"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

VSV of Daden van onbaatzuchtigheid

Zaterdag, 1 september, 2012

Geschreven door: Leon de Winter
Artikel door: Annette Wierper

Ongeloofwaardig ratjetoe

Veel is inmiddels al gezegd en geschreven over VSV, Leon de Winters recente reality soap. Het boek kreeg  veel aandacht van de (literaire) kritiek, waarvan sommigen bepaald niet mals – ‘Mislukt hapsnapcollage met BN-ers’(Vrij Nederland) – maar het publiek gunt hem nu (week 34)al weken een hoge plek op de Bestseller 60-lijst van het CPNB. Waar komt die bestsellerpotentie vandaan?

Het gegeven mag inmiddels genoegzaam bekend verondersteld worden: Theo van Gogh, die tijdens zijn aardse leven het pesten en kwetsen tot kunst had verheven en die in 2004 door Mohamed B. op bestiale wijze naar de andere wereld werd geholpen, krijgt in het voorgeborchte de kans om op aarde nog iets goed te maken. Je vraagt je af waarom De Winter uitgerekend voor zijn grote kwelgeest  als hoofdpersoon heeft gekozen. Is het hem soms om een afrekening te doen? In interviews ontkent  De Winter dat stellig en eigenlijk is het ook niet zo belangrijk: Van Gogh is dood en De Winter heeft hierin dus sowieso het laatste woord.

Velen zullen zich ongetwijfeld nog wel de bestiale moord herinneren op klaarlichte dag midden in de drukke Linnaeusstraat op een druilerige novemberochtend. Het was een daad van ongekende wreedheid door een schaamteloze moordenaar. Maar voor hoeveel van zijn tijdgenoten zou de herinnering aan die etterbak Van Gogh nog onverminderd sterk zijn, hoe diep hun afkeer voor deze irritante, onvermoeibare pestkop, hoe groot hun walging voor deze uiterst onaantrekkelijk, kettingrokende, onappetijtelijke dikzak, hoe heimelijk hun stiekeme bewondering voor zijn lef?  Bovendien, het lijkt wel een buitengewoon grote daad van edelmoedigheid –om niet te zeggen van arrogantie – van De Winter om zijn grote kwelgeest de engelenstatus te gunnen. Veel doet dat pratende hoofd Van Gogh overigens niet tijdens zijn ‘opdracht’, behalve met zijn engelenvleugeltjes wat hulpeloos rondfladderen boven de hoofden van een stelletje doorgedraaide Marokkaanse gijzelnemers in die sjieke lagere school in Oud-Zuid.

Uit bovenstaand moge zoveel wel duidelijk worden dat veel in De Winters boek onduidelijk blijft. Want behalve Van Gogh en zijn kans op een ‘daad van onbaatzuchtigheid’, voert de Winter tal van hedendaagse en allerminst dode prominenten op, die wij kennen uit de krant en van de TV: zoals Bram Moszkowicz, Job Cohen en Piet Hein Donner, die hun zegje mogen doen vanuit hun eigen perspectief. En daar wordt het verhaal bepaald niet overzichtelijker van, temeer daar de Winter zich ruimhartig bedient van rammelend proza, dikke clichés en obligate, flinterdunne typeringen. Maar ach, om deze BN-ers draait VSV ook eigenlijk niet. Zij blijven slechts figuranten in een magere ‘romance’  tussen een drugsbaron Max Kohn –waarom nu ineens wel aliassen, waarom hier nu niet gewoon Klaas Bruinsma of Willem Holleeder opgevoerd? – en diens grote liefde Sonja Verstraete, jawel, met ae. Deze, uiteraard beeldschone en steenrijke arts zwerft met haar zoon Nathan over de aardkloot –Viareggio, Ibiza, Lissabon, Juan Les Pins, Santo Domingo –, sinds ze van Kohn is weggevlucht na de gewelddadige dood van haar vader, waarin zij de hand van Kohn vermoedt. Zij vindt uiteindelijk betrekkelijke rust in Amsterdam bij  – u raadt het al – de schrijver Leon de Winter. Veel meer dan door de stad naar elkaar toe fietsen en wezenloos met elkaar kletsen doen al deze personages niet. En dat terwijl de Stopera door een bomaanslag in brand staat, een eliteschooltje wordt gegijzeld en een vliegtuig wordt gekaapt. Binnen vierentwintig uur! O ja, ook Geert Wilders is natuurlijk nog even in het boek geschreven. En Ayaan Hirsi Ali, die zou ik bijna vergeten.

Goed, literatuur mag best een beetje ongeloofwaardig zijn, graag zelfs. Maar De Winter doet de ongeloofwaardigheid wel erg veel geweld aan door personages van vlees en bloed op te voeren, compleet met naam en toenaam, die voor het merendeel vooral zichzelf blijven zoals we ze kennen. Alleen aan het karakter van Job Cohen lijkt De Winter nog wat gesleuteld te hebben. Nog steeds in zijn hoedanigheid als burgemeester lijkt deze zich meer zorgen te maken om het lot van zijn hooggeleerde geliefde, professor Marijke Hogeweg – ‘gescheiden, moeder van drie kinderen, met het lijf van een strakke dertigjarige’- dan om de paniek onder zijn burgers. Is zij omgekomen bij de bomaanslag in de Stopera? Van de burgemeester die de boel bij elkaar houdt, is niet veel meer over dan een stamelende zeurpiet die de beslissingen aan Piet Hein Donner overlaat. Eigenlijk is hij als Minister van Binnenlandse Zaken de enige die steil overeind blijft in dit geweld, zoals hij stoïcijns de touwtjes in handen lijkt te hebben en te houden. Geknipt voor de Raad van State, zou ik zeggen.

De Winter slaagt er kortom niet in om het ongeloofwaardig ratjetoe aan mensen en gebeurtenissen tot een homogene massa te smeden. De in verschillende perspectieven en in de voltooid verleden tijd geschreven hoofdstukken doen uitermate gekunsteld aan. De beschreven gebeurtenissen kunnen nergens echte spanning oproepen, ook al vallen er een paar –anonieme –doden. Kortom, een bloedstollend ‘what-if’ effect gaat ten onder aan De Winters bekende neiging tot uitleggerigheid. Door de knullige ontknopingen –zeg maar gerust nachtkaarsjes – en de vele open eindjes die blijven bungelen mag VSV gewoon een slecht boek genoemd worden. Toch blijf je het lezen. Omdat het verhaal eigenlijk precies is zoals Sonja Verstraete –met ae – zichzelf zo treffend beschrijft:  als ‘de belevingswereld van een neurotisch meisje in een negentiende-eeuwse roman’. En daarvan wil je natuurlijk gewoon weten hoe het afloopt.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: