"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

What Stars Are Made Of

Maandag, 26 oktober, 2020

Geschreven door: Donovan Moore
Artikel door: Dorine Schenk

Cecilia Payne ondekte waar sterren uit bestaan

De gedrevenheid van de Cecilia Payne-Gaposchkin, de bijzondere tijd en de door mannen gedomineerde werkomgeving waarin ze zich ontwikkelde tot een toonaangevende astrofysicus worden levendig beschreven door Donovan Moore.

[Recensie] Cecilia Payne-Gaposchkin was de eerste vrouwelijke hoogleraar aan Harvard University en een van de eerste astrofysici. Het was niet makkelijk om daar te komen als vrouw in het begin van de twintigste eeuw.

Al tijdens haar promotie deed ze de belangrijke ontdekking dat sterren voornamelijk uit waterstof bestaan. Dit ging in tegen het destijds heersende gedachtegoed dat de elementaire samenstelling van de sterren en de aarde vergelijkbaar is.

Pas toen de astronoom Henry Norris Russell jaren later via een andere weg tot dezelfde conclusie kwam, kreeg de ontdekking erkenning, maar die viel vooral Russell ten deel. In 1962 – 37 jaar na haar publicatie – verklaarde astronoom Otto Struve haar promotie “het meest briljante proefschrift dat ooit in de astronomie geschreven is”. In 1976 ontving ze, als eerste vrouw, de American Astronomical Society prijs, voor haar hele onderzoeks-oeuvre. Russell was 30 jaar eerder de eerste die deze prijs ontving.

Boekenkrant

De biografie What Stars Are Made Of, The Life of Cecilia Payne-Gaposchkin, besteed veel aandacht aan Cecilia’s zoektocht naar kennis en haar plek in de onderzoekswereld. Haar vader overleed toen ze vier was en het gezin was niet rijk. Ze was al jong gegrepen door de wetenschap en wilde dolgraag onderzoeker worden. Dankzij verschillende studiebeurzen kon ze haar studie aan Cambridge University in Engeland bekostigen.

Moore bespreekt Cecilia’s tijd aan Cambrigde uitvoerig en bewandeld meer en minder interessante zijpaden, bijvoorbeeld over de geschiedenis van het beroemde Cavendish-laboratorium waar ze natuurkunde studeerde. Het was destijds bijzonder dat daar experimentele natuurkunde onderwezen werd en niet alleen theoretische vakken, met schoolbord en krijt. Het Cavendish-laboratorium bracht meer dan 25 Nobelprijswinnaars voort. Cecilia ontmoette daar grootheden in de natuurkunde, zoals Joseph John Thomson, Ernest Rutherford en Niels Bohr.

Door een college van de astronoom Arthur Eddington over zijn reis om tijdens een zonsverduistering Einsteins relativiteitstheorie te testen, raakte Cecilia gegrepen voor de sterrenkunde. Ze schreef erover: “Drie nachten heb ik niet geslapen; mijn wereld was zo opschud dat ik een soort zenuwinzinking ervoer.” Ze bezocht het observatorium van de universiteit en verschoof haar studiefocus van plantkunde, naar natuur- en sterrenkunde.

Omdat vrouwen geen diploma konden krijgen bij het Engelse Cambridge vertrok ze na haar studie naar de VS waar ze wederom een studiebeurs won en de directeur van het Harvard Observatorium overtuigde om haar te laten promoveren op sterrenspectra. Daarna bleef ze jarenlang aan Harvard werken, voor een te laag salaris.

De latere jaren, waarin ze hoogleraar werd en meer erkenning en prijzen ontving, worden relatief kort beschreven door Moore. Cecilia overleed op 79 jarige leeftijd aan longkanker. Ze stond bekend als kettingroker. Haar dochter schreef “ze stak de ene na de andere sigaret op. De as werd, afwezig, rondgestrooid en de asbak liep over.”

Eerder verschenen in TW