"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Sterrenschot

Woensdag, 12 april, 2006

Geschreven door: Joyce Roodnat
Artikel door: Joop Daggers

Pas na afloop smaakt Sterrenschot naar meer

Angmagssalik komt zelfs bij de doorgewinterde wereldreiziger niet voor op het lijstje van nog te bezoeken reisbestemmingen. In het gehuchtje in Groenland woont een handjevol verdwaalde Denen in een ongelijke semi-saamhorigheid met een groep eskimo’s. Er is geen VVV, geen hotel of restaurant, en de eerstvolgende boot naar het vasteland laat maanden op zich wachten. Maanden waarin het daglicht zich bovendien niet laat zien. Een temperatuur van rond het vriespunt is een gedroomde luxe die vaak zelfs binnenshuis slechts ternauwernood haalbaar is. En toch: wie na 319 pagina’s Sterrenschot, de tweede roman van Joyce Roodnat, dichtslaat, heeft het gevoel zélf terug te keren van een reis naar deze bevroren uithoek van de wereld. En denkt daar, met een zeker gevoel van weemoed en nostalgie, nog dagenlang aan terug.

Joyce Roodnat is journalist voor NRC Handelsblad en maakte vooral faam als filmcriticus. In 2002 debuteerde ze met ‘t Is zo weer nacht. Die roman, over een mislukte muzikant in het begin van de twintigste eeuw, leverde haar onder meer de Debutantenprijs op. Critici toonden zich verdeeld; waar sommigen lovend waren over de intrigerende personages, kreeg de hoofdpersoon elders het predikaat ‘weinig geslaagd’ opgeplakt. Dat laatste geldt helaas ook voor vrijwel alle karakters in Sterrenschot: zij komen nauwelijks tot leven, blijven karikaturen van zichzelf.

Dat is extra jammer gezien de originaliteit van zowel de plaats van handeling als de verhaallijn van dit boek. En de titel. Wie niet biologisch is onderlegd zal misschien niet direct op de gedachte komen dat sterrenschot de term is voor de opgezwollen eierstokken van kikkers, die onverteerbaar zijn en daarom door roofvogels worden uitgekotst. Maar de gelukkige die wel eens een live-uitvoering van het noorderlicht heeft mogen aanschouwen, ziet in ‘sterrenschot’ een alleraardigst alternatief voor de prachtige natuurlijke lasershow.

Het noorderlicht maakt het verblijf van drie oer-Hollandse jongens in de desolate Groenlandse wildernis zinvol en enigszins dragelijk. Ze brengen er in het interbellum van de vorige eeuw een jaar door in verband met wetenschappelijk onderzoek in opdracht van een wat mysterieuze commissie. Voor hoofdpersoon Jaap, gepromoveerd natuurkundige, die door de zelfmoord van zijn vader tot gezinshoofd is gebombardeerd, vormt het een uitgelezen kans om zijn saaie leven te ontvluchten en zijn academische ambities na te jagen. Met de stugge noorderling Tjeerd raakt hij, als het eerste ijs gebroken is, bevriend. De arrogante zelfbenoemde missieleider Dré lijkt echter in een ander spectrum rond te hangen. Hij stelt zichzelf huizenhoog boven zijn collega’s, en doet geen enkele poging zich tot de gebruiken van de lokale bevolking te ‘verlagen’. ‘Wij hebben iets hoog te houden vent. Onze maatstaven, ons fatsoen, onze beschaving. Noblesse oblige.’ Jaap aardt het beste van allemaal en besluit zelfs zijn verblijf met een jaar te verlengen. Dat is niet zonder reden; hij voelt zich thuis bij de inboorlingen en gaat tot onbegrip én afgrijzen van alle niet-eskimo’s een serieuze relatie aan met huishoudster Keeti.

Hereditas Nexus

Stilistisch is Sterrenschot is geen genot. De meestal stomvervelende opsommingen die rechtstreeks zijn overgenomen uit Jaaps notitieboekje zijn hinderlijke en onnodige onderbrekingen van de verhaallijn. Maar ook zonder die intermezzo’s is de beschrijving afstandelijk. Sommige auteurs zijn in staat hun lezers de stuipen op het lijf te jagen, het zweet in de handen te schrijven, of in tranen te laten uitbarsten. Joyce Roodnat slaagt er weliswaar in haar publiek mee te nemen naar Groenland, maar nimmer krijgt haar lezer het echt koud. En dat terwijl de ontberingen die de Nederlanders voor de kiezen krijgen het voorstellingsvermogen van de meeste lezers te boven gaan.

Misschien is dat juist het probleem: alsof de intense vrieskou en het onvoorstelbare afzien de zintuigen zó verlammen dat ze niets meer opnemen. Zoals uit bevroren voeten ook al het gevoel verdwenen is. ‘Hun ogen woeien dicht en hun monden vol sneeuw. Met verkleumde vingers tastend langs de gebeitste planken van het Kasteel vonden ze de weg. Kijken ging alleen in de beschutting van een hand of arm en het leverde weinig op, want er heerste inmiddels een betongrijze duisternis van wolken vol woedende verijsde sneeuwvlokken.’

Een korte passage met daarin een tiental verwijzingen naar duisternis en kou, maar wie het koud heeft of geen licht meer ziet, mag nu zijn vinger opsteken. Illustratief voor het probleem van Sterrenschot: alle ingrediënten voor een voortreffelijk maal zijn ruimschoots aanwezig, maar het hoofdgerecht is en blijft middelmatig. Niet slecht, zeker niet, daarvoor is de nasmaak te lekker. You don’t know what you got till it’s gone, beter laat dit boek zich niet omschrijven.

Als lofzang op het noorderlicht komt Sterrenschot niet uit de verf. Voor een geslaagde avonturenroman in de helse kou van een onontgonnen stukje aarde is de kille afstandelijkheid van het taalgebruik funest. Als psychologische ontwikkelingsroman draait het boek zich vast in de vlakheid van de personages. Maar wie een onvergetelijke reis wil maken naar een unieke bestemming, zonder maandenlang op een boot te hoeven wachten en zonder het ijs- en ijskoud te krijgen, is bij Joyce Roodnat aan het juiste adres.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Sterrenschot