"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Op aarde schitteren we even

Vrijdag, 13 september, 2019

Geschreven door: Ocean Vuong
Artikel door: Marnix Verplancke

Grandioos verwoord portret van zoekende, twijfelende jongeman

[Recensie] Wat betekent het om een Vietnamese immigrant in Amerika te zijn? En homo bovendien? Ocean Vuong schreef er een ontstellend knappe debuutroman over, “Een puinhoop” en “een diepe val” zoals hij zelf schrijft, maar wel een immens mooie.

Iedere lente vertrekken vanuit de bergen in Centraal-Mexico miljoenen monarchvlinders in noordelijke richting. Na een paar weken leggen ze eitjes en sterven ze, waarna een tweede generatie de reis verderzet. Wanneer ze tegen de zomer hun uiteindelijke bestemming bereikt hebben, het noorden van de V.S. en het zuiden van Canada, heeft dat proces zich nog een paar keer herhaald en zitten ze aan de vierde generatie. Deze legt echter geen eitjes meer, maar vreet zich helemaal vol, tot de herfst zich aandient en ze in een keer 8000 kilometer terug naar Centraal-Mexico vliegt. Geen van die vlinders heeft het overwinteringsgebied ooit gezien, en toch vliegen ze er allemaal blindelings naartoe.

In Op aarde schitteren we even maakt de Vietnamees-Amerikaanse schrijver Ocean Vuong een gelijkaardige beweging. In 1990 ontdekten de Vietnamese autoriteiten dat Vuongs moeder het kind was van een Amerikaanse soldaat. Samen met haar moeder en haar twee jaar oude zoontje werd ze het land uitgezet en vond ze opvang in een Filippijns vluchtelingenkamp, waarna de Amerikaanse autoriteiten haar toestemming gaven om te immigreren. Ocean herinnert zich niets meer van zijn Vietnamese peutertijd, maar in zijn debuutroman probeert hij er wel op intellectuele wijze mee in contact te komen. In hoeverre maakt zijn Vietnamese afkomst hem een andere Amerikaan, vraagt hij zich af, en in hoeverre bepaalt het geweld waar zijn moeder en grootmoeder mee te maken hebben gehad ook zijn eigen identiteit?

Op aarde schitteren we even is dus autobiografie en roman tegelijkertijd, misschien geen voor de hand liggende combinatie, maar een waar Vuong zelf geen graten in ziet, zoals hij onlangs uitlegde in de Britse krant The Guardian. “Homerus schreef over gebeurtenissen die vier eeuwen eerder plaatsvonden,” zegt hij, “Door gebruik te maken van zijn verbeelding schreef hij geschiedenis.” Hij wil iets gelijkaardigs doen. Net zoals Viet Thangh Nguyen in zijn met de Pulitzer bekroonde De sympathisant wil Vuong de Amerikaanse kijk op de recente Vietnamese geschiedenis bijstellen. Eens de Amerikaanse mannen weg, bleven de Vietnamese vrouwen immers achter, wat Vuongs oma Lan ertoe verplichtte haar drie half-Amerikaanse kinderen in verschillende weeshuizen achter te laten. Als ze thuisgebleven waren, had wellicht geen van hun vieren het overleefd.

Boekenkrant

Het kinderbestaan is hard voor Hondje, zoals oma Lan haar kleinzoon, en de verteller van de roman, heeft gedoopt omdat ze gelooft dat wanneer je iemand naar iets waardeloos vernoemt het door de kwade geesten met rust gelaten worden. In de bus naar school wordt hij met het hoofd tegen het raam gekwakt met de vraag of hij soms geen Engels kan. En wanneer hij het ’s avonds aan zijn moeder vertelt, krijgt hij er nog een oorvijg bovenop. “Je moet je Engels gebruiken,” bezweert ze hem. Vuong is er enerzijds wel een gevierd dichter door geworden die met de bundel Night Sky with Exit Wounds zwaar in de prijzen is gevallen, maar anderzijds is hij daardoor ook de band met zijn moedertaal verloren. Die staat op het niveau van een tienjarige, schrijft hij, een niveau waar dat van zijn moeder trouwens maar net bovenuit steekt. Door de oorlog is haar scholing immers afgebroken. “Wij spreken slechts gedeeltelijk in het Vietnamees,” schrijft Vuong, “en volledig in het oorlogs.”

Geweld speelt immers een grote rol in de zoektocht naar Vuongs – en Hondjes – identiteit die deze debuutroman in feite is. Er is het geweld dat oma tijdens en na de oorlog onderging in Saigon, waar ze de prostitutie in gedreven werd en zo uiteindelijk ook Paul leerde kennen, de soldaat die met haar zou trouwen om nadien terug naar huis te vertrekken. En er is het geweld van zijn moeder Rose, die, wanneer ze nog niet lang in de V.S. is verrot geslagen wordt door haar man, waarna deze achter de tralies verdwijnt en zij zelf voor Hondje moet gaan werken, in een manicuresalon – ook bij ons een snel groeiende sector waar uitbuiting en verdoken slavernij schering in inslag zijn.

In een paar van de knapste en schrijnendste pagina’s uit het boek beschrijft Vuong wat het betekent om daar te werken, hoe je hele dagen opgesloten zit in een kleine ruimte vol chemicaliën die je astma bezorgen en van je handen beblaarde en geschubde vissen maken. Ik blijf hier niet lang, maak je je sterk, binnenkort heb ik een echte baan, met een echt salaris en een ziekteverzekering. Maar dat gebeurt natuurlijk nooit en na een paar jaar leg je je erbij neer, dat dit je Amerikaanse identiteit is, met of zonder staatsburgerschap, pijn lijdend, giftig en onderbetaald. Wanneer een vrouw met een kunstbeen aan Rose vraagt of ze ook haar stomp wil masseren, omdat ze nog steeds gevoel heeft in de afgezette voet, begrijp je als lezer dat ook zij, en Lan en Hondje fantoompijn voelen.

Geweld is er ook in het leven van Hondje zelf. Op zijn zesde krijgt hij zijn eerste fiets, een roze met witte franjes aan de handvaten, de goedkoopste die Rose kon vinden, maar hij is er dolgelukkig mee. Nog diezelfde dag wordt hij er door een stelletje bullebakken van gegooid, waarna ze de roze verf van het kader schrapen en Rose ’s avonds de kale plekken weer inkleurt met nagellak. Het is maar een van de vele gevallen van pestgedrag en onverdoken geweld dat Hondje uitlokt, omdat hii niet alleen een immigrant is, maar ook nog eens homo, een dubbel verraad dus van de Amerikaanse identiteit. Al zitten zijn moeder en grootmoeder er minder mee. Homofilie is immers een uitvinding van de Franse kolonisator. Traditioneel zag de Vietnamees seksualiteit dynamisch en fluïde. Meer zelfs, mensen met een niet-eenduidige seksualiteit werden magische eigenschappen toegeschreven, zij zouden bijzonder inzichten hebben. Afwijzen doen ze Hondje dus niet, al is Rose nu ook weer niet in de wolken wanneer hij uit de kast komt en voelt hij zich genoodzaakt die “FAG4LIFE” die iemand met rode verf op hun voordeur heeft geschilderd uit de leggen als een kerstwens. Rose kan immers niet lezen.

Op zijn veertiende doet Hondje zijn eerste vakantiejob, als tabaksplukker. Hij loopt in het oog van Trevor, de kleinzoon van de baas, en de aantrekkingskracht is wederzijds. Samen beleven ze hun gelukkigste en ook hun pijnlijkste momenten. Zij groeien immers op in Hartford, Connecticut, een industriestadjes op zijn retour waar verval, vandalisme en overdosissen dagelijkse kost zijn. Hele lijsten somt Hondje op, van vrienden die de dood vonden door opioïden, waaronder Trevor, die op zijn 22e sterft aan een overdosis met fentanyl versneden heroïne.

Pijn en geweld, Op aarde schitteren we even brengt tientallen variaties op dit thema.

“Geweld was toen al gewoon voor me, het was uiteindelijk datgene wat ik van de liefde had leren kennen,”

bekent Hondje wanneer hij het over zijn eerste seks met Trevor heeft,

“Beuk. Me. Kapot. Het gaf me een goed gevoel te benoemen wat me mijn hele leven al overkwam. Eindelijk werd ik uit vrije wil toegetakeld. In Trevors greep had ik inspraak in hoe ik gemold zou worden.”

Op aarde schitteren we even schetst een grandioos verwoord portret van een zoekende en immer aan zichzelf twijfelende jongeman. Wie ben ik? Met die vraag worstelt hij het hele boek lang, tot Trevor “Je bent goed,’ zegt, “Heb je’t gehoord Hondje. Je bent goed. ik meen het. Je bent goed.” en hij niet kan geloven dat het zo eenvoudig is.

Maar Op aarde schitteren we even is ook een hard boek, een brief gericht aan zijn analfabete moeder. Dat zij hem nooit zal kunnen lezen, maakt dat hij voluit mag gaan en dingen kan schrijven die hij anders wellicht zou verzwijgen.

“Je vroeg me hoe het is om schrijver te zijn en ik schotel je een puinhoop voor, ik weet het,” schrijft Vuong, “Maar het is ook een puinhoop, ma – dit is geen hoge vlucht van de verbeelding. Het is een diepe val.”

Maar wel een immens mooie.

Eerder verschenen op DeMorgen