"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Van God spreken

Zondag, 16 februari, 2020

Geschreven door: Job van Schaik, Wouter Slob
Artikel door: Daniël Zevenhuizen

Komt een journalist bij de dominee

Oud-studiegenoten Wouter Slob en Job van Schaik gaan met elkaar in gesprek over God en geloof. De journalist dwingt de dominee tot heldere uitspraken.

[Recensie] Onder geestelijk leiding van dominee Wouter Slob durft journalist Job van Schaik zich langzaamaan weer ‘christen’ te noemen. In een boeiend vraag-antwoordgesprek komen de twee oud-studiegenoten elkaar na vele jaren weer tegen. Resultaat: het boek Van God spreken. Na hun eerste ontmoeting in de collegebanken van Rijksuniversiteit Groningen, waar zij beiden cursussen filosofie volgden, waren de heren elk hun eigen pad gegaan, de een om journalist te worden, de ander predikant.

Gedurende de gescheiden jaren ontwikkelde Slob, als predikant te Zuidlaren en bijzonder hoogleraar Protestantse Kerk, Theologie en Cultuur aan de Groningse universiteit (inmiddels met emeritaat), denkbeelden die de interesse van journalist Van Schaik prikkelden. De laatste was immers steeds op zoek gebleven naar de ‘diepere laag’ die hij – en velen met hem – in de religie had vermoed. Afgeschrikt door de starheid van de institutionele godsdienst van zijn jeugd was hij echter het spoor van zijn spiritualiteit bijster geraakt.

In zijn jongere jaren kerkte Van Schaik bij de Vergadering van Gelovigen, een genootschap zonder vaste voorganger. Hij heugt zich de nadruk binnen ‘de Vergadering’ op “het verzoenende bloed dat onze Heer Jezus Christus aan het kruis vergoten heeft voor onze zonden.” De onkritische aanname van de onfeilbaarheid van ‘het Woord Gods’ en de afstand van de preek tot de belevingswereld van een jongeman, die zich liever opwindt over voetbalfinales, politiek, wetenschap en literatuur, dreven Van Schaik weg van het geloof.

Boekenkrant

In het boek zet predikant Slob zijn onorthodoxe visies op God en geloof, zonde en genade, en nog vele andere theologisch relevante thema’s uiteen. Daarbij betreurt hij het feit dat er zo weinig meer over religie gesproken wordt “want daar komt toch maar ruzie van”, hoort hij anderen nog zeggen. Maar zo hóéft het niet te gaan, meent Slob. De gesprekstermen moeten gewoon worden aangepast. Zo spreken we niet óver, maar ván God: we bakenen ‘God’ niet af als een ding dat we zomaar kunnen bevatten, zoals een tafel of bankstel, maar we brengen ‘Hem’ in bij het gesprek om te zien waar dat ons leidt. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot een andere opvatting van de almacht die aan God wordt toegeschreven. Die uit zich niet als ‘overmacht’, maar als ‘afzien van macht’: “Juist door het afzien van macht ontneem je het kwaad zijn kracht.” Christus klom niet van het kruis om wraak te nemen op de Romeinen, maar onderging zijn lot om de dood te overwinnen.

Ondanks de abstracte materie die Slob aan zijn oud-medestudent (en indirect aan de lezer) voorlegt, dwingt Van Schaik hem steeds tot verheldering. Alle middelen zijn aangegrepen om het boek toegankelijk te maken óndanks de moeilijkheidsgraad. Als Van Schaik zijn gesprekspartner soms wat makkelijk met grootspraak laat wegkomen, dan kunnen we altijd nog terugvallen op toelichtingen in de kantlijn. Zo kan iedereen meeprofiteren van de inzichten die in Van God spreken worden opgeworpen.

Eerder verschenen in Volzin

Boeken van deze Auteur: