"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lovecraft in de polder

Zaterdag, 4 juli, 2020

Geschreven door: Mike Jansen, Diverse Auteurs
Artikel door: Johan Klein Haneveld

Kosmische horror van Nederlandse bodem

[Recensie] Disclaimer: er staan drie verhalen van mijn hand in dit boek, die naar mijn eigen bescheiden mening best goed geslaagd zijn, maar ik ben nauwelijks een objectieve bron te noemen. Ik zal ze daarom niet verder meenemen in mijn bespreking.

Dit boek is in heel korte tijd tot stand gekomen. In november kregen auteurs de uitnodiging iets aan te leveren en eind december ligt het op de mat. Een grote prestatie van de samensteller, die hiervoor putte uit de gepubliceerden in de Edge.Zero-bundels. Die selectiemethode zorgt dat het gaat om ervaren auteurs, waarvan velen bekend zijn uit andere bundels en de SF-tijdschriften die ons land rijk is. Een paar horrorauteurs van eigen bodem ontbreken (Tom Thys en Anthonie Holslag) en een paar van de schrijvers (waaronder ik) profileren zich vaker als SF-auteur, maar in elk geval vind je in deze bundel geen beginnelingen. Het niveau ligt daardoor hoog.

Wat de bundel ook interessant maakt is het thema: op Lovecraft geïnspireerde verhalen in een Nederlandse setting. Uit het enthousiasme waarmee auteurs hebben bijgedragen mag wel worden afgeleid dat deze thematiek ook in het Nederlandstalige genrewereldje leeft. Het blijkt voor velen interessant te spelen met de bouwstenen die Lovecraft heeft achtergelaten: vooral de oude goden die slapen op de zeebodem zijn populair en de sektarische groeperingen die hen aanbidden. Maar wat voor heel wat auteurs moeilijker blijkt (althans, zo komt het op mij over) is de sfeer van een Lovecraftiaans verhaal over te dragen: de diepe tijd, de afstanden van de ruimte, de angst van het onbekende. Het heet niet voor niets ‘kosmische horror’. En vooral omdat horrorlezers wel vertrouwd zijn met het bestiarium van Lovecraft zijn zijn schepselen al snel te ‘bekend’. Net zoals het buitenaardse wezen in ‘Alien covenant’ niet meer zo eng was, want we weten ondertussen allemaal wat een ‘alien’ is en hij was bovendien in het volle zicht te zien. Spannender was het toen hij zich in de schaduwen bevond en we als kijker niet wisten hoe hij eruitzag en wat hij allemaal kon. We schrikken meer van wat er zich in de schaduwen bevindt. En in de Lovecraftverhalen gaat het ook nog eens om de consequenties van dat wat zich in de schaduwen bevindt – de consequentie dat ons menselijke bestaan geen betekenis heeft, dat de hogere machten ons niet eens waarnemen, dat chaos en wanorde onder het dunne vernis van wat de zintuigen waarnemen schuilgaan. Dat is wat ons doet huiveren bij ‘Alien’ – het besef dat “in space no one can hear you scream”.

Er waren in deze collectie gelukkig verhalen die deze huivering, deze vervreemding, deze ‘horror’ duidelijk overbrachten. Veld E-42 van Dick van der Bij, over een jongen die iets raars ontdekt op het land van een wat zonderlinge boer. Geschreven vanuit het perspectief van een oudere man, helder en zakelijk (wat past bij het boerenland waar hij vandaankomt), en wat er op veld E-42 schuilging wordt nooit helemaal duidelijk. Ik vond het een erg goed verhaal. Zijn Paal 13 is ook heel erg goed – vol bevreemdende gebeurtenissen, hoofdpersonen die in het duister tasten en met een apocalyptisch einde. Ik ben heel enthousiast over beide bijdrages van deze auteur en hoop vaker verhalen van hem te lezen. Frank Roger doet in Duisternis, duisternis, verzwelg mij een horrorschrijver een huisje opzoeken ver van de bewoonde wereld om aan zijn roman te werken. Hij heeft plotseling een flits van inspiratie, maar die flits zou wel eens meer dan dat kunnen zijn geweest. Veel blijft onduidelijk, vooral het hoe en waarom, maar het verval dat plaatsvindt is gruwelijk en onontkoombaar. Echte kosmische horror. Jan J.B. Kuipers weet altijd grote verbeelding te koppelen aan geloofwaardige beschrijvingen van de historie en hier neemt hij de lezer mee naar het Middelburg van de 19e eeuw en een klein theatergezelschap dat een onnoembaar stuk wil spelen. Heel sfeervol en beklemmend. Dat Jack Schlimazlnik kan schrijven mag ondertussen bekend worden verondersteld. In zijn verhaal krijgt de viering van vijftig jaar inpoldering van de Flevopolder een duister randje. Goed getekende karakters, de werkelijkheid die vervormt en vervaagt, waarnemingen die misschien uit dronkenschap voorkomen. Ik meende alleen dat de auteur iets te veel wilde imponeren met zijn taalgebruik – de dialogen waren niet zo geloofwaardig door wat moeilijke woorden, en ik snapte ook niet goed hoe ik het einde van het verhaal moest interpreteren. Iets meer vasthouden aan narratieve conventie had het verhaal nog sterker gemaakt, denk ik. Maar ‘creepy’ was het zeker. Mike Jansens Het klein receptenboek van meneer Ho-Hum (geillustreerd door Gidion van de Swaluw) is een waardige afsluiter van de bundel. Het lijkt behoorlijk onschuldig. Een Amsterdamse vrouw gaat samen met haar dochtertje samenwonen met de vriendelijke Paul aan de rand van de Veluwe. De laatste neemt een deel van de zorg voor het meisje over en leest haar voor uit zijn favoriete prentenboek. Het einde wordt goed aangekondigd en als het komt is het heel beangstigend. Misschien thematisch wat overeenkomend met de film The babadook? Maar volgens mij heeft Jansen wel iets origineels gedaan met dit onderwerp. Jansens’ Het genesis ei wekte wat minder bevreemding bij me op – een steampunkverhaal in een alternatief Nederland met Victoriaanse waarden maar verder gevorderde technologie, over een vrouw die een manier zoekt om nieuw leven te scheppen. Haar creatie is echter niet beheersbaar. Ik vond het heel interessant, maar het was misschien meer SF dan Lovecraftiaans.

Bergen

Ook voor mij op de grens was het verhaal van Peter Kaptein, dat zich afspeelt tijdens de tachtigjarige oorlog. Een demonische macht heeft zich gevestigd in Leiden en loert op de zielen van mensen. Het verhaal was goed geschreven, en spannend, maar ik had niet het gevoel dat de beste bovennatuurlijke horror oproept – hoe eng de antagonist ook was. Wel een goed spookverhaal. Dat geldt tevens voor Meester van het Goud van Roderick Leeuwenhart. Man, wat kan die schrijven! Een Leidse hoogleraar wil een piraat inschakelen om een slag te slaan, maar dat gaat niet helemaal zoals hij beoogde. De sfeer in het verhaal is geweldig en het slot zet alles wat gebeurde in een ander daglicht – heel goed gedaan. Maar het monster (dat lekker gruwelijk is, dat zeker!) heeft een behoorlijk Aardse motivatie. Tais Teng speelt in de Lovecraftwereld met duidelijk plezier – zijn verhaal is een genot om te lezen, met talloze verwijzingen naar de ‘Mythos’. Het loopt zelfs best goed af! Wat ik leuk vond was dat de verhalen van Anaid Haen en Django Mathijsen in elkaar overliepen. Anaid is een ster in realistische dialogen en de beschrijving van een relatie tussen geliefden. Django weet een hele alternatieve wetenschap te creëren en spannende situaties als een van de beoefenaars van dit vakgebied in actie moet komen. Maar het is in mijn optiek duidelijk dat beiden SF-auteurs zijn, want de oude goden zijn gereduceerd tot tentakelmonsters (zo kwam het op mij over). Wel goed apocalyptisch overigens, en de mensen zijn misschien de grootste monsters. Adriaan van Garde is ook niet de minste. Zijn verhaal van een schoolreünie in een jachthut is prachtig geschreven en sfeervol – ik kon me de locatie levendig voorstellen. Spannend was het zeker. Maar de spanning kwam voor mij meer uit de dynamiek tussen de mensen dan van het bovennatuurlijke element. Het verhaal van Boukje Balder was ook goed. Sfeervol, over iemand die een rol moet spelen in een nogal nare ceremonie. Ik genoot van de beelden en hoe het hoofdkarakter terug vocht. Ook wat hij aan het eind zichzelf moet aandoen is best gruwelijk. Veel bloed in dit verhaal en ingewanden. Jaap Boekestein heeft zich ten doel gesteld een literair karakter, Eline Vere, te verbinden met de Cthulhu-mythos. Met een dosis seks erbij, een dame met een wat reptielachtig uiterlijk en een apocalyptisch einde. Ik genoot ervan, maar dit was een verhaal waarbij ik de knipoog van de auteur duidelijk zag. Boekestein houdt volgens mij teveel van het leven om echt de sfeer van Lovecraft te kunnen evenaren. Voor mij het tegenovergestelde is Mark Ruyffelaert – ik ben gewoon geen fan van hem. Ik vind zijn verhalen niet spannend – er zit zelfs nauwelijks verhaal in. Ze wekken alleen walging op. Daar moet je van houden. Ik vergeet misschien nog een paar korte verhalen, maar laat het duidelijk zijn: liefhebbers van het horrorgenre, kosmische SF en tentakels (ja, die komen veel voor) moeten deze bundel lezen. Stuk voor stuk zijn de verhalen in elk geval boeiend en ik heb er veel plezier van gehad (als dat het goede woord is). Nu snel een bloederig offer brengen om de toorn van de oude goden te proberen af te wenden…

Eerder verschenen op Hebban