"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

IJsheiligen

Vrijdag, 7 juli, 2017

Geschreven door: Florence Tonk
Artikel door: Marnix Verplancke

Broedertwist

De eerste zin

“Zal ik hem voor je zoeken?”

Recensie

Nora wordt steeds hulpbehoevender. Haar zoon Meindert staat haar zo goed mogelijk bij en wanneer hij merkt dat ze steeds vaker over Erik spreekt, haar zoon uit een eerste relatie die ze sinds zijn derde niet meer heeft gezien, besluit hij deze te gaan zoeken. Wat hij vindt voldoet echter helemaal niet aan zijn verwachtingen. Harry – zoals Erik zich nu noemt – is een succesvolle zakenadvocaat gespecialiseerd in de overname en sanering van verlieslatende bedrijven. “Een bleke pierlala,” noemt Meindert deze cocaïne snuivende en tango dansende vrijgezel. En de weerzin is wederzijds. Meindert is volgens Harry immers “een kluskabouter”, omdat hij kranen installeert en aflopen ontstopt, in een primitief tuinhuis woont waar hij vijftig euro per maand voor betaalt en zijn geld spaart om ooit zijn Corsicaanse droom te kunnen waarmaken. Dat beide mannen een oogje hebben op ene Mireille, maakt de zaken er natuurlijk alleen nog maar ingewikkelder op.

Boekenkrant

In IJsheiligen beschrijft Florence Tonk wat er gebeurt wanneer twee mannen met een totaal tegengestelde levensfilosofie gedwongen worden met elkaar in conflict te gaan. Want dat zal er door Nora’s steeds verder verslechterende gezondheidstoestand uiteindelijk toch van komen. Heel subtiel, zonder er ook maar één keer echt naar te verwijzen, gaat Tonk hierbij te rade bij het oudste boek uit onze cultuur: de Bijbel. Harry wordt immers door Nora ontvangen als die lang verloren zoon, terwijl Meindert zich beduusd langs de zijlijn staat af te vragen waarom hij dan zijn hele leven voor haar heeft gezorgd. Dat broedertwisten altijd iets weg hebben van de rivaliteit tussen Kaïn en Abel ligt natuurlijk voor de hand.

Wat IJsheiligen zo bijzonder maakt is dat Tonk er steeds weer in slaagt de lezer op het verkeerde been te zetten. Op een bepaald moment verwacht je dat Meindert en Harry elkaar net zoals de net genoemd Oud-Testamentische heren naar het leven zullen staan. Tonk lijkt te beseffen dat dit een makkelijkheidsoplossing zou zijn, dus doen ze dat lekker niet. Nee, ze blijven elkaar koeioneren tot het bittere eind. En dat dit eind bitter is, mag best gezegd worden. Een doordeweekse schrijfster had haar roman laten eindigen met een cliché. Verdient die kille, materialistische Harry het immers niet om de duimen te leggen tegen die lamme goedzak van een Meindert? Dat wil toch onze moraal? Zo zit de wereld echter niet in elkaar toont Tonk, daarin gaan we immers allemaal naar de verdoemenis.

Drie vragen aan Florence Tonk

In hoeverre is vrijheid haalbaar voor een mens, is een centrale vraag in je boek. Wat denk je zelf, vind je de vrijheid in het afzweren van de wereld, zoals Meindert dat doet, of eerder in het succesvol bemeesteren ervan, waarna je je vrijheid kan kopen, wat Harry denkt?

Tonk: “Ik ga heen en weer tussen die twee. Soms wil ik het liefst zo weinig mogelijk financiële verplichtingen hebben en een sober leven leiden – wat ook wel nodig is als freelance journaliste en schrijfster natuurlijk (lacht). Andere keren denk ik dat een beter inkomen me meer zekerheid en vrijheid zou geven. Wat ik intussen wel al geleerd heb is dat het streven naar vrijheid je helemaal niet vrij maakt. Meindert is hele dagen gefocust op zijn houtje-touwtje leven en het vinden van gratis of goedkope zaken. Harry doet niet anders dan zijn centen tellen. Vrij kun je hen daardoor geen van beiden noemen. Ik zie dat ook onder mijn vrienden. Op een gegeven moment gaan ze carrière maken, kopen ze een groter huis en een grotere auto. Het wordt steeds meer en ik vraag me dan af hoe leuk dat na verloop van tijd nog is. Je koopt geen vrijheid; je koopt alleen ketenen.”

“Wanneer mannen over vrijheid praten, hebben ze het eigenlijk over angst,” zoals Mireille gevat opmerkt?

Tonk: “Inderdaad, dan hebben ze het over de angst om verbintenissen aan te gaan, of om zich over te geven aan een ander. Dat dit voor mijn personages geldt, ligt voor de hand. Beiden zijn beschadigd geraakt in hun kindertijd. De een doordat hij verlaten is door zijn moeder en de ander doordat hij al op heel jonge leeftijd voor zijn labiele moeder heeft moeten zorgen. Liefde is voor hen niet vanzelfsprekend. Misschien hameren ze daarom wel zo op die vrijheid, terwijl ze gewoon bang zijn om echt van iemand te houden.”

En dus kiezen ze voor de vrijheid en blijven ze single, zoals steeds meer mensen vandaag?

Tonk: “De schaduwzijde van die door ons zo zeer nagestreefde vrijheid is dat we allemaal als los zand langs elkaar heen leven. We engageren ons niet meer en vervallen daardoor in eenzaamheid. Dat we allemaal in de stad gaan wonen doet daar ook geen goed aan. We wonen heel dicht tegen elkaar aan, maar we vormen tezelfdertijd de meest vervreemde generatie ooit.”

Eerder verschenen in Knack

Boeken van deze Auteur:

Het verhaal van Nederland

IJsheiligen

IJsheiligen