"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jewellery Matters

Donderdag, 25 januari, 2018

Geschreven door: Suzanne van Leeuwen
Artikel door: Chris Reinewald

Sieraden en hun contexten

[Recensie] Met Jewellery Matters bekroont Marjan Unger (1946) haar trilogie met publicaties over het sieraad en de sociale context waarin het gedragen wordt. Dankzij co-auteur Suzanne van Leeuwen (1981) worden nu ook antieke sieraden uit de collectie van het Rijksmuseum besproken, vaak met de schilderijen waar ze op afgebeeld zijn.

Voordat je ook ook nog maar gaat lezen blijft je blik hangen aan de illustratiepagina’s waarop onvermoede stijlverwantschappen te zien zijn. Kijk bijvoorbeeld de moor op het handvat van een wandelstok (Dresden, 1750) naast een broche (1999) van Truike Verdegaal. Deze hedendaagse sieraadkunstenaar specialiseert zich in het combineren van (erfstuk)sieraden: in dit geval een kitscherig Delfts Blauw vaasvormpje met een gouden pin en een zwart gesmeed ornament.

Unger stond erop dat de sieraden op ware grootte afgebeeld werden. Bij twijfel maten de ontwerpsters de gereproduceerde objecten na door hun vinger, pols of tenen (klassieke Indiase teensieraden) erop te houden. Ontwerpster Irma Boom wist de auteurs te overtuigen het boek zo groot/klein/dik/kloek uit te voeren alsof het een sieradendoosje was. In plaats van een object full-colour voorop dompelde ze het boek in indigo-blauw. Een collage van in zwart afgebeelde en deels gepreegde sieraden met de zilveren titelletters verhogen de mysterieuze uitstraling van het boek. Prachtig! Een puntje van kritiek: de modieuze, foute afbreking van de titel op de rug waardoor je, onder elkaar, nogal raar ‘Jew El Lery Mat Ters’ leest.

Eronder prijkt overigens een ban-de-bom hangertje dat de kern van Ungers betoog samenvat. Niet ieder sieraad onderscheidt zich als individualistisch draagbaar kunstwerkje.

Yoga Magazine

Meestal symboliseert het trouw aan de geliefde maar ook aan een politiek ideaal. Tijdens oorlogen fungeren speciale sieraden (zelf aaneengesmede munten bijvoorbeeld) als subtiele patriottische herkenningstekens. Of ze zijn een vorm van protest. Met het ban-de-bom hangertje uit de jaren zeventig – vaak verward met de Mercedes-Benz ster die de vierde verticale spaak mist – protesteerde je tegen de atoombewapening. Het werd in de jaren vijftig ontworpen door de Britse kunstenaar/designer Gerald Holtom.

Als doctor in de kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden (2010) plaatste Marjan Unger met haar ongeïllustreerde proefschrift, de uitgave hiervoor, het sieraad in een ‘multidisciplinair kader’. (Sieraad in context uitgave/druk Jan de Jong, Amsterdam, 2010) Daarvoor gebruikte ze geen persoonlijke argumenten maar benaderde haar passie met de vereiste (kunst)wetenschappelijke distantie.

Bevrijd van deze eisen schrijft Unger nu op een aangename, voortkabbelende manier over (haar) sieraden: hedendaags net zo goed als oudere, minder descripte of vaak verontachtzaamde exotische sieraden. Jewellery Matters is hiervoor in het Engels vertaald, hoewel je het oorspronkelijk Nederlands er soms doorheen lijkt te lezen.

Met de schenking van de met haar man Gerard, letterontwerper en hoogleraar typografie opgebouwde sieraadcollectie 1905-2008 aan het Rijksmuseum (zie onder), bracht ze haar pleidooi voor sieraden in een brede context in de praktijk. Veel van de sieraden schafte Unger als studiemateriaal aan voor haar eerste dikke boek Het Nederlandse sieraad in de 20ste eeuw (Uitgeverij Thoth, Bussum/Centraal Museum, Utrecht, 2004.) Ze nam hierin ook ’tijdsgebonden’ sieraden op die vanuit een historisch perspectief interessant waren. Op vergelijkbare manier betrok Suzanne van Leeuwen nu sieraden uit eerdere eeuwen die het Rijksmuseum bezit. (Hieraan wijdden R.J. Baarsen en G.van Berge in 1990 hun boekje met de wat verwarrende titel Juwelen, 1820-1920.)

Net zoals in de vorige publicaties prikt Unger de mythes in de Nederlandse toegepaste kunst door. Voor de hedendaagse sieraden neemt men graag het jaar 1966 als vertrekpunt. Toen namelijk exposeerden Emmy van Leersum en haar echtgenoot Gijs Bakker bij de Amsterdamse galerie Riekje Swart hun grote provocatieve, geometrische sieraden van onedele metalen. Nooit eerder naderde toegepaste kunst zo dicht de autonome kunst.

Unger wijst eerdere vernieuwers aan: vader en zoon Zwollo, Eissenloeffel, Nienhuis, Archibald Dumbar. Decennia ervoor onttrokken ook zij zich aan het vaste assortiment van ringen, broches en halskettingen, die alleen van goud, zilver, eventueel met edelstenen vervaardigd waren. Vanaf de jaren zeventig kregen sieraden een popart-achtig uiterlijk en beoogden ze zo ‘democratisch’ betaalbaar mogelijk te zijn. Dat bleek echter onhaalbaar. Nog steeds koopt een “zichzelfbevestigende elite” avantgarde sieraden die nu zelfs museaal geprijsd zijn.

De opkomst van het conceptuele sieraad in de jaren negentig bekijkt Unger kritisch, zo niet achterdochtig. Het is weinig kunstenaars gegeven werk te maken met de kracht van autonome, semi-autobiografische kunst van bijvoorbeeld Louise Bourgeois, Tracey Emin of Marlene Dumas. Ze komen vaak niet verder dan een bevestigingsspeld achter hun meest marginale jeugdherinneringen te prikken zodat een sieraadgalerie het als broche kan verkopen.

Nog iets. Nederlanders houden zichzelf vaak voor dat ze wars zijn van uiterlijk vertoon. Toch tooien de meest calvinistische kerkgangers zich op de zondag graag met hun sieraden.

Ondanks de strak geometrische sieraden van Bakker en Van Leersum ontwikkelde de Nederlandse sieraadkunst juist een andere kant op. Men werkt met een veelvoud aan materialen – edel of onedel – in stijlen die vaak barokker uitpakken dan over het algemeen gedacht wordt. Iemand als Evert Nijland bijvoorbeeld smult van kerkelijke en Renaissance sieraden die hij in weelderige broches herinterpreteert. Afsluitend gebruikt Unger de mythologische metafoor van de doos van Pandora die haar – inmiddels twee – geschonken collecties in het Rijksmuseum teweeg bracht.

Daarna bewijst het boek zijn nut als naslagwerk. De op ware grootte afgedrukte (keus uit de) sieradencollectie van het Rijksmuseum beslaat meerdere spreads en begint met een Chinese appliqué van goud en turquoise uit 200 voor Christus. Tegen het einde passeren we anonieme sociale sieraden: het bekende gevouwen AIDS-lintje en de plastic klaprozen waarmee de Engelsen iedere november de Eerste Wereldoorlog herdenken. Experts bij Van Kunst tot Kitsch zullen er zeker wat aan hebben, net zoals het uitputtende glossarium waarin types, vaktermen en materialen compact uitgelegd worden.

Er wordt momenteel internationaal veel over het actuele sieraad gepubliceerd, maar hier staat toch weer een standaardwerk waarin je ook graag geregeld zal zitten te bladeren.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Het Rijksmuseum berichtte eerder deze week over de schenking van de familie Unger van hun collectie sieraden aan het museum. Lees hier het persbericht.