en daar is niets fout mee, maar Gerda Taro was ook zoveel meer,” zegt Helena Janeczek. “Ze was niet alleen maar een fotografe. Ze was ook een vrouw. Ze was spontaan, levenslustig en heel erg politiek betrokken. Dat wou ik duidelijk maken in mijn boek.” Dat boek is Het meisje met de Leica, een ingenieuze roman over Gerda Taro die vorig jaar bekroond werd met de Premio Strega, de belangrijkste Italiaanse literaire onderscheiding.
Janeczek ontdekte Taro per toeval, vertelt ze. Terwijl ze aan haar vorige roman, De zwaluwen van Monte Cassino, aan het werken was hoorde ze dat er een tentoonstelling liep over het werk van de beroemde oorlogsfotograaf Robert Capa. Haar boek ging over de Slag om Monte Cassino van begin 1944 en ze wist dat Capa daarbij aanwezig was en dat hij er ook heel wat foto’s had gemaakt. Die tentoonstelling overslaan behoorde dus niet tot de mogelijkheden. Van foto naar foto wandelend belandde ze opeens in een zaal gewijd aan Gerda Taro, die blijkbaar niet alleen Capa’s compagnon, maar ook zijn geliefde was geweest. Misschien wel de eerste vrouwelijke oorlogsfotografe, stond erbij, en zeker de eerste die stierf terwijl ze haar job aan het uitoefenen was, in Spanje, tijdens de burgeroorlog, toen ze nog maar 26 was. De foto’s in die zaal waren tot voor kort toegewezen geweest aan Capa, las Janeczek ook, maar sindsdien was duidelijk geworden dat Taro ze had gemaakt.

Janeczek stond versteld van de kwaliteit van de foto’s, las een paar biografieën en ontdekte hoe belangrijk de twee fotografen waren geweest voor elkaar. Hij leerde haar het vak en zij gaf hem zijn naam. Want inderdaad, Robert Capa heet in feite niet Robert Capa, maar wel Endre Friedmann. Hij was een Hongaarse jood die wegens zijn linkse sympathieën zijn land diende te verlaten en in 1934 in Parijs aanspoelde. Daar ontmoette hij Gerta Pohorylle, die een gelijkaardig parcours had afgelegd. Zij was van Poolse joodse afkomst. Haar ouders waren naar Duitsland verhuisd, eerst naar Stuttgart en daarna naar Leipzig, waar Gerta in 1933 gearresteerd werd wegens het verspreiden van anti-nazigeschriften. Zo was ook zij in Parijs beland.

Omdat Frankrijk wat antisemitisme betrof amper voor Duitsland diende onder te doen, beseften Gerta en Endre al gauw dat ze een andere naam nodig hadden. Gerta werd Gerda Taro en Endre, zo besliste ze, zou Robert Capa worden, en meteen bedacht ze een heel verhaal over hem. Capa was de steenrijke erfgenaam van een conservenimperium die de Californische perziken in blik beu was geweest, alles had verkocht en naar Parijs was gekomen. Hij woonde in het Ritz en fotografeerde voor het avontuur dat eraan verbonden was. Niet voor het geld dus, al weigerde hij dat natuurlijk niet, zoals Gerda er steeds aan toevoegde. Meer zelfs, zijn flamboyante afkomst eiste dat hij stevig werd vergoed voor zijn werk. “Capa kwam voor de ene helft uit een Hemingway-roman en voor de andere uit een van Scott Fitzgerald,” glimlacht Janeczek. “En zo zagen ze zichzelf ook, ‘larger than life’. Ze waren de nieuwe helden van een nieuwe tijd, die van het beeld in plaats van de letteren. Zij behoorden tot de eerste generatie die opgroeide in een wereld waarin realiteit en media volledig in elkaar verstrengeld zaten. Het was de tijd van jazz, film en fotografie, in de journalistiek natuurlijk, maar ook in modereportages en publiciteit.” Over deze artistieke Bonnie en Clyde, die in 1936 samen naar Spanje zouden reizen en er de meest iconische foto’s van de burgeroorlog zouden maken, schreef Janeczek haar roman.

Boekenkrant

In Het meisje met de Leica wordt door drie heel verschillende mensen teruggekeken op het korte, maar hevige leven van Gerda Taro. Door Willy Chardack, een vroegere geliefde, die omwille van de oorlog naar Amerika trok, chirurg werd en de eerste pacemaker ter wereld inplantte, door Ruth Cerf, Gerda’s vriendin van het eerste uur die haar aan Capa voorstelde en door Georg Kuritzkes, nog een arts en vroegere geliefde, die haar tot op grote hoogte politiek bewust maakte. “Gerda werd door veel mannen liefgehad,” aldus Janeczek, “Ze was een vrouw die alle stereotypen oversteeg. Ze was jong en onafhankelijke, maar ook toegewijd en aanhankelijk. En ze wou een heroïsche daad stellen door naar de Spaanse burgeroorlog te trekken en met haar foto’s de republikeinse zaak te steunen. Zie je het al voor je? In een film? Een heldensaga als deze? Volstrekte kitsch had dit kunnen worden, en dat wou ik absoluut vermijden. Ik wou Gerda en Robert niet alleen tonen als idealisten, maar ook als jonge mensen die in de knoop lagen met hun emotionele leven. Ze zijn kwaad of jaloers, zoals we dat allemaal wel eens zijn. Emoties zijn emoties. Als schrijver ben ik geïnteresseerd in hoe mensen werkelijk zijn, en niet alleen in hun ideeën of idealen.”

U had het net over jaloezie. Toen Gerda aan het Catalaanse front zat, liep Capra door Parijs te flaneren met een meisje aan iedere arm. Hoe reageerde zij daarop?

“Ze hadden een heel open relatie en dat wilden ze ook zo. Ik ben net iets te jong om te weten wat mei ’68 betekende op het vlak van menselijke relaties, maar ik groeide wel op in een tijd die doortrokken was van de ideeën ervan. Dus mocht ik niet jaloers zijn, want dat was kleinburgerlijk en o zo passé. Zo waren Gerda en Capa ook. Net als alle mensen om hen heen wilden ze een minder kleinburgerlijk leven leiden en daar hoorde ook de vrije liefde bij. Alleen was die vaak in strijd met wat mensen verwachtten. Niet alleen waren heel veel mannen bijzonder seksistisch opgevoed, liefde  deed ook lijden. Wanneer je echt verliefd bent op iemand, kun je best overtuigd zijn dat jaloezie kleinburgerlijk is, maar daarom voel je haar nog niet minder. Dat is wat Gerda meemaakte. Ze vond dat ze er moest tegen kunnen, maar in feite leed ze onder Capa’s promiscue spelletjes.”

Willy Chardack noemde haar Fräulein Vorwärts. Was ze echt zo voortvarend?

“Absoluut, en dat was ook een van de redenen waarom het moeilijk was om een geschikte vertelvorm te vinden. Gerda was intelligent, maar geen denker. Ze was een doener die de hand aan de ploeg sloeg. Versta me niet verkeerd, ze was geen domme geit, en ze had sterke passies, maar ze wou er altijd invliegen Het is moeilijk om van zo iemand een ik-verteller te maken. Dan krijg je veel te veel actie en veel te weinig reflectie. Vandaar die drie anderen die over haar vertellen.”

Volgens Georg Kuritzkes is dat typisch voor fotografen. “Fotografie is een beroep dat opportuniteiten beloont en lieden die over de oppervlakte scheuren begunstigt,” schreef hij.

“Je moet niet altijd geloven wat romanpersonages zeggen (lacht). Kuritzkes zegt dit niet over Gerda, maar over Capa, en aangezien zij allebei een relatie hadden met Gerda kun je vermoeden dat hij niet echt objectief was. Zij waren rivalen, maar, en dat is ook typisch voor de groep waartoe ze behoorden, ze waren ook vrienden. Kuritskes heeft Capa meermaals geholpen zich uit netelige situaties te redden. Ze hielden hun hele leven contact met elkaar. Anderzijds meende Kuritzkes misschien ook wel echt dat fotografen oppervlakkige mensen zijn. Het zou wel eens daardoor kunnen zijn dat ze ook zo goed zijn natuurlijk. Of misschien verstoppen ze hun diepgang wel net achter hun oppervlakkige foto’s.”

Waarom wou Gerda in feite fotografe worden?

“Omdat je het vrij makkelijk kon leren, omdat er een markt voor bestond en je er dus van kon leven en omdat het een van de jobs was die buitenlanders mochten doen in Frankrijk. Heel wat banen behoorden niet tot de mogelijkheden. Fotografie was een booming business, en dan bedoel ik niet alleen artistieke of journalistieke foto’s. Mensen gingen op hun paasbest naar een fotograaf om een foto te laten nemen, van hen of van hun kinderen. Iedereen wou toen op de foto en daarvoor kon je alleen bij professionals terecht.”

Streefde Gerda in feite wel journalistieke objectviteit na? Of wou ze de wereld tonen wat er in Spanje gebeurde en sympathie opwekken voor de republikeinse zaak?

“Net zomin als Capa of de anderen in hun groep, want zij werkten nauw samen met andere fotografen, zoals Csiki Weis en David ‘Chim’ Seymour. Ze vormden een soort collectief en deelden zowel ervaringen als materiaal. Zij zagen zichzelf nooit als objectieve fotojournalisten. Met journalistieke deontologie hadden ze niets te maken. Zij zagen zichzelf als strijders in de Spaanse burgeroorlog, maar dan niet met een geweer, maar wel met een fototoestel in de hand.”

Zij volgden vooral de internationale brigades bestaande uit mensen van andere landen die de republikeinen steunden. Sommige Spanjaarden vonden het maar verwende nesten. Terecht?

“Wanneer het iemand als Hemingway betrof, van wie ze zeiden dat als het tij keerde hij gewoon de Franse grens overstak om oesters en champagne te gaan slurpen, natuurlijk wel, maar dat waren de uitzonderingen. Veel strijders hadden geen land om terug naartoe te gaan. Als je uit fascistisch Italië of nazi-Duitsland kwam, had je de keuze niet om door te vechten of naar huis te gaan. Er was geen thuis meer. Eens de internationale brigades opgeheven waren, liepen deze mensen verloren in Spanje. Velen van hen slaagden er niet in onder te duiken of in het verzet te gaan en werden door de troepen van Franco opgepakt om uiteindelijk in een Duits concentratiekamp te werken en te sterven. Ze kregen een rode driehoek op hun schouder getatoeëerd en werden ‘Rotspanier’ genoemd, rode Spanjolen. De Spaanse burgeroorlog was de eerste echt smerige oorlog van Europa, waarbij voor het eerst ook zonder enige scrupules burgerdoelwitten werden gebombardeerd. Vandaar ook dat die oorlog zoveel aandacht kreeg in het buitenland en er zoveel mensen gingen meevechten aan de zijde van de republikeinen.”

Wat vond Gerda ervan dat er langs republikeinse zijde vrouwen meevochten? Zocht zij hen speciaal op?

“Alle kranten wilden foto’s van die vrouwelijke militieleden, zeker wanneer ze een geweer vasthielden. Eens de Communistische Partij de macht had gegrepen aan de linkerzijde kwam daar een einde aan. Weg met die ongeregelde milities werd vanuit Moskou verordonneerd. De tijd was aangebroken om een regulier leger op poten te zetten en daarin was voor vrouwen geen plaats meer, niet als soldaat en ook niet als helper. Alle vrouwen gingen eruit. Gerda heeft zich daar nooit over uitgesproken omdat dit zowat het einde van haar Spaanse carrière betekend zou hebben. Als je net als Gerda, Capa en Chim aan het front wou werken, moest je op een goed blaadje staan bij de communistische censuur. Om die goede relaties te onderhouden wist je wat je wel en niet kon zeggen. Beginnen klagen dat vrouwen plots uit het leger geweerd werden, had haar de kop kunnen kosten. Dat Gerda en haar kompanen zo goed opschoten met de communisten werd hen door meer anarchistisch aangelegde collega’s trouwens kwalijk genomen. Zij vonden dat ze hun ziel verkochten voor een paar foto’s. Maar Gerda noch Capa zijn ooit zelf communisten geweest. Zij wilden gewoon aan het front kunnen werken en de oorlog tegen Franco winnen.”

Gerda en Capa zaten samen aan het front. Soms werden haar foto’s onder zijn naam gepubliceerd. Zat ze daar niet mee?

“Robert Capa was soms inderdaad meer een collectief of een merk dan een enkele man. Er werden foto’s van Gerda, maar ook van Chim onder de naam Capa verkocht, omdat dit makkelijker ging, of omdat ze er meer voor betaald kregen. Gerda begon heel vroeg foto’s te verkopen onder haar eigen naam, en dat bleef ze ook altijd doen. Maar soms was het gewoon handiger om het merk Capa erop te kleven. Niemand zat daarmee. Het probleem is dat we daardoor vaak niet weten welke foto’s van wie zijn. Aanvankelijk ging men daar nogal naïef mee om en nam men aan dat iedere foto van de Spaanse burgeroorlog waar de naam Capa op stond, ook van Capa was. Nu we meer te weten komen over Gerda, worden steeds meer van die foto’s aan haar toegewezen. Zo is er bijvoorbeeld die beroemde foto van een jonge Catalaanse militaire op een plein in Barcelona. Soms wordt die foto toegewezen aan Capa, soms aan Capa en Taro, soms aan Taro alleen. We weten het gewoon niet.”

En wat met de beroemdste Capa-foto, die van de militieman die neergeschoten wordt en heel fotogeniek achterovervalt, van wie is die?

“Onlangs sprak ik in Barcelona met een paar mensen die zich al hun hele leven met de foto’s van de Spaanse burgeroorlog bezighouden en zij zeiden dat de kans in feite bijzonder groot is dat Gerda die gemaakt heeft. Al weten we dat natuurlijk nooit met zekerheid aangezien we het originele negatief niet meer hebben. Wat we wel weten is dat de foto genomen werd met een camera van medium formaat en dat Gerda er zo een gebruikte en Capa niet. Maar ook dat zegt natuurlijk weer niet alles, want ze gebruikten regelmatig elkaars materiaal. Een hele reeks foto’s die op hetzelfde moment op dezelfde plaats werden gemaakt zijn officieel wel toegewezen aan haar. Volgens mij zegt dat genoeg, maar het is blijkbaar heel moeilijk om ook die iconische foto weg te halen bij Capa en aan haar toe te wijzen.”

Is die foto trouwens wel authentiek? Velen zeggen dat het opgezet spel was en dat de militieman niet echt neergeschoten werd.

“Ik denk dat hij in scène is gezet. Dit brengt ons terug bij de reden waarom ze daar waren. Niet om eerlijk verslag uit te brengen dus. Zij waren vrijwillige propagandisten, jong en enthousiast, die al een paar weken aan het front zaten en iedere keer te laat waren geweest. De actie gebeurde telkens net ergens anders. Ze hadden gewoon pech. Op zo’n moment hoor je Gerda of Capa aan een van de militiemannen vragen of hij niet wil doen alsof hij doodgeschoten wordt. Die foto zou immers wonderen doen voor de buitenlandse propaganda voor de republikeinse zaak. Er gaat zelfs een gerucht dat Capa aan een vriend bekend heeft dat het allemaal fake was, met uitzondering van de dood van de man dan. Er zat per ongeluk een kogel in het geweer dat gebruikt werd en de man is wel degelijk doodgeschoten, maar met een republikeinse kogel, wat het allemaal nog een stukje cynischer maakt natuurlijk. Is dat de waarheid? We weten het gewoon niet, maar zelfs al was het een verzinsel, dan was het er wel een met een voorspellend karakter. Gerda en Capa waren naar Spanje vertrokken met het voornemen zichzelf daar opnieuw uit te vinden. Ze wilden vechten en helden worden, maar geen echte helden, eerder picareske helden die de waarheid te slim af dachten te kunnen zijn. Maar uiteindelijk werden zij tragische helden. In 1937 kwam Gerda onder een republikeinse tank terecht. Zeventien jaar later stapte Capa in Frans Indochina op een landmijn.”

Zijn er nog dergelijke fake foto’s bekend? Er was toch ook die reeks gemaakt in het zuiden van Spanje, op een plek waar Capa nooit was geweest?

“Toen in 2007 de Mexicaanse koffer boven water kwam, drie dozen met zo’n 4500 foto’s en negatieven die net voor de Tweede Wereldoorlog naar Mexico waren gesmokkeld, bleek dat die foto’s door Gerda waren gemaakt en dat zij wel degelijk daar was geweest. Niet fake dus, maar gewoon toegeschreven aan de verkeerde fotograaf.”

Ik kreeg tijdens het lezen van uw boek de indruk dat u niet alleen gefascineerd was door Gerda, maar ook door de tijd waarin ze leefde, toen er op cultureel en politiek vlak zoveel gebeurde. Mensen stonden urenlang aan te schuiven om de geëngageerde film Kuhle Wampe te kunnen zien, terwijl je vandaag alleen nog rijen ziet wanneer er een nieuwe iPhone wordt gelanceerd.

“Het was inderdaad een bijzonder interessante tijd, niet alleen in positief, maar ook in negatief opzicht. De fascistische dreiging kwam van overal. Je zal me nooit horen jeremiëren dat jongeren toen nog idealen hadden en nu niet meer. Zo oud ben ik nu ook nog niet. Maar er was natuurlijk echt wel een verschil. Wat ik waardeer aan die tijd is dat mensen nog samen dingen deden. Ik bedoel niet dat ze lid waren van een partij of een vakbond, maar doel op iets kleiners. Sociale banden werden meer gewaardeerd, ook als die verder gingen dan de familie. Mensen hingen samen en steunden elkaar, en dat kan belangrijk zijn wanneer er moeilijke tijden aanbreken. Ze genoten ook meer van het leven doordat ze die sociale contacten hadden. Ze maakten veel meer lol dan vandaag, en dat doe je nu eenmaal met anderen en niet alleen. Sociale media hebben daar grote schuld aan denk ik. Ze lijken ons te verbinden, maar isoleren ons in feite.”

En misschien nog een reden waarom u aangetrokken werd door het verhaal van Gerda, jullie hebben een gelijkaardige achtergrond. Ook u bent geboren uit Pools-joodse ouders die naar Duitsland uitweken, en ook u bent daar nadien weer vertrokken, naar Italië in uw geval.

“Mijn ouders hadden goede vrienden in Italië en daarom brachten we daar toen ik kind was heel wat tijd door. Ze hadden het psychisch moeilijk in Duitsland. Ze hadden de holocaust overleefd, maar dat verleden bleef op hen wegen, en daardoor ook op mij. In feite had ik in Italië mijn leven uitgebouwd nog voor ik het wist. Mijn beste vrienden woonden daar. Ik voelde me er beter, dus ben ik in Italië gaan wonen van zo gauw ik op eigen benen stond. In het Italiaans schrijven was daardoor ook geen probleem. Ik sprak het van kinds af aan.”

In zekere zin zijn jullie dus allebei weggevlucht uit Duitsland, Gerda voor de opkomende nazi’s en jij voor de herinneringen eraan?

“Zo zou je het kunnen stellen, maar dat is het enige Gerda-achtige dat ik ooit deed. Voor de rest lijken we echt niet op elkaar.”

U bent de eerste vrouwelijke winnaar van de Premio Strega in anderhalf decennium. Geeft dit extra voldoening?

“Ik hoop dat ik hiermee mijn smerige avant-garde job gedaan heb. (lacht) En dat ik nu de weg geëffend heb voor andere schrijfsters. Maar even ernstig nu, Italië zit daarmee niet veel slechter dan de V.S. of de Britse MAN Booker. Het is alvast geen zaak van gelezen worden, want de overgrote meerderheid van de lezers zijn vrouwen, en die lezen zowel boeken van mannen als van vrouwen. Waar het wel om draait is prestige, want dan staan mannen opeens wel op de eerste rij en worden vrouwen naar achter geduwd. We moeten ons daar van bewust zijn en beseffen dat er verschillende soorten goede boeken zijn. Toen Alice Munroe de Nobelprijs kreeg, vond ik dat fantastisch. Zij schrijft korte verhalen over het alledaagse leven, en dat in een eenvoudige, heel precieze taal. Dat is geen opschepperige kijk-eens-naar-mijliteratuur. Zij schrijft geen groots opgezette intellectuele epossen in de trant van Don DeLillo’s Underworld, waar ik trouwens een grote fan van ben, maar kleinschalige verhalen. En die zijn trouwens niet exclusief vrouwelijk, als je dat zou denken. Anton Chekhov deed dat ook. Maar om een of andere reden vinden velen zo’n Don DeLillo beter dan een Alice Munroe. Ik hoop dat ik met mijn roman een heel klein beetje kan aantonen dat dit niet zo is.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur: