"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Shuggie Bain

Vrijdag, 25 maart, 2022

Geschreven door: Douglas Stuart
Artikel door: Philipp van Ekeren

Onvoorwaardelijke liefde

[Recensie] Ik zag er eigenlijk tegenop om mij weer door zo’n gruwelijk jeugdbeschrijving te moeten ploegen. Na Shuggie Bain had prijsgegeven werd mijn nieuwsgierigheid getemperd. Maar uiteindelijk moet ik concluderen dat in dit geval mijn vrees onterecht is gebleken. De reden dat dit verhaal mij wel aanspreekt is dat in dit boek de onvoorwaardelijke liefde voelbaar blijft in alle ellende. De liefde van de hoofdpersoon voor zijn moeder tot het bittere einde, zonder klef of melodramatisch te worden. Hoe heftig dit boek ook is, deze warmte maakt het dragelijk om te lezen, vertedert en is invoelbaar. En, zoals de internationale pers al heeft verkondigd, is het op een schitterende manier geschreven. Deze warmte ontbreekt echter voor mij bij de bovenstaande Nederlandse debuten.

Het verhaal is simpel. Het beschrijft nauwgezet het leven van Agnes, een alcoholische moeder van drie kinderen in een achterstandswijk in Glasgow. Een tijdsbeeld van bittere armoede tijdens de regeringsperiode van Margaret Thatcher waar de economie instort en de werkeloosheid toeneemt tot drie miljoen Britten. Mede door sluitingen van de kolenmijnen. Shuggie, het jongste kind en oogappel van zijn moeder staat centraal en is van jongst af aan duidelijk anders dan andere jongens. Meisjesachtig. De reactie van de (buurt)kinderen en volwassenen op zijn ‘anders zijn’ is ijzingwekkend tot wreed aan toe. Zijn opa, oma, vader, zuster en broer haken, naarmate het verhaal vordert, af door de alcoholverslaving van Agnes. De blinde moederliefde en trouw van Shuggie is aboluut.

“’Nee hoor,’ zei Shuggie trots. ‘Mijn moeder heeft nog geen dag in haar leven gewerkt. Daar is ze veel te mooi voor.’”

De kracht waarmee Shuggie zich staande weet te houden en het overleeft maakt een diepe indruk. Daar begint en eindigt het verhaal dan ook mee in 1992. Dat zijn leven is begonnen na de dood van zijn moeder met een baantje en een eigen kamer. Met dit begin weet de lezer dat het uiteindelijk redelijk goed zal komen met deze arme jongen. Daartussen spelen de hoofdstukken zich af in 1982, 1983 en 1989.

Boekenkrant

De stijl van Douglas Stuart is beeldend. Je ziet het allemaal voor je. Zoals het wekelijkse kaartavondje waarbij alle vrouwen zich steevast een dilerium drinken om vervolgens hun mannen thuis te bespringen.

“Ze zouden zich tot op hun kapotte panty uitkleden en hun zwiepende borsen bevrijden.
Niets dan dronken opengesperde monden, warme tongen en zwaar, log vlees. Puur vrijdagavondgeluk.”

Maar ook zitten er hele leuke scenes in zoals het moment dat de familie noodgedwongen naar een aftandse mijnwerkersbuurt moeten verhuizen. Shuggie die toch al vroegwijs is en bij aankomst in het bijzijn van de hele buurt tegen zijn moeder zegt:

Of als Agnes een tijdlang van de drank is en een relatie heeft met Eugene. De broer van haar abjecte overbuurvrouw met de volgende reactie:

“’Rot toch op! Ik kreeg zowat ’n hartverzakking toen onze Eugene doodleuk kwam vertellen dat-ie ’t had aangelegd met die hoer in d’r paarse jas! En m’n arme ma zich daarboven in de hemel maar zitten verbijten as ze jullie hier beneeën zag krikken.’
Agnes schudde haar hoofd. ‘Dan had ze wel een heel sterke verrekijker.’”

Uiteindelijk moet ook Shuggie erkennen dat zijn moeder niet meer te redden is. Zijn oudere zus Catherine is zo snel mogelijk gevlucht in een huwelijk en geëmmigreerd naar Zuid-Afrika. Zijn broer Leek blijft zo lang mogelijk thuis tot het ook voor hem niet meer te harden is. Shuggie blijft eenzaam en alleen achter met zijn moeder tot het bittere einde.

Pas op het eind van het verhaal sluit Shuggie vriendschap met Leanne, een deelgenoot wiens moeder ook alcoholiste is. Dat schept een band. Hij herkent namelijk de aftakeling van een alcoholistische moeder als geen ander. Dus ook Leanne’s trouw, zorg en liefde.

Shuggie Bain is een mooi geschreven autobiografie van Stuart. En het brengt alle misère van een verslaving naar boven vanuit een kinderperspectief. En vooral de machteloosheid, de verwaarlozing en het leed van kinderen. Maar heeft dit indrukwekkende overlevingsverhaal van een jongen uit Glasgow eind vorige eeuw genoeg terecht de Booker Prize gekregen? Dezelfde vraag stelde ik mij trouwens ook bij De avond is ongemak van Rijneveld. We hebben het toch hier over een van de grootste literaire prijzen?

“Het debuut dat leest als een meesterwerk” schreef de Washington Post staat er prominent op de omslag van het boek. Maar ís het een meesterwerk? “Een verhaal zo uniek dat er niet aan te ontkomen valt” schrijft The New York Times. Zonder meer fantastisch geschreven maar ik vind het onderwerp niet echt onderscheidend en uniek. Daarbij denk ik aan bijvoorbeeld Dorsvloer vol confetti van Franca Treur uit 2009.

Het is in ieder geval een boek dat ik niet snel zal vergeten. Het heeft indruk gemaakt. Het heeft mij beroerd. En dat criterium maakt het voor mij een goed boek.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: