"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Theoterrorism v. Freedom of Speech: From Incident to Precedent

Zondag, 7 april, 2019

Geschreven door: Paul Cliteur
Artikel door: Karl van Heijster

Carrell, Rushdie, Westergaard en Charlie

[Recensie] Stel, u bekleedt een hoog regeringsambt in liberale democratie. En stel, een buitenlandse dictator velt de doodstraf over één van uw burgers. Niet omdat deze een misdaad heeft begaan op het grondgebied van de dictator. Nee, de burger in kwestie heeft daar zelfs nooit een voet aan de grond gezet, en heeft in uw land geen enkele wet gebroken. Sterker nog, het enige waar hij schuldig aan is – en nota bene, dit is letterlijk waar hij zijn doodvonnis aan te danken heeft -, is gebruik maken van één van zijn fundamentele rechten, namelijk zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Wat doet u? Komt u de dictator tegemoet? In hoeverre? En waarom?

Dit waren precies de vragen die Britse regeringsambtenaren zichzelf moesten stellen toen ayatollah Khomeini in 1989 een fatwa uitsprak over schrijver Salman Rushdie. Maar de Britten waren niet de enige zichzelf uit deze netelige situatie dienden te redden. Twee jaar daarvoor haalde showmaster Rudi Carrell zich de woede van de dictator op de hals toen deze het waagde Khomeini op te voeren in een (behoorlijk onschuldige) sketch in Rudi’s Tagesshow. Carrell bood gauw zijn excuses aan en wist daarmee een doodvonnis af te wenden. De schrik zat er echter goed in. Toen de VARA de sketch acht dagen later uit wilde zenden in de actualiteitenrubriek Achter het nieuws, belde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek live op televisie in met het verzoek de sketch toch vooral niet te vertonen. De Nederlandse regering kwam de dictator tegemoet.

Het precedent was daarmee geschapen, betoogt filosoof Paul Cliteur in Theoterrorism v. Freedom of Speech. In de decennia die volgden zouden er meer voorvallen zijn waarin religieus geïnspireerde terroristen met (de dreiging van) geweld bepaalde zaken buiten het vrije debat poogden te plaatsen. Denk bijvoorbeeld aan de moord op Theo van Gogh (2004), de Deense cartooncrisis (2005) en de aanslag op het kantoor van Charlie Hebdo (2015). Cliteur geeft uitgebreide analyses van deze gebeurtenissen. Zijn bespreking houdt telkens het midden tussen een historisch overzicht van gebeurtenissen en een scherpe – soms zelfs humoristische – ontleding van de manier waarop er op de terroristen werd gereageerd. Die vermenging verlevendigt zijn betoog, maar maakt het moeilijker om te analyseren.

Dat beleidsmakers en (een deel van de) Westerse opiniemakers merkwaardig op de situaties reageerden, staat echter buiten kijf. Cliteur trekt veel tijd uit om de reacties van filosofen Charles Taylor en Michael Dummett op de Rushdie-affaire te bespreken. Beiden pleiten voor dialoog en begrip – niet voor Rushdie, maar voor de ‘gegriefde’ dictator en de door hem gelegitimeerde terroristen die Rushdies boek naar alle waarschijnlijkheid niet eens hebben gelezen. Wat beide filosofen proberen te verkopen als respect jegens moslims, is in werkelijkheid het tolereren van geweld door een radicale moslimminderheid. Volgens Cliteur lokt dit verzoeningsbeleid juist verdere terroristische acties uit, en ondermijnt het daarmee de vrijheid van meningsuiting.

Boekenkrant

Erg origineel of spannend is dat standpunt niet, maar daarom is het niet minder belangrijk. Door de verschillende aanvallen op de vrijheid van meningsuiting in samenhang te bespreken, toont Cliteur overtuigend dat verslapping geen optie is als het om de verdediging van die vrijheid gaat.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub Van Alles

Boeken van deze Auteur:

Cultuurmarxisme

Theoterrorism v. Freedom of Speech: From Incident to Precedent

De moord