"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Leven in de verbeelding & Een verschoppeling met vuurkracht

Dinsdag, 22 maart, 2022

Geschreven door: Aleid Truijens
Artikel door: Liliane Waanders

Schrijvers leven, maar vraag niet hoe

[Column] Schrijvers zijn niet te benijden. Ze mogen dan meestal een montere indruk maken als zij zich in het openbaar vertonen, maar verkijk je niet. Vaak is dat de schone schijn die zij ophouden omdat ze op dat moment moeten scoren om vervolgens te kunnen cashen.
Zodra ze de kans krijgen, kruipen ze weer terug in hun hoofd. Dat is de plek waar zij noodgedwongen wonen. De plek waar het fabuleren een hoge vlucht dient te nemen.

Zelfs als ze aan het eind van de dag uitgeschreven lijken en hun schrijftafel verlaten, is het werk nog niet gedaan. De kans is groot dat ze als ze afwassen, boodschappen doen, in de file staan, de kattenbak schoonmaken, koken, een museum bezoeken, onkruid wieden en het gras maaien, stofzuigen, een terrasje pakken, telefoneren of wandelen het boek waar ze aan werken niet los kunnen laten. Een schrijver staat eigenlijk altijd aan en heeft nooit echt vrij. Behalve als hij ‘in between two books’ is, maar zelfs dan zou het zomaar kunnen dat er zich een idee voor een volgend boek aandient dat het verdient serieus overwogen en verder uitgedacht te worden.

In het hoofd van een schrijver gebeurt van alles, maar wat precies laat zich lastig reconstrueren. Zelfs biografen en anderen die zich aan het duiden van een schrijversleven wagen, slagen er niet altijd in om behalve het doen en laten ook het denken dat daaraan vooraf gaat in kaart te brengen. Rémon van Gemeren bijvoorbeeld, die in Een verschoppeling met vuurkracht: portret van Chr. J. van Geel toont dat, en ook nog wel hoe, de dichter Chr. J. van Geel door en voor het leven getekend was, en dat zijn poëzie daar vanzelfsprekend door beïnvloed werd, maar Van Gemeren graaft niet diep genoeg. Hij lijkt het voldoende te vinden om te laten zien hoe een gemankeerd en turbulent leven er aan de buitenkant uitziet.

Zelfs Hella Haasse geeft niet al haar geheimen prijs aan haar biograaf Aleid Truijens die toch bijna acht jaar intensief onderzoek deed voordat ze Leven in de verbeelding: Hella S. Haasse 1918-2011 schreef. Maar door wat tegenwoordig zo veelzeggend life events genoemd worden af te zetten tegen de grote thema’s en motieven in het werk van Hella Haasse en te zoeken naar citaten die gevonden overeenkomsten onderbouwen, is het voor de lezer van biografie en oeuvre een stuk eenvoudiger om zich voor te stellen wat er in het hoofd van Hella Haasse omgegaan zou kunnen zijn.

Boekenkrant

Zelf bel ik regelmatig met een schrijver die zich behoorlijk in zijn hoofd laat kijken. Hij raakt steeds verder verstrikt in de wereld die hij bij elkaar gefantaseerd heeft. Zijn roman in wording blijft maar uitdijen. Hij lijkt de controle over zijn materiaal volkomen kwijt te zijn. Waardoor de paniek toeslaat  en hij van de weeromstuit ook niet meer weet hoe zijn computer werkt. Zelfs het opslaan van een nieuw hoofdstuk kan dan al problemen opleveren.  
Als ik hem spreek, probeer ik hem gerust te stellen. Maar dat heeft geen zin, het geduld om te luisteren naar de aanwijzingen die ik hem door de telefoon geef, kan hij niet opbrengen.

Ik weet, volgens hem, niet wat het betekent om schrijver te zijn. Ik kan me, volgens hem, geen voorstelling maken van de inspanning die het kost om dag in dag uit van alles te moeten verzinnen. (Schrijvers die niet verder komen dat het romantiseren van hun eigen leven zijn volgens hem sowieso geen knip voor de neus waard.) Ik moet, volgens hem, vooral niet de illusie hebben dat ik ook maar enig idee heb van de onzekerheid waarin hij leeft en steeds opnieuw komt te verkeren, ook al is dit zijn zoveelste boek en denkt iedereen dat hij inmiddels weet hoe het moet: ballen in de lucht houden en draden spinnen en zorgen dat ze niet in de knoop raken.
Onder al dat venijn zit, volgens mij, iets heel existentieels: de angst om uitgerangeerd te raken en daardoor tot de bedelstaf te vervallen. De lol in het schrijven is hem, volgens mij, allang vergaan.

Onder de gegeven omstandigheden is Een verschoppeling met vuurkracht: portret van Chr. J. van Geel geen boek dat ik hem zal aanraden en ik vermoed dat hij maar matig geïnteresseerd zal zijn in Leven in de verbeelding: Schrijversleven van zijn collega Annie Dillard kan ik hem van harte aanbevelen. Annie Dillard legt vingers op behoorlijk veel zere plekken en beschrijft voor binnen- en buitenstaanders begrijpelijk en beeldend wat het betekent om je steeds opnieuw te moeten verhouden tot een tekst die nog maar net ontstaan en nog lang niet af is.

Ze weet hoe het werkt:

“Veel schrijvers doen weinig anders dan in kleine kamertjes de echte wereld oproepen. Dat verklaart waarom zoveel boeken de jeugd van de auteur beschrijven. De jeugdjaren van een auteur zouden wel eens zijn enige authentieke ervaringen kunnen zijn. Schrijvers lezen literaire biografieën en omringen zich met andere schrijvers, om zichzelf willens en wetens het bespottelijke idee aan te praten dat men zijn tijd in het ondermaanse redelijk besteedt door zijn leven te slijten in een kamertje met vellen papier als enig gezelschap.
In zijn kamertje peinst de schrijver diep over zaken die tot dan toe bij niemand zijn opgekomen”,

en is in staat het allemaal heel fraai te formuleren:

“Ik schrijf niet zozeer een boek als wel dat ik erbij waak, zoals je waakt bij een vriend die op sterven ligt. Tijdens het bezoekuur loop ik zijn kamer binnen vol vrees en medeleven om zijn vele aandoeningen. Ik houd zijn hand vast en hoop dat het boek beter wordt.
Deze tere relatie kan in een oogwenk omslaan. Als je een paar bezoekuren overslaat, keert een werk in wording zich tegen je.
Een werk in wording verwildert snel. (…)”

(vertaling: Henny Corver)

Annie Dillard spreekt overtuigend uit eigen ervaring, en je krijgt niet de indruk dat ze ergens onder geleden heeft. De valkuilen van het schrijverschap weerhouden haar er niet van om het steeds weer opnieuw te proberen, ook al weet ze dat ze de kans loopt haar hoofd nog een keer aan dezelfde steen te stoten. Zij houdt nog wel van het spelletje.

Eerder verschenen op Bazarow Magazine

Boeken van deze Auteur:

Amsterdam door de ogen van Carel Willink

De schilder van tederheid

De kleine Couperus